Sinds de verschijning van The Lord of the Rings van J.R.R. Tolkien is in al die jaren maar één Nederlandse vertaling uitgegeven, het bekroonde werk van Max Schuchart. Gezien de invloed en taalkundige diepgang van het boek kunnen we ons afvragen of een andere poging geen kwaad kan; een die bijvoorbeeld geen elfen maar elven heeft.
Groot misnoegen
John Ronald Reuel Tolkien is op zijn hoede in 1956, vlak na de verschijning van The Lord of the Rings, wanneer hij verneemt dat er reeds een overeenkomst getekend is voor de eerste vertaling: de Nederlandse. In een brief aan zijn uitgever laat de Engelse schrijver en hoogleraar weten de inhoud van dit boek angstvallig te bewaken. Hij wil geen herhaling van zijn ervaringen enkele jaren eerder, toen de Zweedse vertaler van The Hobbit zich grote vrijheden veroorloofde.
De aangewezen Nederlandse vertaler is dichter en journalist Max Schuchart, dan 36 jaar oud en in dienst van de Britse ambassade in Den Haag. Die is gelijk met hoge vaart begonnen aan de vertaling van het boek, waarvan het taalgebruik hem aanspreekt. Binnen enkele maanden ontvangt Tolkien een lijst met Nederlandse overzettingen van zijn oordnamen. Zeer getergd door deze ontwikkelingen schrijft hij naar zijn uitgever:
In beginsel heb ik zo sterk mogelijk bezwaar tegen enige ‘vertaling’ van de nomenclatuur (zelfs door een vaardig iemand). Ik vraag me af waarom een vertaler denkt zich geroepen of gerechtigd te voelen om zoiets te doen. Dat dit een ‘denkbeeldige wereld’ is geeft hem niet enig recht om haar te wijzigen naar zijn smaak, zelfs als hij in enkele maanden een nieuwe samenhangende opbouw kon scheppen die mij jaren vergde om uit te werken.
The Shire, zo voegt hij eraan toe, is naar het voorbeeld van landelijk Engeland en geen enkele andere streek in de wereld, beslist niet Holland met diens volstrekt andere landschap en dus oordnamen van geheel andere aard. Evenmin wenst hij omgekeerd in een verbeelding van Holland te stuiten op Hedge, Duke’sbush (sic), Eaglehome of Applethorn, ook al zijn dit ‘vertalingen’ van Den Haag, ’s-Hertogenbosch, Arnhem of Apeldoorn. Ze zijn niet Engels maar thuisloos, in zijn woorden.
Tolkien benadrukt dat namen echt moeten aanvoelen, in lijn zijn met wat er van oudsher bestaat aan oordnamen in eigen land. “De Nederlandse namen van deze Nederlander moeten echt Nederlands klinken.” Dat lijkt bijna alsnog een instemming met vertaling, als zij maar goed gebeurt, maar hij vervolgt dat het hem beter lijkt om de namenschat met rust te laten. En daarmee lijkt het laatste woord gezegd.
En toch, zijn aanvankelijke weerzin ten spijt, Tolkien beseft na verder gedoe dat verzet zinloos is of heeft na beschouwing zijn mening bijgesteld. Met Schuchart had hij in elk geval een briefwisseling tot betere verstandhouding. Hij besluit om vertalers te geleiden bij het overzetten van de namen. Door middel van een lange lijst legt hij bij vele uit wat hij ermee bedoelt, waar de Nederlandse en Zweedse vertalingen verkeerd zijn of goed genoeg, en of er wel of niet vertaald moet worden. Zelfs the Shire mag nu ook vertaald worden, “naar betekenis”, en Schucharts keuze voor de Gouw wordt als geschikt voorbeeld gegeven.
Overigens toont Tolkien hier zelf ook wel eens iets verkeerd te begrijpen. In zijn bespreking van de naam Brockhouse—een samenstelling met de oude dierbenaming brock ‘das’—laat hij weten dat de Nederlandse vertaling Broekhuis hem onzinnig voorkomt: wat heeft dat met broek ‘beenbekleding’ te betekenen? Schuchart bedoelde echter het onverwante doch gelijkluidende woord broek ‘drassig land’, de evenknie van Engels brook ‘beek’ overigens. Dat was inderdaad verkeerd, maar op een andere wijze dan Tolkien meende.
Een tweede Nederlandse vertaling
De nauwere vertaling Dashuis, in het verhaal meervoudig Dashuizen, vinden we wel in de enige andere Nederlandse vertaling van Tolkiens boek. Voltooid in 1977 maar nooit gemachtigd of uitgegeven, De Heer der Ringen is geheel het werk van wijlen E.J. Mensink-van Warmelo. In het voorwoord vertelt haar zoon dat ze hem destijds het ene na het andere voorbeeld gaf van onjuiste vertaling door Schuchart zoals zij het zag. In de ban van het boek als ze was had ze besloten om haar eigen uitvoering te verwezenlijken.
