Maurits en Johannes, de twee vrienden van Erik Poelman in de roman Augustus van Eric de Rooij, vertegenwoordigen allebei een heel andere kant van de hoofdpersoon. Dat blijkt ook uit hun favoriete muziek. Terwijl Erik met Maurits zijn liefde voor Italo-disco deelt en in Amsterdamse gay-discotheken danst op synthesizerpop (het is 1988), moet hij op de kamer van Johannes keer op keer luisteren naar dezelfde lp van Electric Light Orchestra.
Zo staat het er op p.15 van Augustus:
We zwegen met de mokken in onze hand, luisterend naar de laatste seconden van Don’t bring me down. Dat eeuwige ge-Electric Light Orchestra van hem.
Hoe spannend het eerste hoofdstuk van Augustus ook is, als taalkundige blijf je toch even hangen bij die laatste zin.
Dat eeuwige ge-
Het patroontje dat eeuwige X van hem is op zichzelf een mooie manier om uit te drukken dat iemand iets vaak doet en dat je dat irritant vindt. Als je op internet zoekt naar dat dat eeuwige X van hem vind je op de plek van X, naast hele werkwoorden, in de helft van de resultaten een zelfstandig naamwoord dat, net zoals ge-Electric Light Orchestra, met ge- begint, namelijk gezeur, gepruts, gedoe en gelul. Dat is natuurlijk niet toevallig. Zo’n ge-woord is blijkbaar heel geschikt om irritatie uit te drukken. Maar wat zijn dat dan voor woorden en hoe zit het met ge-Electric Light Orchestra, want in tegenstelling tot bijvoorbeeld gezeur en gelul staat dat niet – of misschien nog niet – in het woordenboek.
Met het voorvoegsel ge- kun je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord maken. Je neemt dan de stam van het werkwoord en plakt er simpelweg ge- voor. Dus de stam van het werkwoord zeuren is zeur en met ge ervoor levert dat gezeur op. Nu is zeuren van zichzelf redelijk irritant, maar je kunt het ook met dansen doen, zoals in dat gedans op die arme woonboten, een ander voorbeeld uit Augustus. In gedans is dat dansen ineens een stuk minder leuk; het doet het, net als de andere ge-nominaliseringen, ook goed in het patroontje hou eens op met dat ge-X!
Frequentie
Nominalisering met ge– is niet ongebruikelijk. Ik heb even geteld: In deze roman wordt het met 24 verschillende werkwoorden toegepast en slechts met 5 daarvan meer dan één keer: gedoe, getoeter, geschreeuw, getik en geroezemoes. Aan gedoe zie je duidelijk dat zo’n ge-woord typisch negatief is, want doen is van zichzelf nogal neutraal. Gedoe staat intussen zelf in het woordenboek. Dat laatste geldt ook voor geroezemoes; waarschijnlijk kennen meer mensen dit woord dan het werkwoord roezemoezen waarvan het is afgeleid.
De andere ge-nominaliseringen in Augustus worden dus allemaal één keer gebruikt: gesnuif, gestamel, geruis, geneurie, gejoel, gedans, geroep, geraas, gelazer, gestommel, geneuzel, gelach, geklungel, geschuifel, gehum, gezoem, gegrinnik, gefladder en geleuter. Het zijn opnieuw allemaal dingen die een tijdje duren of zich herhalen en relatief vaak irritant zijn. Interessant is trouwens dat het, in elk geval in deze roman, bijna altijd gaat om dingen die je kunt horen.
Een speciaal geval is gemaar, dat ook een keer in Augustus voorkomt. Maar is namelijk een voegwoord, niet de stam van een werkwoord. Weliswaar kan het ook wel eens als werkwoord worden gebruikt (zit niet te maren), maar het is niet meteen duidelijk of gemaar van dat werkwoord is afgeleid. Dat hoeft niet. Je hebt namelijk ook gejij, gejou, ge-euh en ge-als en die interpreteer je automatisch als ‘bij herhaling jij, jou, euh of als zeggen’. Je maakt er dus toch een werkwoord van. Net zoals je gemaar gebruikt voor iemand die tegenstribbelt of bezwaar maakt, dus steeds maar zegt.
Ge-ELO
Ge-Electric Light Orchestra is nog een tikkie gekker. ELO is de naam van een band, dus dat is al een zelfstandig naamwoord; dat hoef je er niet meer van te maken. Als je er ge- voor plakt krijg je ineens het idee dat er toch een activiteit ‘ELO-en’ bestaat die door Johannes vaak wordt uitgevoerd. Het is alleen niet per se zo dat Johannes iemand is die vaak ELO zegt; eerder zal hij die muziek vaak draaien. Maar we hebben dus te maken met een naam (ELO) die eerst een activiteit moet worden (‘ELO draaien’) om genominaliseerd te kunnen worden met ge-.
Dat veel van die ge-woorden ergernis uitdrukken, komt waarschijnlijk door de duur of herhaling die erin zit. Je ziet namelijk precies hetzelfde bij andere constructies met een duratieve betekenis, zoals zitten/lopen te (zeuren) of de ‘continuatieve’ infinitief met (en) maar (zeuren). Als je ervoor kiest om expliciet uit te drukken dat iemand een tijd lang of regelmatig hetzelfde doet, dan is dat blijkbaar vaak omdat het je irriteert. Maar dat hoeft niet. Als het onderwerp geen mens is, zoals bij het geruis van de zee of het gezoem van een bij, dan is dat al een stuk minder ergerniswekkend. Geneurie en gelach zijn in Augustus ook niet per se negatief. En met dat ge-ge van hem valt goed te leven.
Deze column las ik vrijdag 8 juli voor bij de presentatie van Augustus (Uitgeverij kleine Uil), de tweede roman van mijn partner Eric de Rooij.
Ad Foolen zegt
Naar aanleiding van ‘gemaar’ nog een keer het gedicht van Remco Campert.
Geen gemaar
Het grootste, het mooiste
is natuurlijk
dat je je een opvatting weet eigen te maken
een geloof, een wandelstok
een idee van alles en nog wat
een overtuiging godomme
principes, linealen
die op de schoorsteenmantel niet
kromtrekken, een vlag
die in de wind niet scheurt
niet nat wordt in de regen,
zekerheden, pensioen
rente en op de Bank van Engeland
een zak vol geld,
doorzicht en inzicht, kunst-
verlichting, vertrouwen
in de wijsheid op de grafsteen, hoop
op de veilige thuisvaart
je spiering een kabeljauw
en aan de haven huilend
moeder de vrouw
Natúúrlijk is dat
het grootste, het mooiste
en geen gemaar