Parthonopeus: editiewerk in uitvoering – deel 18
Een eind terug in deze serie, om precies te zijn in deel 10, heb ik verteld over de drie Parthonopeus-handschriften waarvan als eerste fragmenten opdoken gedurende de negentiende eeuw. Nog even een korte samenvatting: Hoffmann von Fallersleben vond in 1821 twee halve bladen van het handschrift dat bij Kienhorst (1988)* H81 heet. Later werden er nog enkele bladen van dit handschrift gevonden, in Keulen en Berlijn. Intussen legde Ferdinand Deycks een verzameling dubbelbladen van een ander handschrift aan, H82 bij Kienhorst. Er werden ook nog dubbelbladen van dit handschrift op andere plaatsen gevonden: één in Hildesheim (het wordt nu bewaard in de UB in Leiden) en één in Keulen.
Ten slotte beschreef ik nog een derde handschrift, H83 bij Kienhorst, waarvan twaalf bladen in Jena werden gevonden en twee dubbelbladen in Groningen. Verder kocht Deycks van een priester uit Xanten nog twee losse bladen die uit dit handschrift afkomstig waren, en die na zijn dood door zijn weduwe aan de universiteitsbibliotheek in Jena zijn geschonken. Bormans gebruikte voor zijn editie (1871) alle bekende bladen van H82 en H83, en van H81 alleen de twee halve bladen uit Trier, want de bladen in Berlijn en Keulen werden pas na het verschijnen van zijn boek ontdekt.
Maar er zijn fragmenten van nog drie handschriften met de Parthonopeus bekend. In deze aflevering bespreek ik ze, voor de volledigheid, hoewel ze verder niet meer aan de orde zullen komen in de serie. Maar samen met aflevering 10 ontstaat zo in ieder geval een goed beeld van de fragmentarische overlevering van de Parthonopeus van Bloys.
H84
Van dit veertiende-eeuwse handschrift is maar één dubbelblad bekend; het is rond 1870 ontdekt in het Gemeentearchief van Hoensbroek. Het is gebruikt als omslag van een rekenboek dat vanaf 1620 in gebruik was en is in het handschrift het binnenste blad van een katern geweest. Er is door de burgemeester van Hoensbroek, de heer E. Slanghen, een kopie van het fragment aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ter beschikking had gesteld. Eelco Verwijs concludeerde vervolgens op basis van deze kopie dat het om een tot dan toe onbekend Parthonopeus-fragment ging. Hij heeft het uitgegeven in de Mededeelingen in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1872, p. 11-24). Tegenwoordig maakt het dubbelblad deel uit van de collectie van het Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL).
H85
Ook dit handschrift is uit de veertiende eeuw; er is nog minder van bewaard gebleven dan van H84: slechts drie kleine strookjes. Ze zijn rond 1955 in de bibliotheek van de Karelsuniversiteit te Praag ontdekt als onderdeel van een verzameling Duitse en Middelnederlandse handschriftfragmenten, en geïdentificeerd door prof. dr. Leopold Zatoçil, onderzoeker Germaanse talen aldaar. Hij heeft ze in 1961 uitgegeven in een artikel.
H86
H86 is een vijftiende-eeuws Ripuarisch (dat wil zeggen Rijnlands) handschrift. Er zijn in Keulen twee bladen van dit handschrift gevonden, respectievelijk rond 1872 en rond 1899. Ze zijn in 1899 geëditeerd door Franck, maar hij kon de samenhang tussen beide handschriftfragmenten niet helemaal thuisbrengen en gaf ze daarom in de verkeerde volgorde uit. De verwarring van Franck is op zich begrijpelijk, want beide bladen vertellen over scènes uit het toernooi om Meliors hand en gaan over dezelfde strijders, die elkaar steeds opnieuw in de pan hakken. Maar een nauwkeurige vergelijking met de Oudfranse Partonopeus de Blois en met de Middelnederlandse Parthonopeus maakt wel duidelijk hoe het zit. In mijn editie zullen de bladen dus voor het eerst pas in de juiste volgorde worden uitgegeven. Veel later, in 1985, berichtte Tervooren over nog drie stroken van dit handschrift, die hij daarbij meteen ook uitgaf. Dit zijn de stroken waar aflevering 4 over ging, die oorspronkelijk in privébezit waren in Bonn Bad-Godesberg en toen een tijdje van de radar verdwenen. Ze worden nu bewaard in de Staatsbibliothek zu Berlin.
De taal van H86 lijkt voor een Nederlandse lezer genoeg op het Middelnederlands om het te kunnen volgen, maar voelt toch ook een beetje Duits aan. Dat kan ik het beste laten zien aan de hand van twee kleine stukjes tekst. Eerst een stukje uit het Middelnederlandse H82; vlak voor deze scène wordt duidelijk dat Parthonopeus en zijn strijdmakker Gaudijn het goed doen in het toernooi, hoewel ze stevige aanvaringen hebben met de sultan van Perzië en zijn bondgenoten. Jurylid Cursout is voor Parthonopeus en Gaudijn; zijn collega Clarin is voor de sultan. Als Parthonopeus en Gaudijn een kleine overwinning behalen, kan Cursout het niet nalaten de sultan een beetje belachelijk te maken:
Maer ic seggu dat si ontfingen
Menegen slach eer si ontgingen
Die soudaen was gebaerteert sere
Teerst dat cursout sach den here
Vor parthonopeus nicken so
Wart hi int herte harde vro
Here clariin seiti die soudaen
Dinct mi vele siec ende ongedaen
In het Ripuarische H86 luidt hetzelfde stukje tekst:
] sain uch dat sy intfeingen.
Manichen [slach] ee sy intgeingen.
Der soildain was zu bluwent veil sere.
Dat eirste dat erkursult sach den here.
Vur partonopeus bucken so.
Des wart he van herczen vro.
Here claryn sade he der soldain.
Dunckit mich veil seich ind ungedain.
Uit deze korte vergelijking blijken meteen de grote overeenkomsten tussen beide tekstfragmentjes, waardoor met vrij veel zekerheid gezegd kan worden dat een Middelnederlands Parthonopeus-handschrift als voorbeeld heeft gediend voor het Ripuarische H86.
Volgende keer weer een aflevering over de editiepraktijk van Bormans, meer in het bijzonder over zijn gewoonte om woorden te veranderen of verzen toe te voegen waar hij de overgeleverde tekst niet toereikend achtte.
* H. Kienhorst, De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codicologische beschrijving. 2 delen. Deventer, 1988.
Foto: Viorica Van der Roest
Laat een reactie achter