Vergelijkingen van de twee vertalingen zijn reeds gemaakt door onder meer Kasper Nijsen en Mark T. Hooker. Er is overeenstemming dat Mensink-van Warmelo beter in staat was om de verheven stijl van Tolkiens oorspronkelijke woorden weer te geven in onze taal. Hooker was zelfs zo aangenaam verrast door de oplossingen die zij gevonden had voor moeilijke delen dat hij in 2004 Uitgeverij Meulenhoff/Boekerij aanschreef met het voorstel haar vertaling te gebruiken voor een herziening van Schucharts.
In een hoffelijk antwoord liet Meulenhoff weten dat ze niet lang tevoren een grondige en dure herziening voltooid hadden, met genoeg gelegenheid voor Schuchart om wijzigingen aan te brengen waar hij die nodig achtte en om verbeteringen van lezers door te voeren. Hadden ze geweten van de vertaling door Mensink-van Warmelo dan was zij beslist uitgenodigd voor haar mening, aldus de uitgever. Een samenvoeging van de twee vertalingen was echter niet mogelijk geweest in verband met de rechten.
Een schitterend voorbeeld van haar vondsten prijkt al in het eerste hoofdstuk. Tolkiens bekende eleventy-first (birthday) werd door Schuchart ogenschijnlijk werktuigelijk vertaald met elftigeneerste, in diens volgorde wat ongemakkelijk, maar door Mensink-van Warmelo met eenentelftigste. Het is in lijn met tachtig in stede van achtig, met een oud versleten voorvoegsel, zoals niet zo heel lang geleden ook tsestig, tseventig en tnegentig nog wijdverbreid waren.
Een klein doch wezenlijk verschil
In andere opzichten lieten beide vertalers het afweten. Een daarvan is hun behandeling van een woord dat zeer belangrijk was in Tolkiens werk. In het Oudgermaans, de voorloper van zowel het Engels als het Nederlands, verwees het naar een soort edele, bovenmenselijke wezens en had het de vorm *albiz. Daarvan sleet algauw de uitgang af, met Oudengels ælf en Middelnederlands alf als klankwettige voortzetting. Maar in het oude meervoud *albīz bleef de lange *ī nog lang genoeg gehandhaafd om te zorgen voor omluid van de voorgaande *a tot een e. Vandaar werd dat Engels elves en Nederlands elven.
In het Engels werd de klinker van het enkelvoud aangepast aan die van het meervoud, dus elf, elves. In de geschiedenis van het Nederlands zien we dezelfde effening, tot elf, elven, en in omgekeerde richting alf, alven. In elk geval is de zachte v in het meervoud verwacht en volkomen in lijn met wat we gewend zijn in onze taal, getuige bijvoorbeeld gewelf, gewelven en kolf, kolven.
Nu, in de letterkundige verbeelding van Engelse dromers was de betekenis van het woord allengs verschoven naar ‘fee’, tot grote ergernis van Tolkien. Het werd overgenomen als Duits Elf, Elfen en vandaar als Nederlands elf, elfen, in diezelfde ongelukkige betekenis ‘fee’. En zowel Schuchart als Mensink-van Warmelo koos—voor zover ze van een keuze bewust waren—jammer genoeg voor dat zoetige, oneigenlijke elfen, niet het juiste, gewortelde elven.
Dit lijkt wellicht moeilijk muggenziften, maar het was net waar Tolkien zelf ook nauw op lette met zijn zeer sterk ontwikkelde gevoel voor taal, een scherp oog en oor voor de gewone ontwikkeling van woorden. In zijn handleiding had hij dan ook vriendelijk voorgesteld dat de Duitse vertaler de inheems Duitse evenknie zou gebruiken: Alb, Älbe. Daar werd overigens ten dele gehoor aan gegeven, met als uiteindelijke overzetting Elb, Elben. En jaren eerder in een brief aan zijn zoon Christopher had hij geklaagd dat dwarves, elvish en elven (bn.) in zijn handschrift door de uitgever stelselmatig veranderd waren in dwarfs, elfish en elfin, ‘verbeteringen’ die nadien ongedaan werden gemaakt.
Nu is elfen niet het enige verkeerde meervoud in de beide Nederlandse vertalingen, want we hebben er ook orks te lezen in stede van orken. Het is een raadsel waarom zoiets opzichtigs niet recht werd gestreken in de herziening van Schucharts werk, toen er ruim de gelegenheid voor was. We mogen ons bovendien afvragen of Schuchart en zijn mensen daarvoor de handleiding van Tolkien wel gelezen hadden. Die was toen inmiddels al jaren beschikbaar.
