Otis van Martijn Niemeijer als relationele jeugdthriller (met lessuggesties)
De jeugdroman Otis (2017) van Martijn Niemeijer, een spannende, thrillerachtige zoektocht naar de Antilliaanse roots van de 17-jarige hoofdpersoon, is sinds zijn verschijnen grotendeels genegeerd. Er verschenen slechts twee negatieve recensies op internet van Jürgen Peeters (Tzum) en Jaap Friso (Jaapleest.nl). Jeugdliteratuurrecensenten van de traditionele media lieten de roman links liggen. Ook op Lezen voor de lijst en in het overzicht van young adult-literatuur die geschikt is voor de leeslijst in het recente onderzoek van Linda Ackermans (2022) ontbreekt Otis. En dat terwijl dit bij uitstek een tekst is die een actueel verhaal vertelt, aansluit bij de voorkeur van jonge lezers voor thrillers, literaire waarde heeft én een brug kan slaan van jeugdboeken naar volwassenenliteratuur. Otis is bovendien een geliefd boek onder jonge lezers. Onlangs verscheen de vierde druk.
Otis is geen mislukte roman, zoals Peeters en Friso in hun besprekingen beweren, maar een zorgvuldig gecomponeerde tekst die aansluit bij de recente traditie van het ‘radicaal relationisme’ (Van Dijk & Olnon, 2015; Demeyer & Vitse, 2020) en teruggrijpt op het unanimisme van Jules Romains. Peeters noemt het plot van Otis onaannemelijk en verbaast zich erover dat Otis’ moeder Robin het driejarige meisje Nuru dat hem wordt toevertrouwd niet opmerkt en dat de flatbewoners geen vragen stellen over het kind. Friso vindt de tekst ontspoord en ergert zich aan wat hij als een gebrek aan samenhang ervaart. ‘Hij voert zoveel karakters op, slaat talloze zijpaden in en wandelt van subplotje naar subplotjes.’ Hij ontwaart wel een zekere ‘ontroering en subtiliteit’ maar vindt de roman net als Peeters ongeloofwaardig.
Voordat ik inga op de manier waarop Otis binnen het radicaal relationisme en het unanimisme past en de redenen waarom deze jeugdroman geschikt is voor het onderwijs eerst een beknopte weergave van de inhoud van Niemeijers tweede roman.
De bank van de bijstandsmoeder
De 17-jarige Otis Flinck groeit op bij een egocentrische, kille bijstandsmoeder die vlucht in denkbeeldige ziekten en haar zoon emotioneel verwaarloost en manipuleert. Ze wonen in een grote flat met 1.200 bewoners van 90 nationaliteiten. Terwijl de havoscholier op zoek is naar informatie over zijn Antilliaanse vader wordt hij op oudjaarsavond verantwoordelijk voor het driejarige Afrikaanse meisje Nuru dat bij de oppas wordt achtergelaten. De oppasmoeder annex wietdealer weigert haar terug te nemen. Otis zorgt zo goed en zo kwaad als hij kan voor de peuter. Hij houdt haar verborgen voor zijn moeder, koopt nieuwe kleren voor haar, gaat op zoek naar haar ouders en luistert naar de adviezen van de volwassenen in de flat: nooit het meisje afgeven aan Jeugdzorg, dan krijgen haar ouders haar nooit meer terug. Het wantrouwen jegens de instanties is groot in de flat, die naast school Otis’ leefwereld domineert. Dat zijn moeder Nuru niet ontdekt, is niet vreemd of ongeloofwaardig. Deze vrouw ziet haar eigen zoon ook niet, behalve als hij haar voor een medisch onderzoek weg moet brengen.
Aan zijn vrienden heeft Otis niets als hij de ouders van het meisje zoekt. Ze komen met zogenaamd lollige puberadviezen als hij om raad vraagt. Ook de volwassenen in de flat laten het afweten. Eindeloos loopt hij de galerijen af, op zoek naar informatie over Nuru’s ouders. Bij de mensen die opendoen wordt hij gastvrij ontvangen, maar niemand neemt verantwoordelijkheid. Niet de instanties bellen, betekent dat hij voor het meisje moet blijven zorgen, wat hij heel liefdevol doet.
