Wat betekent het dat het Engels op weg is een wereldtaal te worden? Moeten we dat toejuichen of moeten we proberen er iets aan te doen? Gegeven het belang van de ontwikkelingen – een wereld waarin iedereen Engels spreekt is echt wel een andere dan een wereld waarin die taal vooral interessant is voor toeristen naar het Verenigd Koninkrijk – zou je verwachten dat er af en toe serieus en diepgaand over gediscussieerd wordt. Dat de voor- en nadelen op een rijtje worden gezet, dat er af en toe felle debatten zouden zijn. Maar niets van dat alles.
Ook in de geleerde wereld is het eigenlijk betrekkelijk rustig. Een nieuw nummer van het International Journal of the Sociology of Language wil daar een einde aan maken door een serie beschouwingen op een rijtje te zetten, met nieuw onderzoek naar deze belangrijke kwestie.
Vooral de inleiding van de gastredacteuren vind ik zeer de moeite waard. Er zijn, zeggen zij, drie posities in de discussie. Je kunt het Engels zien als de drager van groot sociaal onrecht en van Anglo-Amerikaanse dominantie op het wereldtoneel; of je kunt het zien als een manier waarop individuen vooruit kunnen komen in de wereld; of als een noodzakelijk instrument om wereldwijd de democratie en de rechtvaardigheid te doen toenemen.
Deelnemen
De schrijvers betreuren dat er zulke uiteenlopende visies zijn, maar dat lijkt mij eigenlijk een noodzakelijk gevolg van het feit dat we hier te maken hebben met een politieke discussie. Op een bepaalde manier is het natuurlijk allemaal waar: de dominante rol van het Engels versterkt de toch al dominante rol van Engeland en Amerika op het wereldtoneel, in het amusement en in de economie. Tegelijkertijd wil je niemand dat Engels onthouden, gegeven alle voordelen die het biedt, en zou de wereld beter af zijn als iedereen dezelfde taal zou spreken – als lingua franca, dat wil zeggen naast haar eigen taal. Dit alles maakt de huidige situatie zo ongelooflijk ingewikkeld en (dus) interessant! Maar hoe je het precies bekijkt hangt af van je bril, hoe fijn je de Amerikaanse dominantie precies vindt, bijvoorbeeld, en hoeveel waarde je hecht aan eerlijke communicatie.
De gastredacteuren gaan vooral in op het werk van de Belgische Philippe Van Parijs, waarschijnlijk ook de invloedrijkste denker op dit vlak, en een uitgesproken voorstander van het Engels als lingua franca. Volgens hem is een lingua franca noodzakelijk om een echt internationale wereld te creëren – een met sterke internationale instituties die tegelijkertijd niet alleen open staan voor een kleine elite, maar waaraan iedereen kan deelnemen.
Tegelijkertijd zijn er natuurlijk nadelen. Van Parijs erkent die ook wel, maar volgens de gastredacteuren onderschat hij wat voor ongelijkheid zo’n lingua franca allemaal kan veroorzaken: het is onduidelijk hoe je ervoor zou moeten zorgen dat de kinderen in Kaboel net zo goed Engels leren als die in Londen of zelfs in Amsterdam. Voor het zover is, laat je in ieder geval hele generaties achter die nooit genoeg Engels meer kunnen leren. Bovendien is het irreëel om te veronderstellen dat mensen niet nog altijd zullen worden gediscrimineerd om hun accent en om de ‘fouten’ die ze maken en die moedertaalsprekers nooit zouden maken.
Beter taalonderwijs
Uiteindelijk zijn de schrijvers het wel met Van Parijs eens dat er een lingua franca moet komen, al laten ze meer dan hij in het midden of dat wel Engels moet zijn en stellen ze dat er wel serieuzer moet worden gekeken naar de problemen.
Opmerkelijk aan de hele discussie vind ik het hypothetische karakter ervan: alsof we het voor het kiezen hebben, alsof de wereld niet iedere dag weer net een millimeter Engelstaliger wordt, en je dat feit niet ook in de discussie moet betrekken. En of je, als je een voorstander bent van die gang van zaken, er dan eenvoudig voor kunt kiezen om wereldwijd veel beter taalonderwijs in te richten.
