Dat wat meer taalkunde op de middelbare school geen overbodige luxe zou zijn, bleek maar weer eens uit een artikel in NRC van vorige week. De schrijfster Sarah Meuleman balde er een vuist voor genderbewuste taal. En wat ze schreef was onzin.
Het ging niet eens om Meulemans standpunt. Ze wil dat er beter na wordt gedacht over taal waarin beter wordt uitgedrukt hoe er over gender wordt nagedacht: niet meer klakkeloos hij gebruiken als er personen van allerlei kunne worden aangeduid, bijvoorbeeld.
Mij lijkt dat een respectabel standpunt. Het gaat om de middelen die Meuleman daarbij wil inzetten:
Ergens moet de schakel om. ‘Hij’ is eeuwenlang ingeburgerd en gedoemd de norm te blijven, tenzij de Taalunie eindelijk doorzet. In het nieuwe advies [van een Taalunie-commissie] worden heel wat lastige vraagstukken aangekaart en keurig omschreven, maar het antwoord van de experts blijft bij een reeks optionele, inclusieve alternatieven. De Taalunie zegt niets te kunnen voorschrijven, maar uiteindelijk is grammatica een verzameling regels die we op school hebben geleerd en die wel degelijk voorgeschreven zijn.
Eerder had ze al geklaagd:
De regels die onze taal zouden moeten faciliteren, hebben haar decennialang gegijzeld. Die regels moeten ingrijpend op de schop. Maar, wat doen onze taalexperts? Die hersenknarsen, bakkeleien en komen na twee jaar met adviezen en voorbeeldteksten ter inspiratie.
Het is precies de taal die al eeuwenlang klinkt uit de monden van de taalmopperaars, al gaat het dan over kwesties als groter als of ik heb hun gezien: laat de overheid (dat is de Taalunie in dezen) nu eens ‘doorzetten’! Hup, vooruit met de gaat, iedereen verplicht de juiste taal! Al die voorzichtigheid, dat is maar geneuzel, dat zijn maar slappe knieën.
Het punt is: zo werkt het niet. Er is nergens ter wereld op enig punt in de geschiedenis een taalinstelling geweest die zoveel macht had als Meulemans in dit geval aan de Taalunie toeschrijft. Mensen luisteren er helemaal niet naar. Alle regels die ‘we’ op school geleerd hebben, geen ervan is door ‘de Taalunie’ bedacht, allemaal komen ze voort uit een soort overlevering van de ene voorschrijver naar de andere. Af en toe vijlt iemand er iemand iets bij, ‘hakt een knoop door’ over een onduidelijkheid, maar dan gaat het altijd over kleine onduidelijkheden.
Bovendien spreken de meeste mensen natuurlijk helemaal niet zoals ze dat op school geleerd hebben. En is er ook geen enkele manier om zoiets af te dwingen.
In plaats van ’taalregels’ had Meulemans op school beter iets anders kunnen leren, namelijk dat ‘grammatica’ wel degelijk iets heel anders, iets veel groters, is dan wat ze op school geleerd heeft. Zo heeft ze vermoedelijk nooit op school geleerd dat hij ‘mannelijk’ was. Want dat wist ze al ruim voordat ze groep 1 binnenstapte.
Het soort taalregels dat Meulemans wil aanpassen hebben naar mijn idee vooral te maken met beleefdheid: je wil mensen met respect behandelen en toespreken. Maar beleefdheid kan geen enkel overheidsorgaan afdwingen. Het is onbeschaafd om pakweg neger of wijf te zeggen, maar je kunt het niet verbieden.
Het zou natuurlijk makkelijk zijn als we alleen de taal hoefden te veranderen om zo de mentaliteit van de mensen te veranderen. Maar helaas wijzen geschiedenis en wetenschap uit dat het zo niet werkt. Eerst moet de mentaliteit anders, pas dan zullen mensen hun taal gaandeweg aanpassen. En het sluitstuk is meestal dat die aanpassingen geformaliseerd worden door, bijvoorbeeld, de Taalunie.
De aanbevelingen van de commissie lijken me daarom heel verstandig. Ze geven richtlijnen voor degene die haar best wil doen om zoveel mogelijk rekening te houden met anderen. Die richtlijnen zijn voorzichtig omdat je niemand ertoe kunt dwingen (de politie aan de deur: ‘Lezen we nu dat u op Twitter nog hij gebruikt voor een dokter zonder dat u diens gender kent?’) én omdat ook de meest goedwillenden nog lang niet alles hebben opgelost.
En dat is een andere eigenschap van taalverandering in alle tijden en alle culturen: je kunt die niet integraal op de tekentafel uittekenen.
Drabkikker zegt
Is gaat de genderneutrale term voor geit/bok? Best een idee eigenlijk: zie ook teu, poeter, kaan, beug, rooi, voemelaar, mengst e.a. 😉
Ina Schermer zegt
Prima deze reactie, Marc; ik had n. a. v. Meulemans artikel een ingezonden brief naar de NRC willen sturen om te wijzen op het onzinnige karakter ervan, maar dat is er helaas niet van gekomen. Zou jij dat niet met deze tekst kunnen doen?