De zoektocht naar zijn vader en Nuru’s ouders krijgt een extra dimensie als Otis’ moeder verdwijnt. De zoon ontdekt dat zij, als hij op school zat, een geheime bank van lening exploiteerde en een gevreesde, maar ook geliefde geldverstrekker in de flat is. Ze leent geld aan mensen die nergens anders een lening kunnen krijgen en ze helpt hen ook met formulieren invullen om vergunningen aan te vragen. Wie de afgesproken termijnbedragen niet terugbetaalt, chanteert ze. Robin Flinck beschikt over lopers van alle brievenbussen en informatie over affaires. De moeder blijkt niet alleen een geheim leven binnen het flatgebouw te leiden, ook in het appartement bewaart ze geheimen. In koffers en kluizen die Robin op geheime plekken heeft verstopt, vindt Otis geld, papieren en foto’s waardoor hij een heel andere kant van zijn ouders ontdekt.
Otis is een typische exponent van het radicaal relationisme, een literaire stroming die Yra van Dijk en Merlijn Olnon in 2015 in De Gids definieerden en die Hans Demeyer en Sven Vitse vijf jaar later hun boek Affectieve crisis, literair herstel zeer uitgebreid analyseren. Personages in relationele romans verkennen wie ze zijn in relatie tot andere mensen. Ze dompelen zich onder in een gemeenschap en in hun relationele identiteit wordt soms de grens tussen ik en de ander opgeheven (Van Dijk & Olnon, 2015). Otis offert zichzelf op voor een meisje dat hij niet kent, dat zelfs niet praat. Hij spijbelt van school voor haar, hoewel hij graag zijn havodiploma wil halen, en zet zijn vriendschapsrelaties en bijbaantje niet alleen on hold, maar ook op het spel. Zijn nieuwe relatie met Nuru speelt ook een rol in zijn Vatersuche. Otis herinnert zich opeens Antilliaanse kinderliedjes en er doemt een vroegkinderlijke herinnering op aan een ontmoeting met een man die misschien zijn vader was.
Het neoliberale subject
Otis’ relatie met de flatbewoners verandert als hij ontdekt wie zijn moeder was tijdens de uren die hij op school doorbracht. Hij neemt haar rol deels over en int de schuldtermijnen en vult formulieren in voor verre buren die het Nederlands en de digitale bureaucratie niet voldoende machtig zijn. Ook zijn verhouding tot zijn moeder verandert door de positieve verhalen van de flatbewoners. ‘Ze is er altijd voor je als je iemand nodig hebt’, zegt de Vietnamese loempiaverkoopster Nguyen Lhin over zijn moeder. Kan een vrouw die anderen helpt, ook al is het op een calculerende manier, puur slecht zijn, is een vraag die hij nu moet beantwoorden. Voor dat inzicht is het overigens wel noodzakelijk dat zij verdwenen is. Pas na haar verdwijning is hij in staat haar minder te haten. Otis realiseert zich dat de leners Robin minder eenzaam maakten. ‘Ging ze langs de leners om praatjes te maken als de muren op haar afkwamen?’
De moeder zou je in navolging van Demeyer en Vitse een ‘neoliberaal subject’ (p. 128) kunnen noemen. Zij is niet zozeer afgehaakt, maar heeft het heft volledig in eigen hand genomen en is zelf een bedrijf geworden, het hoogste ideaal voor het individu binnen het neoliberalise (p. 167). Ook de mensen in de flat aan wie ze geld leent, zijn niet afgehaakt. Zij willen niets liever dan meedoen, via werk en een opleiding, maar missen de aansluiting bij de reguliere maatschappij. Otis’ moeder heeft een eigen financiële markt gecreëerd, die los van de officiële markt uitstekend functioneert voor haar en haar klanten. Zij controleert zelfs de kredietwaardigheid van de flatbewoners. Ze had ‘een lijst aangelegd van zo’n tachtig mensen aan wie ze niet wilde lenen. Die zaten in de schuldsanering of kwamen er bijna in terecht.’
De extra hulp die Robin haar leners biedt, is ook berekenend. Studiefinanciering aanvragen doet zij bijvoorbeeld niet omdat ze dan een lening voor het collegegeld misloopt. Bij het aanvragen van een vergunning waarmee een bedrijfje meer kans op succes heeft, is ze wel behulpzaam omdat ze daar de kans op terugbetaling van de lening verhoogt.
