Een zomer met Manon Uphoff (26)
Het moet in 1998, toen De fluwelen machine verscheen, een betrekkelijk onopvallend verhaal zijn geweest: ‘De vazal’, een verhaal dat handelt over een man die zijn vrouw, zijn tweede vrouw, zo vereert dat het benauwt en zij bij hem weg wil. Maar achteraf was het voor de schrijfster misschien wel een van de lastigste verhalen om te schrijven. Het valt op het oog een beetje in het niet bij de geschiedenissen over siamese tweelingen die elkaar haten of zelfs over Budelse arbeiders die een vrouw uit Polen halen.
WIe het verhaal leest in de context van al het andere werk, merkt dat het speelt in wat ik maar het Uphoff-gezin noem: vader en moeder zijn van anderen gescheiden en hebben samen een grote schare kinderen..(Ik groeide ongeveer in dezelfde tijd op, in iets wat toen wel het Brinta-gezin werd genoemd: vader, moeder, jongen, meisje.)
Die kinderen staan in dit geval alleen geheel op de achtergrond. ‘De vazal’ wordt verteld vanuit de vader die op zeker moment opmerkt:
wat was het vreemd om te ontdekken (…) dat er zoveel kinderen rond de ontbijttafel zaten, die me allemaal ‘vader’ noemden.
Vanwege de allerwegen gememoreerde autobiografische basis van het Uphoff-gezin, is ‘De vazal’ griezeliger dan de beschrijvingen van bestialiteiten, verbrande handen en wat er verder zoal in De fluwelen machine voorkomt, al is het maar doordat het seks tussen de vader en de moeder beschrijft, een universeel taboe:
Ze spreidde haar benen: daar groeide haar schaamhaar ruig als gras. Maar van alle heerlijkheden was dit het heerlijkste: om mijn neus, het Romeins gebogen deel van mijn gelaat, een trots element, op het vettige, mollige stukje tussen haar borsten te duwen. Ik heb niet veel vrouwen gehad en weet dus niet of het vaker voorkomt, zo’n dik stukje vlees precies op de plek waar de ribben bij elkaar komen.
Een schrijfster die zoiets schrijft, zou je bijna zeggen, deinst nergens voor terug. Behalve dat we dus sinds Vallen is als vliegen weten dat er in dat gezin wel degelijk dingen gebeurden waar de schrijfster toen nog voor terug deinsde.
De editeurs van het dezer dagen voltooide Verzameld Werk van Willem Frederik Hermans citeren in hun verantwoording een interessante uitspraak van de schrijver:
Flaubert betreurde indertijd dat een auteur niet in één keer zijn verzamelde werken kon laten uitgeven, alles tegelijk. Ik ben niet van die begeerte. Ik vind het een groot voordeel dat het een na het ander geschreven en na elkander uitgegeven wordt. Schrijven is tenslotte een voortdurende monoloog. De boeken van een auteur, en zeker niet de mijne, staan niet los van elkaar. Het volgende is een (steeds onvolkomen) antwoord op het vorige boek. Schrijven is een onophoudelijk op voorafgegane gedachten terugkomen. Wil er enige samenhang blijven, dan is het nodig in volgorde te publiceren.
Uphoff lijkt in dezen meer op Hermans dan op Flaubert. Het lijkt een organisch geheel, ik heb het in deze reeks al vergeleken met een lichaam, maar een lichaam kent de geschiedenis niet als organiserend principe: het hoofd is er niet eerder of later dan de voeten. Wanneer het verhaal ‘De vazal’ nu ineens zou verschijnen, gepresenteerd zou worden als een gloednieuw verhaal, zou je het onherroepelijk anders interpreteren. Nu we weten dat het een verhaal is van twintig jaar voor Vallen is als vliegen kun als lezer nog proberen om het verhaal anders te lezen, als een verhaal over een net wat ander Uphoff-gezin, dat eigenlijk alleen maar bestaat uit een echtpaar waarvan de man te graag wil.
En dat nog altijd even gruwelijk is.
Robert Kruzdlo zegt
Het lichaam kent de werkelijkheid niet zoals wij die kennen – de ik b.v. – maar wel degelijk belichaamd zij de werkelijk via de huid. En helaas het hoofd was er eerder dan …, het hoofd ten voeten uit¡¡ Uphoff gebruikt de lichamen, om personages, om iedereen te kunnen plaatsen. Ze is steeds bezig met wat binnenin haar hoofd zit. Voordat iets handen en voeten krijgt moet je de wereld binnen in je (leren) kennen. Kunst is bij uitstek beter dan dat je van je lichaam een moordenaar, verkrachter of oorlogsmachine in werking zet. Waar was Uphoff terecht gekomen als zij de bescherming van haar huid niet had opgezocht. Als een Sade in de gevangenis¿ Lang leven de kunst, zeg ik dan opgelucht.