Een zomer met Manon Uphoff (45)
Een van de dimensies die de diepte van Vallen is als vliegen – de diepte waarin je valt – bijna peilloos maken, zijn de parallellen die er voortdurend gevlochten worden tussen de dochter M.M. en de vader HHEH die haar heeft misbruikt. De identificatie tussen dochter en vader, tussen slachtoffer en dader is misschien niet absoluut, maar op alllerlei manieren blijken de twee aan elkaar verbonden, lijken ze meer op elkaar dan anderen.
De lijst begint ermee dat deze twee de enige zijn die met initialen worden aangeduid. Zelfs de kinderverkrachter en moordenaar Ton P. heeft in ieder geval nog een voornaam. Maar de lijst is veel langer.
Altaarstuk
Zo probeert de vader vergeefs zijn liefde voor kunst op zijn oudere dochters over te dragen – ze tonen net zo min belangstelling als hun moeder, tussen neus en lippen door vertelt M.M. dat zijn “boeken: banden van Mauriac, Diderot, een met aquarellen versierde uitgave van Baudelaires Les fleurs du mal, en kunstuitgaven” allemaal “tot mijn erfenis zouden behoren”.
In het kunstenaarschap lijken ze dus op elkaar, beiden zelfs zowel in de beeldende kunst als in de literatuur geïnteresseerd, al blijft HHEH in beiden een amateur. Hij schrijft een ongepubliceerde roman, Pinacotheek voor een blinde. Daarin
is de hoofdpersoon een jonge man, Paul, die in de armen van een veel oudere vrouw terechtkomt. Het gaat over een gevoelige, blonde, in zichzelf gekeerde jongen met een hoge intelligentie en een buitengewoon tekentalent. De vrouw is blind, ik ben vergeten wat haar het zicht heeft ontnomen, en hij maakt schilderijen; alles is voor haar bestemd, op elk doek beeldt hij haar af, heel zijn leven is één grote eredienst, een poging om te knielen voor deze vrouw als muze en godin, om na afloop, als het altaarstuk gecreëerd is, uit het zicht van de wereld in haar armen te mogen verdwijnen als het kind dat door de volwassene wordt opgeslokt.
Aardappel
Niet alleen is dit de beschrijving van een Uphoffiaans sprookje, ook in het écht (het echt buiten Pinacotheek voor een blinde maar nog steeds binnen Vallen is als vliegen) ziet HHEH zijn vrouw “graag als een muze, te ‘bewaren’ in een bescheiden (vergulde) kooi, die hij kon ronddraaien om haar te bewonderen en zich te laten inspireren”.
Het woord muze valt nog een keer in Vallen is als vliegen, namelijk in het begin als M.M. vertelt:
Het was kort na de publicatie van een boek waarin ik vrienden, familie en ook mijn man Oleg had opgevoerd. Maar hij had bedankt voor de rol van muze, waarna we in een diepe crisis waren geraakt.
Ook de dochter heeft als kunstenaar de behoefte om haar levenspartner tot muze te maken – te gebruiken voor de kunst in plaats van hem als mens naast zich te zien. Die is er niet alleen blind voor, maar bedankt er zelfs voor. Wanneer zij zich aan het eind van het boek probeert te verzoenen met het leven komt Oleg weer terug, nu als “reisgenoot en metgezel” en die bovendien zélf creatief blijkt en van een aardappel een mannetje, Jasper, maakt.
Problemen
Dat laatste is misschien een triomf van de dochter over de vader, die eigenlijk nooit een goede relatie met zijn vrouw lijkt te hebben gehad. Maar verborgen daarachter zit nog een venijnig zinnetje, net als veel venijnige zinnetjes in dit boek min of meer achteloos naar voren gebracht:
HHEH miste een warme moeder.
Wat je ook over M.M.’s eigen moeder kunt zeggen in Vallen is als vliegen, niet dat zij warm is. Voortdurend laat ze haar kinderen weten dat ze eigenlijk te veel zijn, dat ze liever heeft dat ze ergens anders heen gaan, vraagt ze niet door als aan de orde komt wat haar man eigenlijk voortdurend op de kamer van zijn dochters te zoeken heeft.
Misschien verklaren al deze parallellen het anders wat wonderlijke hoofdstuk van Vallen is als vliegen. Dat hoofdstuk gaat niet rechtstreeks over de gebeurtenissen in het Uphoff-gezin, maar over de paar jaren die onmiddellijk voorafgingen aan het werk aan de roman. De schrijfster raakte in een crisis rondom het ‘rotboek’ waarvoor ze haar man als muze had willen nemen, maar ook komen zowel haar zus als haar broer bij haar aankloppen met sores in hun privé-leven. Ze krijgt daarmee de rol van ouder – een rol die ze blijkens de rest van het boek zelfs als kind al op zich nam: zij was degene die allerlei problemen moest oplossen.
Erfenis
Bovendien: als je gaat rekenen heeft zij in die jaren de leeftijd die haar vader had in de tijden van het misbruik. Dat je zo kunt rekenen, wordt gerechtvaardigd door de roman zelf, waarin de vertelster twee keer zo’n berekening uitvoert:
Op het moment van zijn dood [=die van HHEH] was zij even oud als ik nu.
En:
Ze was toen even oud als ik bij haar overlijden.
In beide gevallen gaat de vergelijking over M.M.’s zuster Henne, maar iemand die op deze manier denkt, moet zich op een bepaald moment wel bewust zijn geworden van de overeenkomsten met haar vader. En dat de erfenis verschrikkelijker was dan Les fleurs du mal en een stapel kunstboeken.
Robert Kruzdlo zegt
Een slachtoffer mag geen slachtoffer zijn en ‘moet’ op dezelfde hoogte, leeftijd staan als van de dader. Maar Uphoff wil af van psychologische, psychoanalytische benaderingen: Ik denk dat je aan dit boek geen touw kunt vastknopen. Uphoff ontglipt je als een vetten aal die in spelonken van ieders lichaam verdwijnt: ‘Bovendien is het mijn onuitgesproken (schrijvers) wens geweest om de medaille van eerbaarheid voor onze familie te verdienen. Om onze geschiedenis zo te presenteren dat we eruit naar voren kunnen komen.’
Er is dus geen slachtoffer noch een dader bij Uphoff. Er is alleen maar een boek. Papier tussen twee kaften. En dus, laat het verhaal daartussen blijven. Nee, natuurlijk niet want het boek moet verkocht worden. Dat is dan weer een ander chapiter.
Ik hoop dat mijn reactie gewaardeerd worden en dat ik hier niet gezien wordt als een sprotje.