Haar gebrek aan liefde voor haar zoon kan ook vanuit het neoliberalisme verklaard worden, leggen Demeyer en Vitse uit: ‘Het individu als menselijk kapitaal is immers niet zomaar te verenigen met waarden als ‘love, loyalty, community’ die noodzakelijk zijn voor het gezin.’ (p. 130) Aan gratis ‘affectieve arbeid’ (ibid.) voor haar gezin doet zij niet.
Promotie en sportschool
De geldinnende Otis doet in de verte denken aan Ibi, de dochter van Jörgen Hofmeester uit Tirza (2006) van Arnon Grunberg, al net zo’n calculerende burger als Robin Flinck (Klaver, 2020). De tienduizenden euro’s van zijn moeder waarover hij na haar verdwijning beschikt, brengen Otis het hoofd niet helemaal op hol. Afstand van de flat en het criminele milieu waarin hij heel gemakkelijk belandt, is ook belangrijk voor hem. Een havodiploma biedt een ontsnappingsroute uit de ellende. Toch verlangt hij ook terug naar zijn vrienden en zijn baantje in restaurant Sopi omdat hij zich in die relaties thuis voelt.
Het ultieme neoliberale subject in de roman is Zelgai, de vriend van Otis’ betrokken lerares geschiedenis Regina, die hem bijles economie geeft. Hij is een jonge econoom, die als Afghaanse vluchteling naar Nederland gekomen is. Zelgai promoveert op het onderwerp menselijk kapitaal en is een fervent timemanager en sportschoolganger.
Zelgai onderzocht hoe studenten meer uit hun mogelijkheden konden halen. Zestig studenten deden mee. Ze kregen een beloning als ze na een jaar hun gemiddelde cijfer met één punt omhoog hadden weten te brengen. Ze konden kiezen uit geld of een persoonlijke training om daarmee verder in zichzelf te investeren.
Investeren in jezelf en zelfoptimalisatie zijn typisch neoliberale waarden. Zelgai is wel bereid Otis gratis bijles te geven, maar de jongen moet in ruil daarvoor zijn telefoongebruik matigen en mee naar de sportschool om een betere versie van zichzelf te worden. Zelgais tijd is ook beperkt. Als hij zijn bruiloft met Regina gaat voorbereiden, heeft hij geen tijd meer voor Otis.
Unanimisme
Mij deed Otis vanwege de flatgemeenschap en het feit dat Otis het gebouw en de omgeving telkens weer doorkruist en steeds in een nieuwe verhouding tot de bewoners komt te staan ook meteen denken aan het unanimisme, een kleine literaire stroming die is begonnen door de Franse auteur Jules Romains en waarin Nescio zichzelf herkende (Verhoeff, 1995). In een essay over Nescio definieert Maurits Verhoeff het unanimisme als volgt:
In het unanimisme wordt de nadruk gelegd op groepen en de processen binnen groepen. Romains ‘ontdekte’ het unanimisme toen hij in 1903 in Parijs wandelde in de Rue d’ Amsterdam. Hij zag dat door de snelle groei van de stad nieuwe verbanden ontstonden. De oude banden van gezin en familie werden vervangen door andere, zoals de stad, een straat, een beweging – ieder met een eigen bewustzijn.
Jean Gulguet karakteriseert het unanimisme als ‘consciousness dilated through space’ (McLaurin, 1981). Ruimte – de flat, de appartementen, de liften, de galerijen en de parkeerplaatsen – speelt in Otis net zo’n belangrijke rol als (streven naar) relaties. Om achterstallige betalingen op te halen reist Otis met Nuru door de hele flat. Zijn zoektocht wordt een ontdekkingstocht.
De acht leners woonden op verschillende verdiepingen boven zes verschillende portieken. We gingen dus met zes verschillende liften heen en weer en het werd absoluut de dag van ons liftspelletje.
Gezin en familie betekenen aanvankelijk niet veel voor Otis en zijn thuisplek beschouwt hij als een ‘kloteflat’ vol ‘Neanderthalers’. In zijn tocht door de genetwerkte microcosmos van de flatbewoners vindt hij aan de keukentafels en voor de computerschermen van Robins klanten een andere moeder en ontdekt hij dat hij graag mensen helpt. Hij ontdekt ook dat er ouders bestaan die bereid zijn een risicovolle lening aan te gaan zodat hun dochter de opleiding voor onderwijsassistent aan het mbo kan volgen. Dat het meisje ook studiefinanciering kan krijgen, vertelde zijn calculerende moeder het gezin dan weer niet, maar Otis vraagt het wel voor het gezin aan. Als dank wordt hij regelmatig te eten uitgenodigd. De kosten van de begrafenis van haar moeder vormden voor een vrouw met een Servische achternaam de reden om zich in de schulden te steken. De meeste leners betalen hun lening zonder morren terug.