Maar dat terzijde. Ik ben ervan overtuigd dat later eeuwen met verbazing naar onze tijd zal kijken vanwege de achteloosheid waarmee de globale verengelsing werd ingevoerd zonder ervoor te zorgen dat de wereld er echt mooier en beter van werd. En wat dat betreft is iedere discussie welkom.
Robbert-Jan Henkes zegt
Ieder land of regio zal z’n eigen Engels hebben, Euro-Engels is al heel anders dat het Britse Engels, dat steeds meer een soort niche-taal wordt, waarvan het lijkt of het zijn eigen ontwikkeling heeft doorgemaakt en heel ver is afgedwaald en afgedreven van het globale Engels. Koning Karel III zei ooit dat de taal van de toekomst “bad English” zal zijn. Het is eerder omgekeerd: het Brits Engels zal een taal zijn die Engessprekenden in de wereld nog maar met moeite kunnen volgen en in zeker zin ‘bad English’ is geworden. Ik vind dat wel grappig.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat zou wel mooi zijn: een wereld waarin de Britten massaal op Engelse les moeten, zodat zij ook kunnen deelnemen aan het normale menselijke verkeer buiten de eilanden.
Shabu zegt
Ik verwijs u naar een interview met David Crystal over Het Engels.
Ik raad u aan om voorzichtiger om te gaan met uw woordgebruik ,wat bedoelt u met deelnemen aan het normale menselijke verkeer buiten de eilanden?Schande dat iemand in uw positie zo slordig omgaat met zijn woordkeuze.
Peter Debrabandere zegt
De bewering dat het Engels (of een andere taal) als lingua franca voor de hele wereld noodzakelijk is om een internationale wereld te creëren, is een contradictio in terminis. De internationale wereld is vandaag (nog steeds, hoewel ietsje minder dan een tijd geleden) veeltalig. Die internationale wereld hoeft dus niet gecreëerd te worden. Die is er al. Je kunt dus net zo goed bepleiten om veel meer belang te hechten aan meertaligheid, aan het op school leren van meerdere vreemde talen (in plaats van eenzijdig aan het leren van het Engels als lingua franca) om te werken aan de participatie van de burger aan de internationale wereld.
Marc van Oostendorp zegt
Wat mij hiertegen in te brengen lijkt: dit zou impliceren dat je wereldwijd minstens vijf of zes talen (bijvoorbeeld Chinees, Spaans, Engels, Arabisch, Hindi, Swahili) op hoog niveau op alle scholen moet aanbieden, en dat niet alleen in het rijke westen maar ook in de allerarmste landen. Dat zou prachtig zijn, maar is, laten we zeggen, behoorlijk ambitieus. En met die talen ben je er natuurlijk niet: je hebt dan vooral een situatie gecreëerd van een handjevol lingua franca’s, in plaats van één.
Robert Kruzdlo zegt
Niet te vergeten het Amerikaans-Engels dat door de Nederlandse jeugd gesproken wordt inplaats Queen-Brits-Engels. Naast het Engels Spaans leren zou een belangrijke stap zijn in de richting van het besef dat Spaans de meest gesproken taal is.
wim zegt
Half oorlogje om Taiwan en het zou me niets verbazen dat China het Engels de rug toekeert, waarschijnlijk tezamen met een aantal andere landen (Rusland?). China is daar op de laagste klassen al mee begonnen, en buitenlandse docenten mogen ook geen les meer geven. Zeker voor landen die een ander alfabet gebruiken is een nieuwe taal leren enorm lastig, het Engels heeft dan voor elke letter ook nog eens een flink aantal klanken. Dat komt het beste tot uiting in het gedicht The Chaos van de Nederlandse taalkundige Gerard Nolst Trenité.
