In de prozaroman Die historie van Margarita van Limborch, oudste bewaard gebleven redactie de druk van Willem Vorsterman, Antwerpen 1516, wordt in capittel .xxxi. (31) een feestmaal in drie zinnen samengevat (mijn editie):
Daer was een grote plasance van heeren ende van vrouwen. Daer was bedreven een grote costelicheyt. Daer was alle maniere van venesoene, alle manieren van ghebacke, sukereye, geleye, sormechteye ende al dat tot sulcken heren hove dient.
‘Venesoene’ is wildbraad. Middeleeuwers waren gek op vlees, en dan vooral op wild. Met ‘geback’ zullen pasteien bedoeld zijn: vleesragout in korstdeeg. Bij ‘sukerey’ denk ik aan geconfijte vruchten, bij ‘geleye’ aan taarten en vlaaien. Maar wat moet ik mij voorstellen bij ‘sormechteye’?
Helaas was het mij onmogelijk om deze passage op te zoeken in de druk van Symon Cock, Antwerpen 1544, want het enige overgebleven exemplaar, dat bewaard wordt in de British Library te Londen, is (nog) niet gedigitaliseerd. In nóg jongere, via Google Books te vinden, 17e- en 18e-eeuwse herdrukken van Jan Bouman, Joannes Kannewet en Jacobus van Egmont, allen werkzaam te Amsterdam, en Jan de Lange, Deventer, die een door P. de Lens (1554) of door T. Christianus (1604) te Brussel gecensureerde tekst afdrukken, is deze passage verdwenen.
Zoekt u naar dit woord op de CD-ROM Middelnederlands dan vangt u bot. Dat is raar. Dat ‘sormechteye’ ontbreekt in het Middelnederlandsch Woordenboek is verklaarbaar, want de editie-Schellart van deze prozaroman verscheen (pas) in 1952, en toen was het Middelnederlandsch Woordenboek allang al afgesloten. Maar deze editie-Schellart maakt wél deel uit van het aan het MNW toegevoegde corpus teksten dat de CD-ROM Middelnederlands tot zo’n onmisbaar naslagwerk maakt. Dus waarom wordt ‘sormechteye’ door de zoekmachine niet gevonden?
Zie hier het antwoord:
Schellart heeft zich verlezen.
In zijn ‘Wijze van uitgave van het volksboek’ (p. XLVII) schrijft Schellart: “Wij hebben ons voor deze uitgave zo nauwkeurig mogelijk gehouden aan de tekst van 1516. […] Klaarblijkelijke drukfouten [lees: zetfouten, W.K.] zijn verbeterd”. Wie de moeite neemt dit capittel .xxxi. van de editie-Schellart te collationeren naar de druk van Willem Vorsterman zal nog twee storende fouten ontdekken:
Daar maakte Schellart van:
De 200 paarden in Vorsterman zijn uitgedund tot 102 paarden in de editie-Schellart, die in de volgende regel “semijt” (zie MNW s.v. samijt) verminkte tot ‘sernijt’, evenals ‘formechteye’ een niet bestaand woord. Van de auteur van een teksteditie als onderdeel van een proefschrift zou je toch mogen verwachten dat rare en zeldzame woorden geverifieerd worden in het MNW, al was het maar om te controleren of het woord wel bestaan heeft. Men leze in dit verband: Willem de Vreese, ‘Paradox over den grooten nood der Nederlandsche philologie’ (1933). En omdat de editie-Schellart gedigitaliseerd werd en opgenomen op de fabuleuze CD-ROM Middelnederlands maakt hij nu ook deel uit van het Corpus Middelnederlands en gaan lexicografen en filologen ervan uit dat ‘formechteye’ een bestaand woord is. Ik trof het aan in de studie van Rita Schlusemann, Schöne Historien: Niederländische Romane im deutschen Spätmittelalter und in der Frühen Neuzeit. Berlin usw. 2016, p. 235, en in de Aanvullingen op het Woordenboek der Nederlandsche Taal s.v. suikerei (II).
Nee, onze historische woordenboeken zijn nog niet af. Dankzij de digitalisering van handschriften en drukken zal er de komende tijd nog heel veel materiaal bij- en vrijkomen. Het zou goed zijn als dat materiaal gestructureerd en vakkundig geredigeerd en ingepast wordt.
Maar met het vaststellen dat Schellart een onnozele leesfout gemaakt heeft door een lange ‘s’ voor een ‘f’ aan te zien is de etymologie en de betekenis van het woord niet achterhaald. Ik herken er geen Middelnederlands woord is. Ook en zelfs niet als ‘sormechteye’ een verminking zou zijn van ‘formechteye’. Ik zoek de oplossing elders.
