Een zomer met Manon Uphoff (27)
Hoe personages precies worden aangeduid speelt een belangrijke rol in het oeuvre van Manon Uphoff; Peter Altena schreef daar vorige week al over. Namen hebben altijd betekenis – personages die iets gemeen hebben met de schrijfster hebben doorgaans een tweelettergrepige naam die met een M begint of op non eindigt – en als personages geen naam hebben betekent dat ook wat. In de novelle De vanger is alleen maar sprake van ‘de man’ en ‘de vrouw’; dat maakt de twee tot figuren.
Nog opvallender is de naamloosheid in de roman Koudvuur. Het is een roman die zich afspeelt in het typische Uphoff-gezin van vader en moeder en een heleboel kinderen, maar meer dan de meeste andere verhalen die Uphoff over dit soort gezin schreef (afgezien van ‘De vazal’ waarover ik gisteren schreef), staat daarbij het verhaal van de ouders centraal. Met name het laatste hoofdstuk, Glas, is een ontroerend portret van de aftakeling van de twee, en hoe de moeder, na vele jaren schimpen op de vader, na diens dood ineens in haar dromen door hem bezocht wordt en alsnog een liefde met hem beleeft.
Opvallend is dan dat de vader en de moeder door de verteller consequent ‘de vader’ en ‘de moeder’ worden genoemd, terwijl de kinderen allemaal een naam hebben: Sasja, Ferdinand, Ninon. Alleen de laatste, de hoofdpersoon, wordt soms ook ‘het meisje’ genoemd. Ook noemt ‘de moeder’ haar man naar het eind toe een paar keer ‘Henry’ maar de verteller gaat daar nooit toe over; het is ongeveer zoals in de roman De spelers de vriend van de hoofdpersoon daar (Manja) consequent met J. wordt aangeduid, behalve twee keer, door een junk die hem uit zijn verleden kent. Het noemen van die namen markeert eigenlijk alleen maar meer hoe sterk de verteller van de buitenkant kijkt.
Niet zo genadig
Het heeft, in de verte, iets te maken met de neiging van sommige mensen om, bijvoorbeeld op de sociale media, over hun vriendin te praten als ‘de vriendin’ en over hun dochter als ‘de dochter’: een vorm om intimiteit te creëren en tegelijkertijd afstand te houden. In het geval van Koudvuur is het een manier om te laten voelen dat Ninon, of ‘de kinderen’, als groep voortdurend kijken naar hun ouders: wat zij doen is van belang. Je ouders zijn nauwelijks individuen, ze zijn er in je leven vanwege hun functie. De andere kinderen zijn degenen met wie je je vergelijkt.
Dat is een van de dingen die Glas ontroerend maken, dat ‘de vader’ een lichaam krijgt als de kinderen hem na zijn dood wassen, en ‘de moeder’ een hart als ze ineens blijkt toch van ‘de vader’ te hebben kunnen houden, De moederfiguur komt er in het Uphoff-gezin meestal niet zo genadig van af, maar hier wordt ze op een ontroerende manier neergezet.
Het is wellicht het verhaal van alle kinderen: dat ze lang niet beseffen dat hun ouders, die het centrum van hun wereld zijn, ook mensen zijn, individuen met eigenaardigheden. Natuurlijk is het lastig om het na Vallen is als vliegen en als je weet wat er in zekere zin in Koudvuur verzwegen wordt, allemaal zo te lezen, maar volgens mij nodigt de schrijfster precies daartoe uit.
robkruzdlo@gmail.com zegt
Deze gedachten zitten zit lang in mijn hoofd, niet in mij: Wat iemand beleeft met de ander, voltrekt zich altijd ‘tussen’ het ene en het andere lichaam, in het tussengebied tussen twee lichamen. Maar op een of andere manier raken de twee verzamelingen wel-of-niet samengevloeid in één gedaante — de een zowel de ander — … de dubbellichamelijkheid wordt liefde? (Een bel met een beschermende membraan die op een andere bel met een beschermende membraan botst.)
Is dit het Aristophanische verlangen: Één bol te worden, met vier handen, vier benen en twee gezichten; een enkel hoofd met vier oren, vier ogen, twee tongen en twee geslachten.
Deze lichaamservaring is ook terug te vinden in het werk van Neeltje Maria Min. (Ik heb even geen voorbeeld.)
Heeft Manon Uphoff op een bepaald moment de dubbele lichamelijkheid — als kind — een Unheimliche breuk beleefd? Het definitieve verlies en de onherstelbare beschadiging van het kind zijn, één te zijn met een/de ander lichaam? De moederbuik? Voortaligheid?
Manon Uphoff zal hopelijk in een volgende roman aandacht schenken aan die breuk: Het tussengebied dat plots opdoemt en vol met gevaren is. Waar plotseling, uit het lichaam de geest doorbreekt.
Ik laat het voor wat het nu is. Misschien komen deze gedachtes terug, anders: ik ben er niet.