Romans over middelbare scholen, over leerlingen en leraren, vormen geen zeldzaamheid. Van Bint van F. Bordewijk tot Suezkade van Jan Siebelink: er zijn tal van mooie en soms ook beklemmende voorbeelden van. Katholieke scholen vormen vooral een dankbare locatie voor romans als er een internaat aan was verbonden: van De kleine republiek van Lodewijk van Deyssel tot Het hout van Jeroen Brouwers. Theo Engelen, emeritus hoogleraar historische demografie en oud-rector van de Radboud Universiteit, heeft met Het Cicero in 2020 een nieuw voorbeeld aan het genre toegevoegd. Theo Engelen is een bekend, ervaren en gewaardeerd auteur van jeugdboeken: veertien titels staan op zijn naam. Sinds enkele jaren schrijft hij ook romans voor volwassenen.
De roman speelt zich af in een katholiek gymnasium (zonder internaat) in het begin van de jaren zestig, in 1962 om precies te zijn. De wereld wordt in spanning gehouden door de Cubacrisis. Aan het Cicero College spelen twee andere zaken. Rector Ariëns is aan zijn laatste schooljaar bezig en we maken kennis met de ambities van zijn troonpretendenten. En, bijna onvermijdelijk in een roman over een katholieke school in die tijd: het gerucht gaat dat een van de docenten te ‘vriendschappelijk’ met enkele jongens omgaat, met ‘handtastelijkheden’. Misbruik dus. Ik ga de afloop van de roman natuurlijk niet verklappen. Maar die is wel tekenend voor de wijze waarop in veel milieus in de jaren zestig met misbruik werd omgegaan.
Theo Engelen beschrijft het leven aan de school vanuit het perspectief van een aantal docenten, de beide conciërges, de moderator (de franciscaan pater Laetus) en enkele leerlingen (de slachtoffers van de handtastelijkheden). Als de alwetende verteller kruipt hij steeds in het hoofd van een ander. Dat doet hij knap en het zorgt voor afwisseling in de roman.
Het gymnasium zal ergens in Zuid-Limburg liggen, want de leraar Duits koopt zijn maatkostuums in Aken, naar Luik is het een half uur rijden en een van de docenten leest het Limburgs Dagblad. Ik ben zelf van een middelbare schoolgeneratie later, maar ik kon veel herkennen van de school die Theo Engelen in de roman beschrijft. Ook aan onze middelbare school, ook in Limburg, hadden de meeste docenten in Nijmegen gestudeerd en ook bij ons waren er flink wat gepromoveerde docenten (in de roman gaat een van de docenten in Nijmegen promoveren op een proefschrift over Maria van Gelre en haar gebedenboek!). En ook wij zagen de wisseling van generatie onder de docenten: er kwamen jonge docenten die niet in Nijmegen hadden gestudeerd, maar bijvoorbeeld (God betere ‘t) in Leiden, of die van een MO-lerarenopleiding waren opgeklommen tot gymnasiumdocent. Ook wij zagen docenten die vol verlangen uitzagen naar hun pensioen en anderen die zonder de school nauwelijks een leven hadden. Zelfs de gebruikte schoolboeken roepen herkenning op: Schwere Wörter, een leerboekje uit 1922, dat enkele generaties en zo’n vijfentwintig drukken meeging (het zal bij ons mogelijk nog ergens op zolder liggen). En ook op onze school heetten de leerlingen uit de omringende dorpen bij de leerlingen uit de stad ‘boeren’; ik was er zo een.
Hilarisch is de beschrijving van de Nijmeegse promotie van een van de docenten van het Cicero. Als decaan, rector en oud-rector heeft de schrijver zelf heel wat promoties moeten voorzitten. Hij zal zeker situaties hebben meegemaakt als in de roman, waarin een jonge hooggeleerde ijdeltuit de promovendus verwijt dat hij het jongste onderzoek uit Frankrijk niet heeft verdisconteerd in zijn proefschrift. Dat de rector na de ijdeltuit, die overigens Vaessen heet, het woord geeft aan ‘de hooggeleerde Raedts’, is voor ingewijden een sympathieke knipoog naar zijn te vroeg overleden Nijmeegse oud-collega met die naam (die in 1962 zelf nog middelbare scholier was).
Hoe ook uw middelbare schooltijd is geweest en wanneer en waar die zich ook heeft afgespeeld, lees Het Cicero van Theo Engelen. U zult er geen spijt van hebben.
Theo Engelen. Het Cicero. Het Menuet, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter