Een zomer met Manon Uphoff (50 en slot)
Als ik aan het begin van deze reeks had geweten, wat ik nu weet, had ik de reeks Een zomerhuis met Manon Uphoff genoemd. Niet alleen spelen huizen, kamers, ruimtes, een zeer belangrijke rol in haar werk, ze heeft zelf dat werk ook met allerlei ruimtes vergeleken: een spiegelpaleis, een kamer, een ruimte waar ze de lezer binnen nodigt.
Het is ook een goede metafoor voor het werk. Deze zomer, met zoveel mogelijk van Uphoffs werk binnen handbereik, voelde als een eenzijdige huizenruil waarbij je een paar maanden doorbrengt in andermans huis. Je mag overal gebruik van maken en overal naar kijken heeft de uitgever gezegd (behalve het kluisje onder het bureau). Je mag boeken uit de kast pakken en zowel uit de groezelige mokken als de kristallijnen glazen drinken. Er staan voorwerpen in de keuken waarvan je zelfs als je weggaat nog geen idee hebt waar ze eigenlijk voor dienen. Terwijl je toen je aankwam al wist dat je heimwee zou krijgen.
Ik hoop dat ik in de afgelopen maanden geen vaasjes heb omgestoken, geen vlek heb gemaakt op de luie stoel, geen ezelsoren in een favoriet boek.
Ongeletterdheid
Als een functie van de literatuur is om je in iemand anders te leren verplaatsen, is Manon Uphoff exemplarisch goede literatuur. Je krijgt de illusie dat je zelf eigenlijk een beetje Manon Uphoff bent, haar manier van denken, van lezen, van begrijpen, van met andere mensen omgaan, dat alles maak je je een beetje eigen. Het is wel het soort illusie waarvan je tegelijkertijd natuurlijk ook wel weet dat het een illusie is, dat de schrijver toch echt iemand anders is. Vooral het schrijven over de intieme dingen waarover Uphoff zelf schrijft voelde af en toe bijna ongepast, wat heb jij ermee te maken? Maar ik heb er natuurlijk mee te maken dat ik het aantrof in het zomerhuis.
Het oeuvre is overigens zo rijk dat er allerlei belangrijke onderwerpen zijn waarover ik nog niets heb gezegd, vooral omdat ik het idee heb dat ik niet degene ben om er veel over te zeggen. Uphoffs opvattingen over het feminisme bijvoorbeeld, haar werk voor FixDit. Of haar duidelijke fascinatie voor het oosten, en dan met name voor Japanse beeldende kunst en literatuur, waarin ik veel meer zou studeren om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Zoals ook mijn ongeletterdheid als film- en tv-kijker zich af en toe wreekt als ik iets probeer te snappen van het werk.
Een interessant onderwerp, maar ook weer niet voor mij, lijkt me Uphoffs plaats in wat de letterkundigen ‘het literaire veld’ noemen. Uphoff is een interessante casus: enerzijds is zij bij uitstek actief in dat veld – ze heeft bestuurswerk gedaan voor allerlei literaire organisaties – en tegelijkertijd komt de échte erkenning maar moeizaam op gang. Mijn indruk, als ik interviews met haar zie, is dat ze misschien te bescheiden is in haar publieke optreden, dat ze met meer flair en bluf allang zou zijn benoemd tot ‘een van onze interessantste schrijvers’ (De Revisor, volgende maand). Dat zou iemand moeten uitzoeken. (Ik haast me erbij te zeggen dat ik helemaal niet zo’n liefhebber ben van fair en bluf, ik bedoel dit dan ook niet als advies.)
Een onderwerp dat mogelijk wél voor mij is, maar waar ik toch niet veel over heb gezegd: de taalkeuze. In het Marathon-interview deed Uphoff vorig jaar de verbazingwekkende onthulling dat ze haar werk eerst in het Engels schrijft en daarna in het Nederlands vertaalt: haar relatief beperktere beheersing van het Engels helpt haar bij een bepaalde concentratie. Ik heb af en toe geprobeerd iets te vinden waarin je dat procédé zou kunnen zien, maar dat was volkomen vergeefs.
Afgeraffelde recensietjes
Er zitten ook opzettelijk aangebrachte kwellingen in het werk voor wie per se alles wil begrijpen. In Vallen is als vliegen wordt bijvoorbeeld twee keer een Sebastiaan genoemd, die verder helemaal geen enkele functie heeft in de geschiedenis, er alleen maar is om een lange neus te maken naar de lezer. Zo komt hij binnen:
De enige onderbreking was een incidenteel bezoek van onze laatst overgebleven huisvriend, de zilveren surfer Sebastiaan (voor wie in deze context verder geen ruimte zal worden vrijgemaakt), bejaard taalkundige in ruste, die voorovergebogen over zijn fietsstuur als een schicht uit de bossen tevoorschijn schoot, vooruitgegaan door zijn kleine palfreniers, de konijnen die aan weerszijden van zijn fietsbanden opzij sprongen.
Daarmee verdwijnt Sebastiaan uit beeld om dan veel later weer heel even te verschijnen:
(…) en graaiden HEHH’s zoons, zijn eerstelingen (om wie wij ons in deze vertelling al evenmin zullen bekommeren als om de gewaardeerde maar haastig achtergelaten huisvriend Sebastiaan), in de vuilnisbakken (…)
Dat is natuurlijk intrigerend genoeg, de lezer een beetje pesten met een geweer van Tsjechov dat een paar keer wordt getoond terwijl je erbij zegt ‘hier gaan we dus niet mee schieten’, waarna het wordt teruggehangen zonder dat er inderdaad een schot gevallen is. Dat het hier gaat over een taalkundige maakt het extra kwellend. Ik heb zowel in Utrecht als onder de taalkundigen nagevraagd of iemand weet wie model zou kunnen staan voor deze huisvriend, maar niemand heeft een idee. Het lijkt er ook totaal niet toe te doen, dat maakt de kwelling nog groter.
Sebastiaans functie is vermoedelijk vooral om te laten zien dat de wereld nog groter is dan het proza. Hij staat ook een beetje voor de lezer, die alleen incidenteel langskomt in een wereld waarin de personages van Uphoff leven, en dan hopelijk niet alleen maar om in de vuilnisbakken te graaien.
Soms laten mensen in een zomerhuis aantekeningen achter voor de volgende tijdelijke bewoner: als de oven het niet doet, moet je even aan de achterkant controleren. In het nabijgelegen dorp kun je bij deze visboer heerlijke makreel krijgen. Niet schrikken, de vliering hangt vol stofapen. Zo zie ik de notities die ik deze zomer heb gemaakt ook – als tips voor de volgende bewoner van dit rijke, veelzijdige, sprankelende bouwwerk.
Alle artikelen over Manon Uphoff staan hier bij elkaar.
Yde Linsen zegt
Een fijne zomerreeks. Ik kijk uit naar 2023.