Al lezend in deze frivole historie is mij opgevallen dat de auteur van Margarieta van Limborch af en toe een romanisme bezigt, naar ik vermoed zonder speciale bijbedoeling. Ik denk dat de auteur een Vlaming was en dat het Frans voor hem geen al te vreemde taal was. Zo gebruikte hij het woord ‘plasance’ (niet in MNW) in de hierboven geciteerde zin:
Daer was een grote plasance van heeren ende van vrouwen.
Zal u nog wat voorbeelden geven, die ik samen met mijn romanistische steun en toeverlaat, collega Jelle Koopmans, bekeken heb:
O, troosteloos mensche vol van dolasen! (cap. .xij.) : dolence ?
Hier staan roosen, lelyen, acoleyen, violetten, peynsyen, kerssouwen, die haer selven ontplucken doer die soethede der sonnen. (cap. .xvi.) : pensee (vergeet-mij-nietje)?
Die grave en[de] alle die heeren riepen allen: “Devoor!”, ende elck schencte den heraut al soe der edelheit toe behoort, deen met gouden ketenen ende dander met costeliken habijten, sulc als elc hadde, ende s[i] beloofden allen bi den keysere te sine ten voor ghenoemden daghe. (cap. .xxviij.) devoir (plicht) ?
“Ortsa, Eresebia, mijn weerdighe dochter schone, ende ghi edel mannen van mijnen rijcke, segt mi, hoe ist? (cap. xxxi.) Or ça!
Etsijtes ende al die mommers waren ghecleet met half silveren lakenen ende met half gouden lakenen, ende dat silveren laken door stict met oorfaveryen. (cap. .xxxij.) oorfaveryen: goudsmeedwerk
Doen die keiser dit sach dattet also te wercke ginc, dede hi “Aersepone!” roepen: ‘Het is ghenoch!’, ende dat elck rijden soude tsijnre herberghen waert ende comen tavent ten banckette. (cap. .xxxiij.) ?
“Nomfortse,” seide Heyndric, “Gods hulpe is meerder dan die sine. (cap. .xlix.) Non force (Het gaat niet alleen om kracht)
Doen antwoorde Etsijtes: “Het is quaet voor den cropelen hincken. (cap. .lxij.) Clocher devant (les) boiteux (Men moet geen mankement melden tegenover degene die er slachtoffer van is.)
Doen seide die ruese: “Ou, ghi biese boutken, wat soect ghy hier? (cap. .lxvij.) biche (reekalf)
Ende den roep was: “Mamet en Elbore!” (cap. .lxxvij.) Ellébore (Helleborus)
Ende aldus so nam hy orlof aen sijn dochter, Margrieten ende aen al sijn heren, ende hi reedt mit sinen stragootten ter poorten uut. (cap. .lxxxi.) estradiot – MNW s.v. strajotte: Albaanse of Griekse huursoldaat
So quamen die vaengaerde aent heyr, ende daer waren acouters uuten heyr die si vinghen, ende daer af hoorden si hoe dat si den slach verloren hadden teghen die [n1vb] kerstenen. (cap. .lxxxvi.) avantgarde / escouter (afluisteren)
Ende daer lach hi drie daghen op een bedde met conincliken cleederen ghecleet dat hem alle die werelt soude comen besien, also si oock deden. (cap. .lxxxvij.) tout le monde
Ende als ghijse siet, so geeft haer dat exsele van goude, ende groetse mi herteliken seere. (cap. .xcvi.) escaille (schelpvormig sieraad)
Er is (veel) meer. Vandaar mijn vermoeden dat onder ‘sormechteye’ (desnoods ‘formechteye’) ook een romanisme schuilgaat.
In het onwaarschijnlijke geval dat ‘formechteye’ de juiste lezing zou zijn, kon Jelle Koopmans niet beters bedenken dan iets met ‘fromage’, een middeleeuwse cheesecake als toetje. In geval van ‘sormechteye’ had hij een associatie met een vorm van of een afleiding van ‘sormengier’, wat zoveel betekent als ‘overeten’. Hoewel dat hier niet bedoeld wordt, had ik het gevoel dat wij warm waren. Al zoekend om dit woord heen vond ik in Godefroy ‘sormoest’:
Welk woord zowel qua vorm als qua betekenis niet onaardig in de buurt komt: zoete desertwijn, men denke bijvoorbeeld aan Sauternes.
Heeft u een beter idee, laat het horen!