Ik geef het Esperanto als uitgangspunt dan best een goede kans. Het kan al in China gestudeerd worden en ze hebben geloof ik zelfs een nieuwssite en radiokanaal in de taal. Elke letter is 1 klank en is enorm makkelijk te leren doordat het geen uitzonderingen kent.
Op het moment dat de Chinezen het als 2de taal gaan onderwijzen wordt het hier natuurlijk ook meteen een keuzevak. Chinees leren is te lastig, maar Esperanto is zo gepiept tot een behoorlijk niveau. In ik meen Hongarije moet je voor een bachelor een andere taal op b2 beheersen. Ik meen dat Esperanto daar de 3e keuze (na Engels en Duits) is. Er zijn nogal wat landen met problemen met de Amerikanen, die zie ik met behulp van China dan toch wel overstappen. Wellicht eerst als keuzevak naast Engels, maar als een aantal landen, en dan met name China, het serieus gaan nemen kan het best wel eens een concurrent worden. Zeker in de landen met nasynchronisatie, of landen naast China.
Weia Reinboud zegt
Bij het ontwerpen van Esperanto heeft Zamenhof een paar klungeligheden ingelast, onder andere diakritische tekens voorschrijven, waarvan een aantal niet standaard ter zetterij aanwezig waren. In landen met zelf veel diakritische tekens niet en elders op de wereld dus helemaaaal niet. Er is vrijwel direct voorgesteld om die tekens af te schaffen, maar dat heeft het niet gehaald, bij een stemming waarin de meerderheid besliste. Dus ontstond er een afsplitsing…, dat leidde tot Ido. Als China Ido zou invoeren is de kans op slagen iets groter dan met Esperanto.
We hebben een klein uitgeverijtje en van een kinderboekje zijn ons ongevraagd allerlei vertalingen aangereikt, Frans, Spaans, Fries, Engels, Esperanto. Maar toen een Ido-kenner dat zag, moest er ook meteen een Ido-versie komen!
Je zou het werk van Zamenhof opnieuw kunnen doen en dan in de woordenschat ook allerlei woorden op kunnen nemen uit het Chinees, Spaans, Hindi enzovoort, gecombineerd met de eenvoudigst mogelijke uitspraak en de eenvoudigst mogelijke grammatica…
Roland Rotsaert zegt
Ik dacht dat Ido alleen nog bestond bij de gratie van esperantisten die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van hun taal. Diakritische tekens bestaan in nagenoeg elke taal en sedert Unicode bestaat kunnen alle computers en zetsystemen er mee overweg.
Ronaldo zegt
Je zou het allemaal opnieuw kunnen doen, ja, maar waarom zou je? Zou het een significant betere taal opleveren? ik denk van niet. Staan tientallen miljoenen mensen te popelen om die nieuwe taal te leren (of de ontwerpers voor duizenden uren werk te betalen)? Ik zie niks wat daar op wijst. Esperanto is niet perfect, maar de meeste hervormingen van Esperanto naar Ido lossen niks op. Dat is waarom Ido maar een paar duizend sprekers heeft. Dat er (nog) te weinig aziatische , afrikaanse etc woorden in het Esperanto zijn ingevoerd komt doordat de meeste Esperantisten/s van die achtergronden te bescheiden zijn, en doordat teveel mensen teveel van La Akademio verwachten (zie de geschiedenis van ri en iĉo).
Eenvoudigste uitspraak (14 letters) werkt in Toki Pona omdat dat een zeer beperkte woordenschat heeft. Bij een eenvoudigst mogelijke grammatica zoals in creolentalen raak je waarschijnlijk teveel precisie kwijt
Roelof Buffinga zegt
Ik heb moeite om de volgende twee zin(sned)en uit de conclusie met elkaar te rijmen:
“Opmerkelijk aan de hele discussie vind ik het hypothetische karakter ervan: alsof we het voor het kiezen hebben, alsof de wereld niet iedere dag weer net een millimeter Engelstaliger wordt” en
“Ik ben ervan overtuigd dat later eeuwen met verbazing naar onze tijd zal kijken vanwege de achteloosheid waarmee de globale verengelsing werd ingevoerd zonder ervoor te zorgen dat de wereld er echt mooier en beter van werd.”