Otis kent nog een verband met het unanimisme. De geheimen van de moeder in het flatgebouw en in haar eigen appartement doen denken aan het verhaal over de 365 appartementen in het zeventiende deel van Romains 27-delige romanreeks Les hommes de bonne volonté (1932-1946). In hoofdstuk tien van Vorge contre Quintette (1939) wordt het verhaal verteld van de 365 appartementen die met elkaar verbonden zijn door geheime gangen en deuren. Geen enkel appartement is wat het lijkt en de gangen wordt gebruikt voor duistere zaken. Tegelijkertijd is er een grote solidariteit tussen de mensen die van de 365 appartementen weten en ze bewonen. Dat geldt ook voor de woningen en praktijken in de flat van Otis en zijn moeder. Achter de façade van de flat gaan heel andere levens, vol mensen van goede wil, schuil dan je in eerste instantie, als je de omgeving slechts door Otis’ teleurgestelde ogen en je eigen vooroordelen beschouwt, zou vermoeden.
Samenhang
Otis is geen onsamenhangende roman vol losse fragmenten, met een overschot aan personages en subplots, zoals de critici menen. De zoektochten van Otis, eerst naar zijn vader, dan naar Nuru’s ouders en tot slot naar zijn moeder, vormen een rode draad door de roman. Alle personages en hun persoonlijke verhalen vormen een netwerk waarbinnen de hoofdpersoon verandert. Zijn afkeer van zijn moeder en haar leven in ‘dit ranzige appartement, in deze haveloze flat, in deze treurige wijk’ slaat om in enig begrip. De vorm van de roman demonstreert dat ‘ieder personage wezenlijk verbonden is aan anderen’ (Van Dijk & Olnon, 2015).
Een andere samenbindende factor is zorg. Otis zorgt voor Nuru en zijn moeder zorgde op haar manier voor haar leners. Winston, de baas van restaurant Sopi, speelt een verrassende verzorgende dubbelrol. In het laatste deel van de roman zorgt Otis voor zijn vriend Gino die zonder diploma van school is gegaan. Hij voorkomt dat Gino afglijdt in de criminaliteit. Samen zorgen ze tegen betaling voor huisdieren van mensen in de flat, waardoor er ook minder rotzooi over de galerijen wordt gekieperd. In de laatste hoofdstukken wordt er eindelijk ook voor Otis gezorgd.
Otis is geen traditionele Bildungsroman of coming of ageroman. De ontwikkeling zit ‘m in de relaties en het aanvaarden dat niemand alleen een goed leven kan leiden. Er zijn uiteindelijk gelukkig ook mensen die Otis belangeloos helpen, al is hulp aannemen niet zijn sterkste kant. In het aangaan en onderhouden van relaties verschillen Otis en zijn moeder sterk. Zij heeft alleen haar leners om af en toe een praatje mee te maken, maar hij heeft vrienden en ook verantwoordelijke volwassenen om zich heen.
Als Otis uiteindelijk hulp accepteert, realiseert hij zich dat hij niet alleen is.
En ineens voelde ik me bevrijd. Altijd had ik alles alleen moeten doen, ik had niemand gehad om me te helpen. Het was absurd natuurlijk, dat mijn problemen eerst zo onvoorstelbaar groot moesten worden. Maar al deze mensen meenden het echt. Ze geloofden in me en wisten hoe ik hieruit kon komen.
‘Ik neem het aan,’ zei ik. ‘Alles!’
In de klas
Otis is een spannende en uitdagende jeugdroman die wat mij betreft net als bijvoorbeeld Allemaal willen we de hemel van Els Beerten, De hemel van Heivisj van Benny Lindelauf en Odysseus, een man van verhalen van Imme Dros op niveau 3 van Lezen voor de lijst 12-15 jaar en 15-18 jaar geplaatst kan worden. De tekst is heel geschikt voor klas 3 havo/vwo en klas 4 vmbo-tl, havo en vwo. Wie Otis in het praktijkonderwijs, vmbo-basis of vmbo-kader wil lezen, kan kiezen voor de hertaalde en ingekorte versie van Jet Doedel van uitgeverij Eenvoudig communiceren.