Thea Summerfield zegt
Beste Willem, Ik vermoed dat het hier gaat om een zg. jelly, een gelatinepudding die opogediend wordt in een vorm die afhankelijk is van de gebruikte puddingvorm. Dit kan bijv. een vis of een liggende haas zijn. De vloeibare massa wordt in de vorm gegoten, en als alles eenmaal gestold is, op en schotel gestort. En dan ligt er zomaar een toetje in de vorm van een haas o,i.d. Dan zou het dus sukereye, geleye formechteye, worden, zonder komma (suikerwerk (zoals met Sinterklaas) en gelei in een bepaalde, bijna echte, vorm).
Marietje van Winter geeft een recept in Van Soeter Cokene op pp. 112-113.
For what it’s worth. Hartelijke groet.
Willem Kuiper zegt
Dank je wel, Thea. Dat boek heb ik ergens staan. Ga ik opzoeken.
Heb het nu opgezocht en ook het register van dit alleraardigste boekje nagekeken op ‘formechteye’ / ‘sormechteye’ maar dat woord helaas niet gevonden.
Jos Houtsma zegt
Met gelei wordt hier vast, zoals Thea zegt, een soort gelei-achtige pudding bedoeld, zoet of hartig.
Suikerij verwijst naar een “gelei-achtige substantie van amandelen, melk, specerijen en meestal suiker, gebonden met een of ander bindmiddel zooals vleesch van een mannetjesvarken of vischlijm”:
https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?wdb=WNT&actie=article&uitvoer=HTML&id=A014525
Sormechtye – er staat toch onmiskenbaar een staart-s – lijkt een hapax, misschien een verbroddelde vorm; maar is er misschien een of andere vorm van tafelzuur bedoeld?
Willem Kuiper zegt
Vermoed dat het de bedoeling van de auteur was om ‘vaag’ te blijven zodat de lezer / toehoorder zelf zijn geheugen en fantasie aan het werk kon zetten om zich er iets bij voor te stellen.
Frans zegt
Grappig, ik dacht bij het zien van het woord ook direct aan tafelzuur, zowel via soer als via cornichon (hoewel een corne natuurlijk met een /k/ wordt uitgesproken). Ik zeg het maar terzijde; misschien doet het iemand nog ergens aan denken.
Willem Kuiper zegt
Mijn indruk als lezer van middeleeuwse teksten is dat men toch vooral van zoete toetjes hield.
Frans zegt
Helemaal mee eens, vandaar dat ik het enkele uren geleden voor mezelf hield. Iets als zoete wijn past een stuk beter.
Jos Houtsma zegt
Net als ondergetekende
Renaat Gaspar zegt
Dag Willem,
Van middeleeuwse geleirecepten weet ik niets, maar over twee andere woorden in jouw lijstje kan ik misschien iets verhelderends zeggen.
1. Mamet en Elbore: De verbinding van Mohammed met een helleboris lijkt mij tamelijk vreemd. Moet je voor ‘Elbore’ niet eerder iets zoeken in de betekenisomgeving van Mohammed? Is de betekenis ‘el coran’ niet meer voor de hand liggend? De verwisseling van b met c is paleografisch beslist niet ondenkbaar. De aanroep “Mohammed en de Koran” klinkt mij veel waarschijnlijker in de oren dan “Mohammed en Helleboris”.
2. Aersepone. Aanvankelijk dacht ik aan ‘Or, sepone” dat iets als Nou, laat af'(Het is genoeg) zou moeten betekenen. Maar helaas: ‘seponer’ is geen bestaand werkwoord in het Frans. Ons ‘seponeren’ is afgeleid van Lat. seponere.
Een andere verklaring van “aersepone’ zou kunnen zijn: “Or ç’est bon’. Nou het is welletjes (Het is genoeg). De verwisseling van p en b is niet ongebruikelijk. Soldaten bv. vroegen hun ‘Basse’ aan als ze een verlofpas wilden krijgen. Maar met ‘aer’ zit het niet lekker. ‘Or’ kan weliswaar een bijwoord van tijd zijn met de betekenis ‘maintenant’ of ‘alors’ en al van de 10e eeuw af zo gebruikt worden (Zie Trésor de la langue française), maar een variant ‘aer’ heb ik niet vermeld gevonden. Maar misschien heb ik niet lang genoeg gezocht.
Willem Kuiper zegt
Dankjewel, Renaat, voor je opmerkingen. Naar ik vermoed was deze zeer vrijzinnige en creatieve bewerking van de versroman in eerste instantie niet bedoeld als prozaroman. Het begin heeft het karakter van een leesdrama. Gaandeweg wordt het een min of meer ‘normale’ prozaroman, maar dan nog. Een bevriende relatie woonachtig te Wimbledon zal over een paar weken dit lijstje nalopen in die druk van Symon Cock in de British Library. Ben heel benieuwd naar eventuele varianten. Als die er zijn dan laat ik dat weten.