Marc van Oostendorp zegt
Dat snap ik niet. Op welke manier is dat in tegenspraak met elkaar? In de eerste zin wordt gesteld dat dat de wereld iedere dag een millimeter Engelstaliger wordt en dat daar op een vrijblijvende manier over wordt gediscussieerd. In de tweede zin dat de verengelsing wordt ingevoerd zonder goed na te denken over de consequenties ervan.
Roelof Buffinga zegt
Tegenspraak is misschien te zwaar uitgedrukt, vandaar mijn ‘moeilijk te rijmen’. In de eerste zin geef je aan dat het eigenlijk onzin is om over voors en tegens van de verengelsing te spreken, want dat proces laat zich toch niet sturen, laat staan stoppen; in de tweede zin zeg je dat het eigenlijk ongelooflijk is dat we die (onontkoombare) verengelsing achteloos (hebben) laten gebeuren (alsof er wel wat te sturen was).
Misschien zit de crux ‘m in “verengelsing op een manier die de wereld echt mooier en beter maakt”, maar wat je je daarbij voorstelt en hoe dat dan wel te sturen zou zijn? Daar was de bijdrage misschien te kort voor.
j.p.van.de.Sande zegt
De neiging om het belang van de eigen taal te overschatten is waarschijnlijk zo oud als de mensheid. Wij Nederlandssprekenden kunnen bijvoorbeeld wijzen op Becanus, die vaststelde dat reeds in het paradijs Nederlands werd gesproken. In wezen berust dat soort gedachten op de behoefte aan status. Ook het boekhoudkundig bijhouden hoeveel Nederlands, Frans of Engels sprekenden er in de wereld is op deze neiging te herleiden. ‘Hoe groter, hoe beter’. Uit een soort dafaitisme is de trots op eigen taal in Nederland nog maar betrekkelijk gering en daarvoor in de plaats komt dan een soort supportershouding voor de meest succesvolle taal: Het Amerikaans. In andere landen wordt daar anders over gedacht.
De supporters van “Een taal, Een wereld” beseffen niet dat, zoals verschillenden hiervoor al betoogden, het onmogelijk is met behoud van kwaliteit uniformiteit tot stand te brengen bij 7 miljard mensen. Wat wel kan is dat de fijne kanten van de verschillende culturen verdwijnen en er alleen pidgin talen in pidgin culturen gesproken zullen worden. De ontwikkeling van een cultuur gedijt bij isolatie, maar omdat we steeds meer in een “Global village” wonen, zal een grootste gemene deler het lot zijn van komende generaties. Dat er dan op sommige plaatsen verdienstelijker getrommeld wordt dan op andere is dan wel weer een troost.
Weia Reinboud zegt
‘Pidgin cultuur’, dat is een mooie!
Ro zegt
De consequenties van onze taalhouding ten opzichte van het Engels wordt niet beseft en dan voornamelijk in een land als Nederland. De praktisch ingestelde inborst van de Hollander heeft er geen problemen mee op de publieke ruimte te laten innemen door het Engels. Geholpen worden in het Engels in een winkel of op een terras is normaal geworden. Het Nederlands verbannen uit universiteiten en luchthavens is geruisloos voltrokken. Je woordenschat uitbreiden met zelfs anderstalige scheldwoorden wordt schaamteloos gedaan.
Tuurlijk wordt deze discussie gevoerd in andere taalgebieden en wordt er gefoeterd op het dominante van het Engels. Wij, in Nederland, zijn wel de absolute voorlopers en we staan erbij en kijken ernaar.
Herman Deceuninck zegt
Men wordt vaak meer beoordeeld op de vorm (d.w.z. de beheersing van het Engels) dan op de inhoud van wat je zegt. Als je niet goed Engels spreekt, heb je ook geen kans om je ideeën goed over te brengen op Engelstaligen. Vandaar de ongelijke kansen voor niet-moedertaalsprekers.