Een zomer met Manon Uphoff (18)
Hoe meer ik me deze zomer in het oeuvre van Manon Uphoff verdiep, hoe duidelijker me wordt: je kunt er niet één verhaal uitnemen. Het hoort allemaal bij elkaar. Voortdurend worden verhalen vernomen: het verhaal dat in deze bundel uitgebreid verteld wordt, wordt in een ander boek hernomen, of tussen neus en lippen door even verteld door het ene personage aan het andere. Iemand met van die fijne software om relaties te visualiseren zou dat eens moeten doen met de verhalen van Uphoff om in fraaigekleurde lijnen en knooppunten een beeld te geven van hoe het oeuvre eruit ziet. Er zijn ook outliers, knopen die nauwelijks een relatie onderhouden met de kern van het werk, maar ik verwacht dat je als je dit goed aanpakt een heel fraai driedimensionaal beeld krijgt.
De relaties kunnen gaan over kleine details. Zo duikt her en der en af en toe een mandarijntje op, altijd in de beeldspraak, maar om verschillende dingen te verbeelden. In het verhaal ‘Henry (koning Henry)’ in De zoetheid van geweld (2013) wordt bijvoorbeeld over twee meisjes gezegd dat ze ‘mandarijntjes zijn, twee verse stukken fruit’, in het verhaal ‘Regen’ in dezelfde bundel, waar over de hoofdpersoon, een korteverhalenschrijfster, wordt gezegd:
Soms jongleerde ze met de vraag hoe je ouder moest worden, als met een steeds droger wordend mandarijntje dat je al een tijdje in de hand hebt.
Crisis
‘Regen’ is, dat blijkt al uit dit beeld, een melancholisch verhaal. De schrijfster trekt naar Hanoi, en wordt er begeleid door een Vietnamese vertaalster wiens vriend, een Engelsman in Hanoi, het net heeft uitgemaakt. Heel vrolijk is niemand, met andere woorden. De vertelster wordt geraakt door de vertaalster en wil haar oorbellen aanbieden, heel dure oorbellen, maar haar creditcardlimiet is bereikt. Dus worden het “kleine zilveren oorbelletjes, met gekleurde kralen. Van het goedkope soort, dat je overal, op elke Europese markt kon vinden.”
‘Regen’ raakt aan allerlei andere verhalen. Om te beginnen is er een verband met het onmiddellijk voorafgaande in De zoetheid van geweld dat gaat over een (andere) man wiens relatie ook net verbroken is. De vertaalster blijkt ook niet de enige te zijn met relatieproblemen. Dit wordt op enigszins melodramatische wijze uit de doeken gedaan:
De schrijfster voelde dat de jonge vrouw naar meer verhalen verlangde en werd plotseling erg moe. Haar eigen man was opgehouden geïnteresseerd te zijn in haar verhalen. Hij vond ze niet langer relevant. Hij vond ook haar niet meer zo relevant.
Aan het begin van ‘Regen’ wordt het verhaal heel precies in de tijd geplaatst, in 2010, en daardoor kun je deze passage niet anders zien dan als een verwijzing naar dezelfde episode die aan het begin van Vallen is als vliegen wordt gememoreerd: de crisis die de vertelster daar heeft met haar man omdat hij het niet eens was met de publicatie van een boek dat we op zijn beurt weer herkennen als sterk gelijkend op De spelers. En dat verscheen in 2009. Bovendien staat in het brievenboek van Uphoff en Herman Franke een brief van de eerste uit 2010 vanuit Hanoi.
Op verzoek
En dan vertelt de korteverhalenschrijfster aan de vertaalster ook nog het verhaal van de geestelijk beperkte broer die palingen doodsloeg dat voor het eerste opduikt in Uphoffs debuut Begeerte en daarna nog af en toe opduikt.
Je hoeft deze dingen allemaal niet echt te weten om ‘Regen’ te kunnen lezen, maar tegelijkertijd is het echt een kenmerk van dit oeuvre dat het zo verknoopt is. Ik denk dat er geen levende Nederlandse schrijver is bij wie alles zo met alles samenhangt. Je zou bijna zeggen: het oeuvre is als een mandarijntje, je kunt een partje eten, maar liever neem je de hele sappige vrucht.
Bij dit alles zijn er vast nog allerlei verwijzingen die ik mis én is er één die ik niet begrijp. In de eerste zin wordt over de korteverhalenschrijfster gezegd dat ze naar Hanoi komt “om een verhaal te schrijven over haar ervaringen dat terecht zou komen in een boek”. Dat boek is vermoedelijk niet De zoetheid van geweld en deze verwijzing dus niet een verwijzing naar dit verhaal, want er wordt gezegd dat ze dat verhaal schrijft ‘op verzoek’. Weet een van jullie waar dat verhaal ooit is verschenen?
Robert Kruzdlo zegt
Als je schrijft, tekent, krabbelt o.a. met een balpen dan bevindt de kunstenaar zich niet in een lineaire tijd maar in een ‘duree’, in een tijd die in de breedte groeit, onophoudelijk naar alle kanten toestroomt. (Tussenmens.) Het brein neemt je in de maling en de kunstenaar moet er maar uit zien te komen. Lineair gerangschikte tijd maakt het mogelijk gebeurtenissen in de context van tijd te plaatsen maar, een duur van een creatief proces ‘duree’ heeft ook die potentie. ‘Manon Uphoff zegt in een interview: De essentie van een goed verhaal, of gedicht, of roman is dat je nog verder kunt gaan, of terug, of omhoog. Dat er ruimte is. (Duree rk) (…) Het verruimt mijn leven. Enorm.’
Het ‘toestromen’ door HET je eigen te maken moet de kunstenaar met de billen bloot. En helaas dat doet zij/hij vaak met een gereedschapskist. (Ook iets dat Manon niet zo prettig vindt: Die gereedschapskist ben ik niet.) Uiteindelijk zal de kunstenaar op het einde van zijn leven te weten komen dat hij in een tunnel leefde. Zij ziet het licht op het einde van de tunnel…
Picasso’s laatste schilderijen tonen modellen die geen handen meer hebben. De huid verkopen, voordat men de beer geschoten heeft, gaat steeds weer voor de kunstenaar op. Er stroomt bloed uit de pols. De huid is duur verkocht. De lineaire tijd heeft hen ingehaald.
Schrijven is duree, het boek is stilstand. Een hele vrucht eten gaat niet. Maar,… die vrucht zit wel in je brein. Denk ik!