Zo zegt Tolkien daarin dat vertaling van de namen Isengard en Isenmouthe betamelijk is—wenselijk zelfs!—als de taal een Germaanse is. Hij merkt op dat de eerste zo gelaten is in de Nederlandse en Zweedse vertaling, maar dat Schuchart de tweede half had overgezet, in Isenmonde. “Een meer volledige vertaling naar IJzermonde lijkt mij beter.” Dat is echter niet meegenomen in de herziening (en evenmin te lezen in het werk van Mensink-van Warmelo). Hier is dan een voorstel. Zoals isen in het Engels een oude nevenvorm van iron is, was ijzen in het Nederlands een oude nevenvorm van ijzer. Voor de hand liggen dan IJzengaard en IJzenmonde.
Andere namen
Het reikt te ver om hier uitgebreid de Nederlandse overzettingen van namen te bespreken, zo ontzettend veel als het er zijn, maar laat ons op zijn minst nog enkele voorbeelden overwegen. In beide vertalingen zijn de hobbitnamen Sam en Ham (van zoon en vader) zo gelaten en worden ze ook gegeven waar The Lord of the Rings oorspronkelijk de volle vormen Samwise en Hamfast heeft.
In een van de bijlages van het boek, reeds aanwezig in de eerste uitgave, legt Tolkien uit dat Samwise en Hamfast de voortzettingen zijn van Oudengels sámwís ‘halfwijs’ en hámfæst ‘heemvast, thuisblijvend’. Met kennis van de Germaanse talen en hun onderlinge verhoudingen kunnen we gemakkelijk Oudnederlands sámwís en hêmfast vaststellen als hun verwachte evenknieën. Deze zouden zich vervolgens met enige verbastering ontwikkeld hebben tot Samwijs en Hemvast, met de koosvormen Sam en Hem.
De vader wordt alom de Gaffer genoemd, naar Engels gaffer ‘baas; oude man’, zoals hij om zijn leeftijd het werk als tuinman grotendeels aan zijn zoon moet overlaten. Schuchart maakte hier de Gabber van, ter benadering van de klank, terwijl hier juist de betekenis van groter belang is. Mensink-van Warmelo had dan de betere vondst met de Ouwe. Maar aangezien meermaals de verbinding old Gaffer al voorkomt in het boek en vader in het tuinwerk ook echt de baas is, is (oude) Baas nog te verkiezen. Daarbij, Nederlands baas betekende ooit ook ‘hoofd van het gezin’.
Vader en zoon heten van achteren Gamgee, een bestaande geslachtsnaam in Engeland, van mogelijk Franse oorsprong en bekend van een geneesheer die enerhande wattenverband uitvond. In beide vertalingen lezen we Gewissies, met slechts de beginklank als overeenkomst en kennelijk bedacht naar gewis ‘zeker’. Toevallig of bij Schucharts weten, dat woord is een evenknie van Oudengels Ġewisse, de naam van een vroegmiddeleeuws vorstengeslacht.
In de laatste bijlage van het boek legt Tolkien uit dat Gamgee binnen zijn verhalenwereld te begrijpen is als een samengetrokken afleiding van Gamwich, uitgesproken als Gammidge, de naam van het oord waar zij uit stammen. Wel, op dezelfde wijze is een Nederlandse evenknie te bedenken: Gamkig als samengetrokken afleiding van een Gamwijk, uitgesproken als Gammik. Voor de verbastering van de oordnaam, vergelijk bijvoorbeeld hoe Katwijk in Zuid-Holland ter plekke Kattik luidt.
Er is echter nog een andere mogelijkheid, want in een brief aan zijn zoon Christopher in 1944 zegt Tolkien dat hij bij nader inzien Gamgee liever had ingeruild voor Goodchild, vermoedelijk ter bevestiging van Sams eenvoud en onschuld. Ook die naam bestaat echt in Engeland en we hebben zelfs een Nederlandse tegenhanger in de vorm van Goedkind.
De stijl
Belangrijk als de namen in The Lord of the Rings waren voor Tolkien—en voor de lezer zijn, bewust of niet—de kracht van het werk zit ook in de taal die de Engelsman toonde. De stijl is met opzet afwisselend, naar de omgeving en de zielen die er spreken, van kneuterig bij de hobbits naar oud en verheven bij de elven en mensenvorsten. Alles speelt mee en is weloverwogen gekozen: de keuze van woorden, hun volgorde, de aard van het rijm enzovoort.
Voor Schuchart lijkt begrijpelijkheid zwaarder te hebben gewogen dan behoud van stijl. In zijn aanvankelijke vertaling was de spraak al hedendaagser dan die van Tolkien, en in de herziening is dat te meer het geval, zo is de indruk van Cees Koster in diens beschouwing. Was dat de juiste keuze? Goed te verdedigen is de gedachte dat vertalingen in het algemeen niet hedendaagser horen te zijn dan het oorspronkelijke werk, zolang dat zelf geen hertaling vergt. En in dit geval, de oude woorden en wijze die Tolkien zorgvuldig bezigt, net als de namen, maken juist dat het geheel de vele eeuwen ademt die aan het verhaal vooraf gaan.
