In de allerlaatste zin van het helemaal achterin haar boek geplaatste dankwoord onthult Annette Portegies wat ze met Weerspiegeld in een waterglas, haar boek over Maurice Gilliams, heeft beoogd¨”geen verslag doen, maar een verhaal vertellen”. Een verslag heeft de ambitie alles te documenteren, maar Portegies schreef inderdaad een verhaal, waarin duidelijk keuzes worden gemaakt.
Zo vertelt ze dat ze toen ze twintig jaar geleden aan het biografisch werk begon Gilliams zag als een charmante poseur, iemand die in het openbaar grapjes maakte maar ook de zielige kunstenaar uithang. Van die grappen of dat poseren is maar weinig te vinden in deze biografie. Zo komen we ook weinig te weten over Gilliams lange dienstjaren als secretaris van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren in Gent, Hij werkte er tientallen jaren, en dat noemt Portegies ook wel, maar deze activiteiten buiten de deur passen duidelijk minder goed dat ze wil vertellen, dat vooral een verhaal is van Gilliams’ leven binnenskamers.
Overigens volgt ná het verhaal, zoals het hoort, alsnog het verslag, in de vorm van overvloedige eindnoten die alles documenteren en verantwoorden.
Verstopte zinnetjes
Bij die keuze hoort ook dat lang niet iedere periode even gedetailleerd wordt belicht. Portegies’ belangstelling gaat uit naar Gilliams’ jeugd – óók de periode waarnaar hij zelf in geschrifte steeds weer bleef terugkeren. Gilliams werd 82; ongeveer de helft van Weerspiegeld in een waterglas gaat over de eerste 32 jaar, en de andere helft over de laatste 50 – al is dat de periode waarin hij feitelijk publiceerde.
Portegies’ voorkeur ligt duidelijk bij die eerste periode. Ze grijpt bijvoorbeeld ook de mogelijkheid aan om een fascinerende geschiedenis te schrijven van het Antwerpen van de eerste helft van de twintigste eeuw, en dan met name van de burgerij, waarin Gilliams zich bewoog ondanks de claim van zijn moeder dat ze uit de betere standen kwam – op zich natuurlijk al een zeer burgerlijke wens.
In die eerste helft van Gilliams’ leven zat ook het echte drama – de moeizame relatie met zijn vader en zijn moeder, zijn worsteling met zijn homoerotische gevoelens, en vooral: de traumatische ervaringen die hij opdeed in het katholieke internaat, waar hij werd gepest door medescholieren en belaagd door sommige leraren. Door heel precies te lezen en allerlei min of meer verstopte zinnetjes met elkaar te combineren, maakt Portegies aannemelijk dat Gilliams er door minstens één priester moet zijn misbruikt.
Ongemerkt losser
Portegies’ stijl maakt dat Weerspiegeld in een waterglas echt leest als een verhaal en niet als een verslag. Een van de lastige dingen van een biografie schrijven over iemand die zelf autobiografisch proza heeft uitgebracht, is dat je je onderwerp ook regelmatig wil citeren. Mij als lezer storen dan altijd de overgangen van de stem van de biograaf naar de stem van de gebiografeerde en weer terug. Er wordt de hele tijd van stijl geschakeld en je moet als lezer dan voortdurend meeschakelen. Ik hoor daar verder nooit iemand over, dus ik weet niet of anderen dat delen, maar volgens mij lees ik daardoor de citaten altijd minder goed.
Maar bij Portegies zijn Gilliams’ fragmenten altijd helemaal geïntegreerd. Dat komt doordat ze zelf een stijl heeft die weliswaar zakelijker is, en eenentwintigste-eeuws, en heel duidelijk eigen, maar die op sommige punten duidelijk bij die van haar onderwerp aansluit. Ze is niet bang voor de lange zin en ze gebruikt op een vrij natuurlijke manier woorden die bij een ander plechtstatig zouden klinken.
Dit is bijvoorbeeld de passage waarin ze de zin integreert die voor haar de eerste aanleiding was om te denken aan misbruik:
Angstaanjagender en veel gevaarlijker was een surveillerende frater die naast zijn bed de krant kwam lezen als de jongen weer eens met migraine werd opgenomen in de infirmerie van Sint-Victor, een ziekenzaaltje dat ruimte bood aan drie patiëntjes, maar waar hij meestal alleen lag, bevreesd voor wat er komen ging: zodra het donker begon te worden stond de geestelijke steevast op, vouwde tergend zorgvuldig de krant dicht en boog zich langzaam over het bed. “Er kwam een onplezierige warmte dicht bij mijn hoofd, en ik voelde de talmende rasp op mijn gloeiende wangen van zijn nooit gladgeschoren gezicht”, zou hij zich later herinneren.
(Als ik gelijk heb, is dit citaat net iets lastiger te lezen dan nodig, want ik heb mijn stijl niet aan Portegies of Gilliams aangepast.)
Licht archaïsch
Na de geciteerde zin en een witregel gaat Gilliams meteen over naar iets anders, en Portegies fantaseert niet over wat er precies gebeurt moet zijn, maar door de langzame opbouw te beschrijven (het tergend zorgvuldig opvouwen van de krant) bouwt ze wel de suggestieve spanning op.
De lengte van de zin maakt dat je ongeveer net zo langzaam gaat lezen als nodig is om Gilliams zelf te kunnen volgen, en woorden als infirmerie, steevast en tergend bereiden je als het ware voor op talmend. In het tweede deel, waarin veel minder citaten van Gilliams verwerkt zitten, omdat hij over die periode zelf nauwelijks schrijft, wordt Portegies’ eigen toon vrijwel ongemerkt ook wat losser: de zinnen korter, de licht archaïsche woorden minder frequent. Dat vind ik echt enorm knap gedaan: de biografe klinkt zoals nodig is om haar verhaal te vertellen.
Annette Portegies. Weerspiegeld in een waterglas. Maurice Gilliams 1900-1982. Amsterdam: Athenaeum, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter