Gelukkig klinkt af en toe het geluid van de rede. In het nieuwe nummer van het tijdschrift Cognition is Peter Hagoort, directeur van het Donders Instituut in Nijmegen de vertolker van dit geluid.
We komen uit een periode waarin het idee van embodied cognition sterk in de belangstelling: ons denken is niet abstract, maar wordt voortgebracht door ons lichaam. Hoe we de wereld zien, wordt bepaald door onze zintuigen, en door het functioneren van het menselijk lichaam. Dat klinkt allemaal heel plausibel en er zijn – natuurlijk – ook allerlei aanwijzingen dat inderdaad ons denken bepaald wordt door het feit dat we een lichaam hebben.
Het probleem is alleen dat sommige aanhangers van deze gedachte een en ander verkochten met de bewering dat deze bewijzen het einde zijn van het Cartesiaanse denken. Descartes had gesteld dat we een scheiding maken tussen lichaam en geest, maar zie eens aan! We hebben dat hele idee van een abstractere geest niet nodig.
Lichaamsgeur
Hagoort, iemand die een reusachtige reputatie heeft in het meten van hersenactiviteit bij taal, en die dus van alles weet over de rol van het lichaam in het denken (want neuronen horen ook bij het lichaam) keert zich in het nieuwe artikel tegen dit extremisme, door te laten zien dat ons denken en onze perceptie voor een deel óók bepaald worden door het abstracte systeem dat onze taal is.
Die taal is iets wat wij echt bovenop het lichaam hebben, en iets dat andere dieren ook niet hebben.
Hagoort vat om dat aan te tonen een groot aantal experimenten van hemzelf en anderen samen. Een aardig, en eenvoudig experiment, bijvoorbeeld, dat laat zien dat als je het woord KLEIN op een voorwerp schrijft, mensen een andere grijpbeweging maken dan wanneer je GROOT schrijft op datzelfde voorwerp. Zoals er iets anders in de hersenen gebeurt wanneer mensen een geur ruiken en daarbij de woorden lichaamsgeur lezen, dan wanneer ze diezelfde geur ruiken en daarbij cheddar lezen.
Woorden doen ertoe, zoals politici tegenwoordig zeggen.
Associaties
Een ander aardig bewijs voor onze afhankelijkheid van het denken, zegt Hagoort, is het feit dat mensen ook in ficties kunnen denken: we kunnen gemakkelijk over eenhoorns of elfenkoningen peinzen terwijl die niet corresponderen met iets in de wereld buiten onze hoofden. Je kunt natuurlijk stellen dat zulke fantasiewezens bestaan uit allerlei onderdelen die we wel degelijk rechtstreeks ervaren hebben (paarden, gehoornde dieren, mensen, vleugels), maar precies het combineren van allerlei zaken die op het eerste gezicht niet bij elkaar horen is een kenmerk van taal.
Hagoort stelt ook een interessant, nog niet uitgevoerd experiment, voor. Het is algemeen erkend dat een woord dat je heel vaak achter elkaar herhaalt ‘vreemd’ wordt, betekenisloos. Zeg honderd keer achter elkaar pijn en het wordt een raar hompje klanken dat je als het ware niet meer voelt. Als taal inderdaad belangrijk is voor de manier waarop we de wereld ervaren, zouden proefpersonen die je in deze staat hebt gebracht, kunstmatig toegebrachte pijn ook anders moeten ervaren.
Het is op een bepaalde manier natuurlijk niet verrassend: onze menselijke ervaring is niet een voortdurend rechtstreeks reageren op steeds nieuwe prikkels, we hebben een systeem dat die prikkels kan verbinden met dingen die we ons herinneren, met generalisaties waartoe we in de loop van de tijd gekomen zijn, met de woorden die we kennen en de associaties waaraan deze dan weer verbonden zijn. We hebben een denkvorm gevonden die buiten die onmiddellijke ervaring kan treden, waardoor we die gedachten ook nog eens kunnen delen met anderen. Die denkvorm heet de taal.
