Een zomer met Manon Uphoff (8)
Het gezinsleven wordt, in ieder geval in de Nederlandse letteren – over de wereld daarbuiten weet ik niets – meestal gezien door puberogen. Het werk van Manon Uphoff is daar geen uitzondering op; als ze over haar gezin schrijft is dat het gezin waarin ze kind was, niet dat waarin ze moeder was (of is). Intuïtief valt dat gemakkelijk te begrijpen: voor het gezin waarin je toevallig bent geboren draag je geen verantwoordelijk – en dus kun je onbarmhartig observeren, kritiseren, de intiemste details onthullen. De puberteit: de tijd dat je alles ziet en niets jouw schuld is.
De bundel Hij zegt dat ik niet dansen kan (2000) van Uphoff staat vol met sleutelteksten tot haar oeuvre (nu ik kriskras door het werk heenga valt me trouwens op dat heel veel passages sleutelteksten zijn) en één van die teksten, ‘De poëzie van de kleine kwaal’, bespreekt het gezinsleven op een wijze die in meerdere opzichten origineel is. Bijvoorbeeld wordt de rol van pijntjes, ziektetjes en kwaaltjes in het functioneren van het gezin besproken. Zulke dingen bespreken mensen nauwelijks in andere kring intensief, en Uphoff vraagt op een interessante manier waarom het in een gezin zo belangrijk kan zijn:
Is dat omdat we met zoveel mensen, als haringen in een ton gepakt, een krap bovenhuis bewoonden en sinds het op straat verongelukte broertje maar mondjesmaat naar buiten kwamen? In ieder geval vormden we lange tijd een gesloten systeem, een minimaatschappij van dertien mensen, waarbinnen de hypochondrische aard niet opviel omdat die deel uitmaakte van een vorm van communiceren.
Trauma’s
Het is een motief dat je vaker tegenkomt in het werk van Uphoff: het gezin als een superlichaam, met de gezinsleden als ledematen, waarin de pijntjes van de een overgaan op de andere, al is het maar verbaal. Zoals ze in deze passage ook de dualiteit tussen lichaam en geest – een van de raadselen waar Uphoff nooit over uitgedacht raakt – overstijgt.
Onze lichamen werden tekens. Onder het wakend oog van mijn moeder leerden we onze kwalen lezen zoals militairen een gecodeerd bericht. De zilverachtige psoriasis van mijn jongste zusje was het gevolg van zenuwen en nervositeit. Als haar huid in contact kwam met de buitenwereld schrok hij zich een ongeluk en bladderde los. De oplossing was dicht bij moeder blijven, veel op bed liggen, voorzichtig zijn met opwinding en sterke concentratie (…)
Hernia’s
Zoals uit deze citaten blijkt is de toon van dit essay luchtig, maar er worden tegelijkertijd serieuze onderwerpen in aangeroerd. Een ironische opsomming van “gewone alledaagse gevaren van ons leven” eindigt met ‘Hernia’s en geestesziekten’. Jaren nadat ze dit schreef zou de schrijfster door een hernia lange tijd van het werken worden afgehouden – een hernia die ze in Vallen is als vliegen verbindt met het schrijven over de trauma’s uit haar jeugd, ‘onder het wakend oog van mijn moeder’.
Aan het eind van het essay beschrijft de schrijfster hoe de kinderen zelf ouders zijn geworden:
[We] kijken onze kinderen na als ze voor het eerst in het verkeer verdwijnen en strooien kruimels langs de paden waar ze lopen. We leggen ons oor op hun borst, verversen pleisters op hun knieën. Waarschuwen: nooit met blote nek een wandeling. Adviseren: na een snijwondje meteen ineen badje met soda. Niet onder een geopend raam gaan zitten. Altijd even controleren of je stoel er staat als je wilt gaan zitten.
De sprookjes van vroeger worden omgekeerd: niet Hans en Grietje strooien de kruimels, maar hun ouders. De hypochondrie is er nog steeds, maar ze is nu gericht op de lichamen van anderen – de kinderen.
Laat een reactie achter