Reinier Salverda zegt
Dat ze bij de NRC nu willen gaan voorschrijven wat je wel of niet mag in de Nederlandse taal!
Of sterker nog: wat iedereen moet zeggen en schrijven. Toe maar!
Ooit was dat toch een tolerante liberale krant.
De kwestie met die dokter is trouwens al lang eens helder opgelost.
In goed Nederlands kun je immers, als je dat graag wilt, naast ‘de dokter en diens (zijn) gender’, bijvoorbeeld ook zeggen (of schrijven): ‘de dokter wier (haar) gender’.
Beetje gedateerd mischien, maar tenminste bestaat er voor ‘diens/dier’ en ‘wiens/wier’ een regel, die hier houvast kan bieden voor gewenst sociaal taalgebruik.
En die bestond al lang voordat de Taalunie zelfs maar ontstond.
Je zou denken dat men dit ter NRC nog wel weet.
Dus waar blijft de/het NRC met zijn/haar voorschrift in dezen?
Marc van Oostendorp zegt
Nou ja, het is niet NRC die het wil, he, het is een opiniestuk in die krant, maar gelukkig is de redactie niet gebonden aan iedere opinie die ze publiceren. Ik vind het wel jammer dat de redactie het niet vanwege te grote warhoofdigheid heeft teruggestuurd.
Winfried Temme zegt
Hear, hear!
Winfried Temme zegt
Helemaal eens met dit stuk van Marc van Oostendorp. Ik ben alleen nogal geïntrigeerd door zijn stelling dat er nergens ter wereld op enig punt in de geschiedenis een taalinstelling is geweest die zoveel macht had als Meulemans in dit geval aan de Taalunie toeschrijft. Hoe verhoudt zich die stelling tot wat Gaston Dorren in ‘Babel’ over bijvoorbeeld het Turks schrijft? Ik lees daarin nogal wat ‘vanbovenopleggerij’.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat het in het geval van Turkije vooral ging over de taal die de overheid zélf besloot te gebruiken. Daarvan zijn op kleine schaal ook wel voorbeelden te vinden voor het Nederlands (overheidsinstanties die besluiten ‘allochtoon’ niet langer te gebruiken). Deels druppelen sommige beslissingen soms misschien door naar de samenleving, maar ik weet geen voorbeelden waar het een overheid echt lukt om te veranderen hoe mensen in het dagelijks leven met elkaar praten. Het Ottomaans werd nooit een volkstaal.
Winfried Temme zegt
Dat is een verduidelijkende verfijning; dank!
Winfried Temme zegt
Maar zoals Dorren het proces van de ‘Turkse taalhervorming’ beschrijft, lijkt dit toch wel veel op ‘zeer succesvolle taalzuiveraars van bovenaf’. ‘Babel’, 2019, p. 80 e.v.
Dirk van Haaren zegt
HET is uiteraard de meest neutrale genderaanduiding, Volledig non-binair. Dus nieuwe aanduidingen verzinnen is overbodig.
Ik geef het aan het, het is van het, het heeft het gedaan.
Drabkikker zegt
En welk bezittelijk voornaamwoord had u daarbij gedacht? Zijn lijkt me niet geschikt want dat is mannelijk. Hets?
Winfried Temme zegt
“Zijn” hoort ook bij “het”: het stadscentrum en zijn directe omgeving – overigens voelt “het” zeggen over een mens voor mij niet prettig.
Drabkikker zegt
Inderdaad, dat heb ik ook. Het Nederlands leent zich helaas vrij slecht voor echt geschikte genderneutrale voornaamwoorden om mensen aan te duiden, althans als je uit wilt gaan van reeds bestaande vormen in plaats van helemaal iets nieuws te bedenken. De uitdaging zit hem er ook in dat een persoonlijk voornaamwoord niet op zichzelf staat, maar daarnaast ook bezittelijke en voorwerps-vormen verlangt, en het Nederlands heeft maar weinig kandidaten waarbij al die bijbehorende nevenvormen in enigszins geschikte mate voorhanden zijn. Ik denk zelf dat die nog het beste werkt, al kleven daar ook wel wat houterigheden aan (zo klinkt het in snelle spraak gemakkelijk als ie en lijkt dan dus toch weer mannelijk).
Joannes Maas zegt
Marc van Oostendorp schrijft precies over dit stuk van Meulemans wat ik ervan dacht – zet dat in de/het NRC-H!). Overigens er is wel ingegrepen door de overheid door het verplichten van de voorkeursspelling. Een jaar of twintig gekibbel in de klas over de juiste spelling (vurrukkulluk) is toen opgehouden.
Winfried Temme zegt
Ja, met spelling is de overheid bij ons altijd driftig bezig. Of het zinvol is, is een tweede.