Ronald V. zegt
We kijken, metaforisch gezegd, door een gekleurde bril naar de buitenwereld en ook naar onszelf. De kleuren en de sterkte van die bril bestaan uit theorieën en die theorieën bestaan uit taal. Ook het idee van embodied cognition is al met al een theorie.
Natuurlijk ligt het theoretisch idee van Descartes dat er twee aparte substanties zijn, namelijk een geestelijke en een stoffelijke, op zijn gat. Alles is stoffelijk. Maar in pragmatisch opzicht heeft het idee van Descartes wel iets. Al is er geen radicaal verschil tussen geest en stof, er is wel een zinnig onderscheid tussen feit en theorie.
Het afserveren van Descartes is een open deur. Maar ligt achter het afserveren van Descartes geen afserveren van Kant? Kant, de man van de metatheorie van de gekleurde bril.
Nu valt er best wel kritiek te leveren op Kant. Bijvoorbeeld dat hij die metaforische bril te dogmatisch,te rigide, ziet. Mijns inziens kunnen we de bril waardoor we de buitenwereld en onze binnenwereld bekijken, stapsgewijs bijstellen. Volgens Kant echter kunnen we dat niet.
Robert Kruzdlo zegt
De metaforische bril wordt door het evolutionaire brein bijgesteld en wij zelf, met ons kijken naar onszelf als TAAL kan dat niet, nooit en zul je dus moeten wachten op wat het brein stapsgewijs doet. Kant wist dat wij de werkelijkheid nooit zullen leren kennen en misschien ook niet de werkelijke werkelijkheid. Dit en meer is ook mijn ‘werkprobleem’. Een mogelijke stap naar verhelderend werk van mijn eigen brein is dit:
Tussenmens’, is een metafoor voor de bestaanswijze van de vrije kunstenaar. Zijn positie bevindt zich tussen het brein en de werkelijkheid, het gebied waarin hij de wereld schept en maakt, zijn speelsels.
Door de toegenomen feitelijke kennis van het brein en de (werkelijke) werkelijkheid wordt de gespleten wisselwerking tussen brein en omgeving, duidelijker en pijnlijk zichtbaar. Hij alleen, kan als tussenmens dit gebied aanschouwen en níet beredeneren. Zijn onbevangen tussenpositie, zijn aandacht voor de werking van het brein en de invloeden van de (werkelijke) werkelijkheid maken de beschouwende vrije kunstenaar, verantwoordelijk voor zijn existentie.
Zowel het kunstonderwijs als de wetenschappen hebben tot nu toe deze nieuwe positie, de bestaanswijze van de vrije kunstenaar als de tussenmens niet onderzocht. De tussenmens heeft in deze positie geen enkele maatschappelijke rol. ‘Tussenmens’, dit existentiële bestaan, zou een aanvulling voor het kunstonderwijs kunnen worden.
Auteur: Robert Kruzdlo
Jet R. zegt
maar wat nou als je taal beschouwt als onderdeel van de wereld, dus als iets wat je zintuiglijk ervaart?
Robert Kruzdlo zegt
Maar er is ook een taal van de neuronen, de stille stem die ervoor gezorgd heeft dat we zijn gaan spreken over onszelf. Taal is een afgesproken stijlmiddel om te communiceren over dat waarover we eigenlijk niet kunnen spreken. Er komen stemmen, zinnen op uit de stilte van het brein waardoor een schrijver zijn boeken kan schrijven. Hoe dat werkt weet niemand ook niet naar duizenden proefnemingen in welk wetenschappelijke disciplines dan ook.
Micha Hamel zegt
ik heb een gedicht geschreven over het fenomeen dat een woord steeds minder gaat betekenen als je het herhaalt. Indien iemand belangstelling heeft, kan ik het wel even opsturen.