Een zomer met Manon Uphoff (38)
Op een bepaalde manier vallen de kritieken op De spelers van Manon Uphoff te lezen als een extra hoofdstuk van die roman. De spelers gaat in ieder geval deels over het onvermogen om je te verhouden tot verschrikkingen als die van de Joegoslavische burgeroorlog, en om als Nederlander iets te zeggen of zelfs te vinden van Srebrenica.
En over Srebrenica wordt door de literatuurkritiek in hun bespreking van De spelers in alle toonaarden gezwegen.
Neem het stukje dat Arie Storm tikte voor Het Parool.Zolang het boek in Nederland blijft, de vertelster Manja leert er haar vriend, de voor de oorlog in Joegoslavië gedeserteerde J. kennen, kan Storm nog wel enige waardering opbrengen, maar daarna gaat het volgens hem mis:
De gebeurtenissen in het boek lijken hierdoor een uitgesproken literaire aanpak te krijgen, maar die raakt op een gegeven moment volledig op de achtergrond. Dat gebeurt als J. en Manja de in alle opzichten gebutste en ontredderde familie van J. bezoeken in het voormalige Joegoslavië. Het lijkt het verhaal ernstiger te maken, maar juist dan verdwijnt alle literaire spanning als sneeuw voor de zon. (…) Het boek wordt eigenaardig genoeg bijzonder saai om te lezen.
Let wel: het gaat hier dus om passages waarin de schrijfster de totale verloedering van Srebrenica na de genocide beschrijft. Je kunt natuurlijk ook het dagboek van Anne Frank saai vinden: altijd maar opgesloten in dat huis, en dat opgeschreven zonder al te veel opsmuk.
Louter literair
Ik heb niet de indruk dat ze dat de stijl in de Joegoslavische hoofdstukken minder ‘literair’ zijn dan die van het Nederlandse deel, en Storm doet ook geen enkele poging dat te bewijzen. Zijn hele argumentatie bestaat uit het citeren van één vrij willekeurige zin waarvan de lezer zelf maar moet raden waarom die zo slecht is. (De suggestie is natuurlijk dat degene die dat niet raadt zelf ook een heel slecht stijlgevoel heeft.)
Wel kun je over de hele linie zeggen dat De spelers een betrekkelijk rechttoe-rechtaan verhaal vertelt, zeker in vergelijking met veel ander werk: chronologisch, maar zonder onderverdeling in hoofdstukken: de tekst loopt van de eerste tot de laatste bladzijde door – al zijn er wel alinea’s en worden er duidelijk stukjes van elkaar afgebakend. Maar dat is zo opvallend anders dan ander werk van Uphoff dat je eigenlijk verwacht dat de recensent dat signaleert als een keuze.
“De literatuur heeft toch weer verloren”, concludeert Storm aan het eind van zijn stukje, die zelf een duidelijke poëtica heeft: literatuur moet op zichzelf staan, iedere verwijzing naar welke buitentekstuele werkelijkheid is taboe (althans, schrijvers als Storm verwijzen wel voortdurend naar bestaande personen, maar doen dat louter bij wijze van literair spel). Dat is een mogelijke literatuuropvatting, maar het voert misschien wat ver om te schrijven dat “de literatuur toch weer verloren heeft” wanneer iemand beeldend schrijft over de verschrikkingen van de eerste oorlog op Europese bodem sinds de Tweede Wereldoorlog.
Menselijke relaties
Overigens was Marja Pruis in De Groene het met Storm op een aantal punten eens. Ook zij vond vooral het begin dat zich in Nederland afspeelt heel sterk, maar:
Wat af leek te stevenen op een even liefdevolle als genadeloze ontleding van een verhouding waarin de ongelijkheid ingebakken zit, neemt een geheel andere wending als het stel afreist naar Sarajevo .
Pruis vond anders dan Storm het tweede deel stilistisch wel ‘literair’, maar dat betekent niet dat ze het waardeerde:
Naarmate het aantal non-events toeneemt, wordt de toon van Uphoff overspannener. Iedereen en alles lijkt de moeite van het gedetailleerde beschrijven waard: de handen van de kioskhouder, de lippen en billen van de verpleegkundige, de grijns van de doodgraver. Met tot gevolg dat alles even dood als looiig wordt, en uiteindelijk niets meer boeit.
Nogmaals: Pruis heeft het met “non-events’ en “niets boeit meer” over een verhaal waarin tot in detail de neergang van een oorlogsveteraan – Manja’s zwager – én de getraumatiseerde samenleving van Srebrenica worden beschreven op een manier die je in de Nederlandse letteren verder nergens vindt. Die handen, lippen, billen en grijns zijn daarbij details die precies laten zien dat mensen bij zoveel narigheid af en toe toch ook nog naar andermans lichaam kijken.
In Vallen is als vliegen schrijft Uphoff over de schilderstijl van magisch realisten zoals Pyke Koch, die boomblaadjes in de verte met net zo veel detail uitschilderen als boomblaadjes op de voorgrond. Het resultaat is dat je geen diepte ziet, alles is even ver weg of even dichtbij, en ruimte en tijd vervloeien daardoor. Precies dat lijkt me het effect van al die details in al Uphoffs werk maar zeker ook in De spelers: heden en verleden lopen in elkaar over.
Net als Storm noemt Pruis de namen van Srebrenica of van oorlogsveteraan Spiro nergens. Nergens. In plaats daarvan komt ook zij met een karakteristiek die feitelijk alleen een nauwelijks gefundeerd subjectiefoordeel behelst: niet mooi opgeschreven, overspannen. Dat De spelers een boek is over de onmogelijkheid om ons tot Srebrenica te verhouden, wordt toegedekt door de verschrikkingen te benoemen tot ‘non-events’, net als de al dan niet subtiele manieren waarop deze levens verwoest zijn. De literatuur moet in het hok van de fraaie, speelse, letterkundig correcte beschrijving van menselijke relaties in Nederland,
Maar met zoveel beperkingen verliest die literatuur natuurlijk pas echt. Een van de thema’s in De spelers is de neiging om weg te kijken – en precies dat is wat recensenten vervolgens deden. Misschien kwam het boek te vroeg.
Ook het literaire tijdschrift De Revisor is begonnen aan een zomer met Manon Uphoff.
Redacteur Daan Stoffelsen bespreekt het oeuvre, en het blad publiceert oude bijdragen van de schrijver op de website.
Robert Kruzdlo zegt
Een recensent is ook maar een mens. Hij wil niet altijd door ellende gegrepen worden: maar dat levert wel een slechte recensie op.
Robert Kruzdlo zegt
En begreep Peter Handke Srebrenica beter dan wie dan ook in polderland Nederland? Was Karl Friedrich Hieronymus baron von Münchhausen een Nederlander geweest – die zich aan zijn eigen vlecht uit een moeras trok – dan had de literatuur een beetje anders uitgezien?
Lees: https://www.trouw.nl/nieuws/de-bruiloft-van-woudloper-en-bontvrouw~bda4c13c/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
Wist Manon Uphoff hiervan?
Robert Kruzdlo zegt