Otis is een roman die de ‘narratieve verbeelding’ (Nussbaum, 1998; 2008) stimuleert. Wie literatuur leest, leert ook de binnenwereld van personages kennen en empathie ontwikkelen, aldus Nussbaum (2008, p. 148). De tekst biedt veel aanknopingspunten voor lessen die in het teken staan van literatuur en burgerschap. De minimaatschappij van de flat dwingt Otis ertoe zich in te leven in veel andere mensen, inclusief zijn eigen ouders. Ook de lezer wordt aan het denken gezet over zorg, vriendschap, pech in het leven, doorzettingsvermogen, criminaliteit, vooroordelen, keuzes maken, hoop en ethiek.
Voor democratisch burgerschap is het nodig dat leerlingen ook relationeel worden, stelt Moira von Wright (2002, p. 408) in een essay over Nussbaums begrip narratieve verbeelding. Ze moeten leren dat hun perspectief niet het centrum van de wereld is om na te kunnen denken over het perspectief van de ander.
Democratic citizenship, as I understand it, is not compatible with an egocentric stance where others are looked at from the standpoint of a closed self, a homo clausus; it presupposes an understanding of humans as basically plural; as homines aperti (von Wright, 2000). Students thus need to transcend the egocentric position embedded in the belief that I, as a self, am located inside my body and that this is my only possible point of vantage, and need to understand themselves as open selves basically related to other selves. Narrative imagination can then become an ability to consider the perspective of others even when the others are not themselves present.
Dat geldt overigens ook voor Otis zelf. Hij bekijkt zijn directe omgeving aanvankelijk ook op een bevooroordeelde manier. Hij kijkt neer op de andere flatbewoners en denkt lange tijd dat zijn vader zijn zwangere moeder in de steek heeft gelaten en is bang dat het geld dat hij zijn vrouw heeft nagelaten een criminele oorsprong heeft. Hij heeft de vooroordelen die over Antilliaanse mannen bestaan geïnternaliseerd.
Mannelijkheid
Het loslaten van het eigen perspectief als maatstaf kan ook behulpzaam zijn bij een analyse van mannelijkheid in deze roman. Otis vervult een verzorgende rol die meestal voorbehouden is aan vrouwen. Daarnaast wordt hij door vrijwel alle vrouwen en meisjes die hij ontmoet begeerd. Ouders zien in hem de ideale schoonzoon. Een van de vrouwelijke leners biedt hem aan een niet betaalde termijn in natura te betalen. Hij gaat daar niet op in. Later blijkt dat zijn vader veel affaires met vrouwen had, waarschijnlijk ook tegen betaling. Hij werd als ‘exotisch’ seksueel object gezien en verzette zich niet tegen deze rol. Deze combinatie van ‘exotisme’ en promiscuïteit die uiteindelijk tot de plotselinge dood van zijn vader leidde, verklaart misschien waarom Otis geen relaties met vrouwen aangaat in het boek. ‘Onmannelijk’ is Otis niet. In zijn relaties met wanbetalers en criminele bendes is hij uitgesproken stoer en (over)moedig, eigenschappen die door veel mensen als mannelijk worden beschouwd.
Vergelijken
Het is interessant om Otis te vergelijken met enkele jeugdthrillers die de Jonge Jury hebben gewonnen. Ook Otis bevat een aantal elementen van een thriller. In de boeken van Mel Wallis de Vries, Margje Woodrow en Chinouk Thijssen, die in de onderbouw veel worden gelezen en die volgens recent onderzoek van Dera & Van Doeselaar (2022) tot de leesvoorkeuren van leerlingen aan het begin van de bovenbouw behoren, spelen net als in Otis vriendengroepen, leraren en een vakantiehuis een belangrijke rol. Leerlingen kunnen een inventarisatie en een analyse maken van de aard van de en verschillen tussen de vriendennetwerken en de rol van leraren en school in Otis en de jeugdromans die de Jonge Jury hebben gewonnen. Ook een vergelijking tussen de ontknopingen kan boeiende inzichten opleveren. Welke middelen gebruiken de auteurs van de verschillende boeken om te onthullen wat er precies is gebeurd en wie de dader is?
