Een zomer met Manon Uphoff (46)
Verhalen zijn misschien wel de bron van alle kennis: uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat mensen ook abstracte kennis vaak in eerste instantie tot zich nemen als een verhaal, we hebben bovendien zo’n goed geheugen voor verhalen dat we achteraf onbewust allerlei verbanden blijken te hebben gelegd tussen gebeurtenissen die geen verband hadden, simpelweg om er een verhaal van te maken. De mens is een dier dat verhalen vertelt, aan anderen en aan zichzelf.
Zoals de menselijke geest alleen toegang heeft tot grote delen van de werkelijkheid middels verhalen, zo kan de mens haar verhalen zo ongeveer overal vandaan halen. In Vallen is als vliegen worden er verhalen vertelt uit de bijbel, uit sprookjes, uit mythen, uit speelfilms, uit andere boeken, er wordt zelfs een mop verteld, maar ook uit de wetenschap. De roman heeft zelfs een ‘verantwoording’ aan het eind waarin verwezen wordt naar onder andere De gouden tak van J.G. Frazer, Moordenaars in Nederland van Hendrik Jan Korterink en Lectures on Literature van Vladimir Nabokov.
Atomen en moleculen
Maar vooral de natuurwetenschap speelt een belangrijke rol, en dan nog weer in het bijzonder de natuur- en sterrenkunde. De vertelster van het boek, M.M., maakt duidelijk dat ze in de basisbeginselen is ingewijd door haar vader: ‘Laten we het vandaag eens hebben over de bewegingen der hemellichamen, de banen der planeten, de gulden snede…’
Maar M.M. gebruikt die kennis ook om te duiden wat diezelfde vader haar aandoet. Als de zorgzame vader HHEH van overdag haar ’s nachts bezoekt om haar te misbruiken, ziet ze dat als een transformatie van die vader in ‘de Minotaurus’. Maar die transformatie is zelf niet alleen maar mythisch, ze probeert die transformatie zelf fysisch te duiden als
een voortkomen uit het snijdbare tastbare duister dat zo vreselijk opeengepakt van atomen en moleculen was dat de materie van de Minotaurus wel moest ontstaan uit de enorme druk, een druk die, omdat hij te veel was, door hem weer op de andere materie moest worden overgebracht.
Bloedsap
Als de vader in een Minotaurus verandert en zo zijn dochter misbruikt, komen de twee zo terecht in een nieuw universum. M.M. geeft zelfs een naam aan dat universum (Katiqiwa), en een woordenboekdefinitie:
(zelfstandig naamwoord, onzijdig). Naam voor een universum dat met een krachtige explosie is ontstaan in de onrustige geest van M.M. Holbein – rond 1966 of ’67.
Het zijn die tegengestelde krachten die een rol spelen in M.M.’s begrip van het onbegrijpelijke. Door enorme druk (de zwaartekracht?) ontstaat de Minotaurus als een soort zwart gat dat steeds meer andere materie opslokt – uit Vallen is als vliegen wordt duidelijk dat hij vermoedelijk ook buiten zijn gezin een sexual predator is geweest. Tegelijkertijd trekt zo’n zwart gat degenen die het naderen uit elkaar:
Dit konijnenhol van Escher waarbinnen onrustige cellen zochten naar verbinding en ontbinding… dendrieten, neuronen, follikel, atomen… waar een oeroud alfabet, fluisterend werd uitgesproken… spriet, spriet, middenstuk van kever, spriet… en onze lichamen verenigd werden met de Minotaurus… in elkaar gedrukt en uit elkaar getrokken tijdens de sterrenfonkeldans van zenuwcellen tot rode en groene draden waardoor ons bloedsap stroomde, dik en traag, als sap in bomen: het groene bloed.
De paradox is nu niet alleen dat de hereniging met de Minotaurus, die enorme zwaartekracht, er juist toe leidt dat dingen (dat meisjes) uit elkaar vallen. En dat de enige oplossing daarvoor is: toch weer zwaartekracht. In haar recente Zwagermanlezing merkt Uphoff op dat voor haar zwaartekracht de liefde is, het verlangen om met elkaar verbonden te zijn. In Vallen is als vliegen zit ook al een aanzet tot die gedachte:
Ja, soms dwaal ik door het donker, mijn handen vooruitgestoken, in een ellendige lust, een afgrijselijk verlangen, voelend dat ik al niet meer besta; dat ik gestorven ben, verloren, moleculen, verloren, daar is geen zwaartekracht.
Geweld
Aan het eind van het boek probeert de vertelster tot een vorm van verzoening te komen – niet met haar vader, maar met het universum. Ze doet dit, eerst, door een klein monumentje op te richten voor haar dochter en haar man, maar daarna door weer terug te grijpen op de wetenschap. En ook daar speelt aantrekkingskracht een belangrijke rol in:
Ja, schitterend reptielenbrein, weet je nog hoe ons leven op de gloedwarme aarde begon? De botsing, de collaboratie van de cellen?
Ook de allerlaatste zin van het boek valt volgens mij zo te begrijpen:
Planeten worden niet geboren, ze barsten met geweld tot bestaan.
De krachten van de natuur opereren zonder plan, maar soms drukken ze zoveel materie op elkaar dat er ineens een planeet ontstaat.
Jos Houtsma zegt
Beste Marc van Oostendorp,
Wat een ongeëvenaard prachtige reeks beschouwingen over het werk van Manon Uphoff!
Robert Kruzdlo zegt
Uphoff blijkt instaat te zijn zich te transformeren van ‘oerknal tot de kracht dat doet vallen – als vliegen. Zij is op de meest natuurlijke manier van weerloos slachtoffer in waarnemer van dat slachtoffer en tegelijk in waarnemer van alle anderen instaat. “Dit kan alleen als je twee hoofden hebt.” Hoofd-een en hoofd-twee zien elkaar in een gesprek.
De ander doet er wezenlijk niet toe als zij zich terugtrekt achter haar schrijfbureau, in haar biologisch-dynamische universum.
Tweehoofdige-monsters zijn de leidraad voor elke kunstenaar. Uphoff gelukt het met deze biologische aanleg te overleven in tegengestelde richting.