Een zomer met Manon Uphoff (36)
Dat het werk van Manon Uphoff voor een belangrijk deel over het schrijven en het vertellen gaat, is inmiddels wel duidelijk. De verhalen zijn gestructureerd als brieven (‘Beste…’) of laten anderszins duidelijk merken dat ze geschreven teksten zijn. En in de verhalen worden vaak weer andere verhalen verteld. Bovendien zegt de schrijver zelf in haar recente voorwoord tot de verhalenbundel Begeerte dat ze vanaf het begin geïnteresseerd was in het geven van een stem aan degenen die geen eigen stem hebben in de literatuur, van de noodzaak tot het vertellen van hun verhalen.
De laatste jaren is Uphoff in die interesse voor het schrijverschap, het vertellerschap, geloof ik nog uitgesprokener dan eerder. In een recente bijdrage (juni 2022) aan de website van ILFU schrijft ze over een recente tentoonstelling van Paula Rego in het Haagse Gemeentemuseum. Ze voelt zich door het werk enorm aangesproken en analyseert waarom dat zo is. In die analyse gaat het vervolgens niet over materiaalgebruik of compositie, maar over het verhaal dat het werk van Rego vertelt: dat van sterke vrouwen die te kampen hebben met problemen van het leven waarvoor in de kunst verder nauwelijks aandacht is:
Er zijn enorme hoeveelheden, torens en bergen van ongewenste, verdrongen verhalen. Wat is de reden dat sommige verhalen wel en andere niet verteld mogen worden? Sommige beelden wel en andere niet worden getoond? Wat (of wie) houdt ze tegen? En: Cui bono?
Ze citeert vervolgens de Utrechtse hoogleraar Rosemarie Buikema – ook de auteur van een heel indringend essay over Uphoffs beeldende werk én haar Vallen is als vliegen – die stelt dat “veranderingen in onze geleefde werkelijkheid alleen dan structureel kunnen worden als ze in het symbolische systeem worden gerepresenteerd, daar een plek vinden.”
Naïeve kunst
Verhalen vertellen heeft dus maatschappelijk nut: de kunstenaar kan eraan bijdragen dat gewenste veranderingen – gelijkberechtiging van vrouwen, van de vrouwelijke blik, van het vrouwelijke verhaal – ‘structureel’ worden, namelijk door ze ‘in het symbolische systeem te representeren’. Een verhaal dat in de kunst wordt verteld is een stevig verhaal.
Ik moet Buikema’s boek nog lezen, maar ik weet niet hoe hard de bewering kan worden gemaakt dat (alleen) kunst veranderingen kan bestendigen. De lezer denkt natuurlijk onwillekeurig aan Vallen is als vliegen, maar Uphoff heeft zelf in interviews gezegd dat haar boek misschien het geluk had uit te komen ná bijvoorbeeld het boek Het beste wat we hebben van Griet Op de Beeck. Het is in ieder geval al helemaal niet duidelijk wat er gebeurd zou zijn als Vallen is als vliegen in de jaren negentig Uphoffs debuut was geweest. Het klimaat moest op de een of andere manier al rijp zijn voor deze verhalen.
Tegelijkertijd is precies Rego voor Uphoff een voorbeeld van wat kunst vermag: in de aanloop van een Portugees referendum over abortus publiceerden Portugese kranten haar schilderijen over abortus, en die hebben vermoedelijk sommige kiezers nét het zetje gegeven om toen voor abortus te stemmen. Het referendum werd aangenomen. De kunst had gewonnen over de oude verhalen.
Het is overigens fascinerend dat Uphoff zegt dat ze pas in maart van dit jaar heeft leren kennen, want Rego is als het ware de Portugese-schildersuitvoering van Uphoff: niet alleen gefascineerd door vrouwen over wie zelden gesproken wordt, maar ook door sprookjes. Feministische ideeën worden uitgedrukt in een stijl die elementen ontleend aan naïeve kunst. Rego overleed in juni, waarschijnlijk rond het moment dat Uphoff haar stuk over haar afrondde.
Laat een reactie achter