Otis vergelijkt zijn moeder een aantal keren met een heks. ‘Misselijke heks’ en ‘eeuwig manipulerende heks’ noemt hij haar. Haar onvoorspelbare en kwaadaardige gedrag doet denken aan de boze heks van Hanna Kraan uit de gelijknamige kinderboeken. Zelfs haar zielige gedrag als ze ziek is en Otis’ reactie, lijkt op dat van Kraans boze heks en van de dierenpersonages uit haar werk. Voor een schrijf- of discussieopdracht kunnen leerlingen in groepjes enkele verhalen van Kraan lezen en de heks met de moederfiguur vergelijken. Een vraag die ze kunnen beantwoorden is wat de mogelijke gevolgen zijn van het opgroeien met zo’n emotioneel onvoorspelbare moeder. Komen die gevolgen ook terug in de roman? Hoe is het laten verdwijnen van de moeder te interpreteren in het licht van haar manipulatieve karakter? Otis zorgt er overigens niet alleen voor dat zijn eigen moeder verdwijnt. Hij werkt ook actief mee aan de verdwijning van Nuru’s vader. Hoe zit het eigenlijk met Nuru’s moeder?
Uitgehold burgerschap
In de bovenbouw kan burgerschap zelf een thema zijn bij de analyse en interpretatie van de roman. De overheid is vrijwel geheel afwezig in het leven van de meeste flatbewoners. De politie moet je te allen tijde vermijden, vinden veel van Otis’ buren. Sommigen zijn financieel of bureaucratisch ongeletterd en steken zich nodeloos in de schulden. Anderen, zoals Otis’ moeder Robin, floreren zonder toezicht van het wettelijk gezag en worden crimineel. De Afghaanse Zelgai, die als vluchteling naar Nederland kwam, heeft zich op een andere manier aan de neoliberale mores aangepast. Hij bestudeert hoe je studenten harder kunt laten werken en is met zijn onderzoeksbaan aan de universiteit, nuttig gebruik van zijn tijd en sportschoolbezoek zelf ook een voorbeeld van investeren in jezelf en zelfoptimalisatie.
De afwezige overheid is geen vrije keuze van de bewoners. Onder invloed van het neoliberalisme heeft de overheid zich de afgelopen veertig jaar teruggetrokken uit onder meer de zorg en bijvoorbeeld buurtcentra waardoor een hoge mate van zelfredzaamheid voor alle burgers verplicht werd. Demeyer en Vitse stellen in hun boek Affectieve crisis, literair herstel: de romans van de millennialgeneratie dat ‘de basis voor democratie en politiek burgerschap uitholt’ (p. 166). De neoliberale samenleving vormt een onveilige omgeving omdat ‘fundamentele waarden als rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid’ niet langer gewaarborgd worden. De markteconomie is leidend binnen het neoliberalisme, maar deze economie zorgt er niet voor dat iedereen een goed leven kan leiden. Voor dat goede leven is iedereen persoonlijk verantwoordelijk geworden, waardoor er ook een permanente competitie tussen individuen bestaat. De boodschap van het neoliberalisme is dat iedereen de top kan bereiken, als je maar hard genoeg werkt. Is dat ook zo? Hoeveel invloed hebben de flatbewoners op hun eigen leven? Zijn ze zich bewust van al hun rechten? Op welke manieren vallen mensen buiten de boot? Leerlingen kunnen onderzoeken wat de invloed van het neoliberalisme is op het leven van de personages in Otis, waar het gebrek aan zorg van de overheid ook tot solidariteit tussen flatbewoners zorgt, die echter niet structureel is.
