Een zomer met Manon Uphoff (21)
Een hedendaagse journalistieke en politieke hobby: kloven in de samenleving opsporen en benoemen. Er worden de laatste tijd al grapjes over gemaakt, over al die kloofzucht, en vooral: die angst voor kloven. Wie kloven wil begrijpen – die tussen sociale klassen, tussen mensen met verschillende opleidingen, tussen mannen en vrouwen – kan daarvoor terecht in de literatuur, bijvoorbeeld in het werk van Manon Uphoff. Want die lopen daar dwars doorheen.
Het duidelijkst is dat misschien wel in het verhaal De vanger. Een vrouw erft een gigantisch huis, komt in een relatie met de man die in dat huis komt werken. Dat kan niet goed aflopen, en dat doet het dan ook niet: de baby die uit de relatie voortkomt, valt bijna letterlijk in de kloof tussen de twee. Het gaat kortom niet zozeer om het verhaal, maar om de manier waarop het wordt verteld. En dat heet Uphoff in dit geval op drie manieren gedaan: in een kort verhaal, een novelle, en in een scenario voor een tv-film die nog te zien is op Uitzending Gemist.
Beslissing
De vergelijking tussen het korte verhaal en de novelle is waarschijnlijk ook interessant, maar ik richt me nu op die tussen de novelle en het scenario. Op die manier kun je dus ook de kloof tussen het verhaal op papier en dat op het scherm bestuderen. De twee versies verschillen verschillen sterk genoeg van elkaar – niet in het verhaal maar precies in de genrekenmerken. De tv-film hangt bijvoorbeeld heel sterk op het visuele en bevat veel minder dialoog, het verhaal wordt in beeld verteld. In de novelle staat bijvoorbeeld:
Door het raam ziet hij de lege woonkamer. De tafel waarachter ze heeft gezeten, de spullen die ze er slordig op heeft achtergelaten.
In de film wordt een en ander meer aan de kijker overgelaten: dat de tafel van belang is omdat zij erachter heeft gezeten, dat de spullen door haar zijn ‘achtergelaten’ en wel op een ‘slordige’ manier. Dat de kijker precies die conclusies trekt uit het beeld is niet waarschijnlijk – misschien wordt haar aandacht wel net getrokken door iets anders dat nu eenmaal ook in beeld is. Je kijkt op tv altijd met je eigen ogen, en veel minder met die van een personage. (Ik ga er nu even vanuit dat de evaluatie ‘slordig’ er een is van de man in het verhaal.) Met iemand anders’ ogen kijken, of met je eigen – het is onmogelijk te zeggen dat het ene beter is dan het andere.
Nog zo’n verschil: de personages hebben geen namen en worden in de novelle voortdurend aangeduid met ‘de man’ of ‘de vrouw’. In de tv-film is die naamloosheid er minder nadrukkelijk, mensen zeggen nu eenmaal niet voortdurend elkaars naam. Een keer spreekt de man de vrouw aan en zegt dan ‘meisje’ in plaats van ‘Vera’ (of wat dan ook). Maar dan nog voelt dat niet als een beslissing.
Bijna de hele dag
De focus verspringt in de novelle sowieso de hele tijd tussen de man en de vrouw en een verteller. Binnen het bestek van ongeveer een bladzijde worden bijvoorbeeld de volgende mededelingen gedaan:
De man kijkt naar de handen van de vrouw, naar de korte, afgekloven nagels waar de vingertoppen als de kussentjes onder aan een kattenpoot overheen groeien. (…)
Het is duidelijk dat ze bijna de hele dag in bed zijn gebleven. (…)
Ze hield er erg van te horen hoe hij bezig was, de geluiden van de verschillende werkzaamheden. (…)
In het eerste fragmentje kijkt de man naar de vrouw, in het laatste luistert de vrouw naar de man, maar in het midden trekt iemand anders (de verteller) een conclusie uit wat er te zien is: die man en die vrouw weten natuurlijk gewoon of ze wel of niet de hele dag in bed zijn gebleven, dus zij zullen niet denken of zeggen dat dit ‘duidelijk’ is. Ik weet trouwens niet zo goed hoe je kunt zien dat anderen bijna de hele dag zijn gebleven: wat maakt een bed anders dan wanneer mensen er echt de hele dag in zijn gebleven, of minder dan de helft van de dag?
Asterisk
Of de man verantwoordelijk is voor die vergelijking met de kussentjes onder aan een kattenpoot, dat weten we dan weer niet: zulks zijn de genoegens van de vrije indirecte rede. In ieder geval spelen handen een belangrijke rol in De vanger, en dan met name de verschillen tussen de handen van de man en die van de vrouw. Waar de laatste afgekloven nagels heeft en zachte kussentjes erboven (met haar handen gewerkt heeft ze niet, zich zenuwachtig gemaakt des te meer), valt ze juist op die van de man, die het omgekeerde signaleren:
Ze weet nog heel goed, toen ze hem zag… die eerste keer. Zijn handen. Ze dacht: iemand die dingen kan maken. Ze keek naar hem. Als hij bezig was en het niet zag.
In de tv-versie vertelt de vrouw deze dingen zelf, vrije indirecte rede bestaat niet in de film. Daar staat tegenover dat de kijker zelf naar de handen kijken kan en er het zijne van denken. (Ik vind de acteur bijvoorbeeld vrij iel voor iemand die in de novelle als opvallend groot wordt beschreven. Bovendien gaat in de tv-film op de een of andere manier meeklinken dat de vrouw met een Nederlands en de man met een Vlaams accent spreekt. Een extra kloofje.)
Een andere techniek die de novelleschrijfster gebruikt en die op geen enkele manier in beeld te vertalen is: het gebruik van werkwoordstijden. Het verhaal wordt verteld in korte fragmenten, van soms maar een paar alinea’s lang en van elkaar gescheiden door een asterisk. Die stukjes zijn soms in dezelfde tijd geschreven maar vaak wisselen verleden en tegenwoordige tijd elkaar af:
De man wist dat het moeilijk was geweest met de broers. Ze had ze zonder hem opgezocht en er was uitleg nodig geweest.
Ze wilde er niet over praten.*
Ochtend. Roze lucht vol nevelflarden.
De man zit op de rand van het bed, en aarzelt, heeft moeite om weg te gaan. Het kindje ligt bij de vrouw onder een zachte, lichtgele deken. Maar ze houdt hem nu niet meer tegen bij vertrek, zoals eerst.
Deze overgang is kenmerkend voor de manier waarop Uphoff het verhaal vertelt. De stukjes in de verleden tijd zijn meer vertellend, er gebeuren dingen in die even moeten worden verteld. De tegenwoordige tijd geeft meer vignetten, je krijgt een beeld en de vertelling gaat wat trager. Op film valt dat verschil niet te maken. Veel stukjes die in de verleden tijd staan (zoals het bovenstaande) worden daarom weggelaten.
Ook hier geldt weer: het is onmogelijk te zeggen dat het een beter is dan het ander. Het is een voorbeeld van de kracht van het hervertellen, een steeds terugkerend kenmerk van Uphoffs werk.
Laat een reactie achter