Brugfunctie
Otis kan een brugfunctie (Van Lierop-Debrauwer & Bastiaansen-Harks, 2005; Ackermans, 2022) tussen jeugdliteratuur en volwassenliteratuur vervullen. Voor liefhebbers van populaire jeugdthrillers kan de roman in klas 3 en 4 een opstap vormen naar complexere verhalen. Tirza (2006) van Arnon Grunberg is voor bovenbouwleerlingen (havo/vwo) een geschikt vervolgverhaal na Otis. Ook in deze roman spelen een moeder die niet zorgt, een huis met appartementen, het innen van geld, verstoorde gezinsverhoudingen, een mysterieuze verdwijning en een niet-sprekend Afrikaans meisje een belangrijke rol. Op Goodreads karakteriseerde een lezer Otis als ‘een soort Wees onzichtbaar Junior’. De 15-jarige Metin, de hoofdpersoon van Wees onzichtbaar (2017) van Murat Isik, groeit op in een omgeving die sterk lijkt op die van Otis. Wees onzichtbaar won in 2019 de jongerenliteratuurprijs De Inktaap. Ook Het gym (2011) van Karin Amatmoekrim sluit aan op Otis. De Surinaamse Sandra groeit net als Otis zonder vader op in een multiculturele flatwijk. Als enige uit haar wijk gaat zij naar het gymnasium. Op school is ze een uitzondering vanwege haar Surinaamse afkomst, in de wijk omdat ze niet naar het vmbo, het schooltype dat ook de vrienden van havist Otis bezoeken, gaat. Zowel ouders als mannelijke klasgenoten ‘exotiseren’ Sandra. Thematisch gezien is ook Jaguarman (2020) van Raoul de Jong verwant aan Otis. In deze autofictionele roman gaat De Jong op zoek naar zijn onbekende Surinaamse vader.
Lezers die het nog even bij jeugdliteratuur willen houden, zouden Allemaal willen we de hemel (2008) van Els Beerten of Drama Queen (2019) van Derk Visser kunnen lezen. De jonge hoofdpersonen van Beertens roman worden door de Tweede Wereldoorlog gedwongen morele keuzes te maken. Ook Beerten weeft een ingenieus plot vol leugens en bedrog door de perspectieven van de verschillende personages. Drama Queen speelt zich net als Otis af in een ‘ruige wijk’ waar je niet zomaar iedereen kan vertrouwen.
Literatuur
Ackermans, Linda, Young adult-literatuur op de leeslijst en in de lespraktijk. Een onderzoek naar de inzet en positie van literatuur voor jongeren in de bovenbouw van het havo en vwo. Amsterdam: Stichting Lezen, 2022.
Demeyer, Hans en Sven Vitse, Affectieve crisis, literair herstel: de romans van de millennialgeneratie. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2020.
Dera, Jeroen en Nienke van Doeselaar, ‘Leesvoorkeuren van havo- en vwo-leerlingen aan het begin van de bovenbouw. Een enquêteonderzoek’. In: Levende Talen Tijdschrift 23/2 (2022), pp. 3-13.
Dijk, Yra van en Merlijn Olnon, ‘Radicaal relationisme. Het andere engagement in de jongste Nederlandse literatuur’. In: De Gids, 178, 3, 2015.
Friso, Jaap, ‘Een flat vol kleine en grote sjacheraars’. In: JaapLeest (z.j.).
Klaver, Marie-José, ‘”De ziekte van de blanke middenklasse”: Jörgen Hofmeester als boze burger’. In: Neerlandistiek, 26 november 2020.
Lierop-Debrauwer, Helma van en Neel Bastiaansen-Harks, Over grenzen. De adolescentenroman in het literatuuronderwijs. Amsterdam: Stichting Lezen, 2005.
McLaurin, Allen, ‘Virginia Woolf and unanimism’. In: Journal of modern literature (1982) 115.
Niemeijer, Martijn, Otis. Amsterdam: Leopold, 2017.
Niemeijer, Martijn, Otis in makkelijke taal. Hertaling van Jet Doedel. Amsterdam: Uitgeverij Eenvoudig Communiceren, 2020.
Nussbaum, Martha, Cultivating humanity. A classical defence of reform in liberal education. Cambridge, MA: Harvard University Press, 1998.
Nussbaum, Martha, ‘Democratic Citizenship and the Narrative Imagination’. In: Teachers College Record, 110/13 (2008), pp. 143–157.
Peeters, Jürgen, ‘Je moet het allemaal alleen opknappen’. In: Tzum, 4 oktober 2017.
Verhoeff, Maurits, ‘Titaantjes van goede wil. Nescio en het unanimisme van Jules Romains’. In: Literatuur 12 (1995), pp. 190-195.
Wright, Moira von, ‘Narrative imagination and taking the perspective of others’. In: Studies in Philosophy and Education 21 (2002), pp. 407–416.
Laat een reactie achter