Laat ons dan de proef op de som nemen: wat zinnen uit het oorspronkelijke werk met de vertalingen van Schuchart en Mensink-van Warmelo. Daarna volgt een korte bespreking en de vertaling van ondergetekende. Gekozen is een hoogtepunt in het verhaal, wanneer de bereden heerscharen van Rohan aan de kim van de Pelennor-velden verschijnen om Minas Tirith te ontzetten van belegering. Het is goed om eerst Tolkien zelf te horen vertellen.
But at that same moment there was a flash, as if lightning had sprung from the earth beneath the City. For a searing second it stood dazzling far off in black and white, its topmost tower like a glittering needle: and then as the darkness closed again there came rolling over the fields a great boom.
At that sound the bent shape of the king sprang suddenly erect. Tall and proud he seemed again; and rising from his stirrups he cried in a loud voice, more clear than any there had ever heard a mortal man achieve before:
Arise, arise, Riders of Théoden!
Tolkien
Fell deeds awake: fire and slaughter!
spear shall be shaken, shield be splintered,
a sword-day, a red day, ere the sun rises!
Ride now, ride now! Ride to Gondor!
Maar op datzelfde ogenblik was er een flits, alsof bliksem uit de aarde onder de Stad omhoog was gesprongen. Eén verzengende seconde lang stond hij verblindend ver weg in zwart en wit, de bovenste toren als een glinsterende naald; en toen terwijl de duisternis opnieuw neerdaalde, kwam er een enorme donderklap over de velden rollen.
Bij dat geluid sprong de gebogen gestalte van de Koning plotseling rechtovereind. Groot en trots scheen hij weer; rechtop in de stijgbeugels staande riep hij met luide stem, helderder dan iemand daar ooit een sterveling had horen roepen:
Stijg op, stijg op, Ruiters van Théoden!
Schuchart
Woeste daden komen; vuur en slachting!
speer zal trillen, schild versplinteren,
een zwaard-dag, een rode dag, eer de zon opgaat!
Rijd nu, rijd nu! Rijd naar Gondor!
Maar op hetzelfde ogenblik was er een flits, als was de bliksem opgesprongen uit de aarde onder de Stad. Een verzengend ogenblik stond ze daar ver weg in een verblindend zwart en wit, haar bovenste toren als een glinsterende naald; en toen de duisternis zich weer sloot, kwam er een zwaar “boem” over de velden rollen.
Bij dat geluid veerde de gebogen gestalte van de koning plotseling rechtop. Hoog en trots scheen hij weer; en staande in de stijgbeugels riep hij met luider stem, helderder dan ooit één van hen een sterflijk mens had horen roepen:
Staat op, staat op, Rijders van Théoden!
Mensink-van Warmelo
Woeste daden ontwaken: vuur en slachting!
Speer wordt geschud, schild versplinterd,
een zwaard-dag, een rode dag, eer de zon opgaat!
Rijdt nu, rijdt nu! Rijdt naar Gondor!
Wat ten eerste opvalt bij zowel Schuchart als Mensink-van Warmelo is het grotere aantal onbeklemtoonde lettergrepen dan bij Tolkien. Dat hoeft over het algemeen geen bezwaar te zijn, ook in dit verhaal niet. Maar waar de spanning en helderheid hoog zijn of horen te zijn, en dat is hier het geval, is het wellicht beter om de maat zo bondig en vloeiend mogelijk te houden.
Schucharts gebruik van seconde is af te raden, omdat dat woord met zijn klemtoon op de tweede lettergreep meer uit de toont valt als leenwoord dan second. Bovendien staat second in stafrijm met searing. Als dat stafrijm niet mogelijk is in de vertaling kan seconde net zo goed door tel vervangen worden. Mensink-van Warmelo vertaalt het met ogenblik maar heeft dat ook al in de voorgaande zin gebruikt. Dat kan in stonde overgezet worden, maar misschien is dat woord te belegen voor de gemiddelde lezer.
Tolkien heeft topmost tower, ongetwijfeld bewust met stafrijm, dat evenwel verloren gaat in de beide vertalingen. Op zich is bovenste toren goed, maar het stafrijm kan nog hersteld worden door verderop dazzling niet in glinsterend maar blinkend over te zetten.
Zoals in Tolkiens voordracht hierboven daverend klinkt is de aanwezigheid en plek van great boom heel belangrijk. Schucharts enorme donderklap heeft niet dezelfde lading en uitwerking, terwijl zwaar “boem” bij Mensink-van Warmelo te vroeg in de zin komt. De vertaling hoort het evengoed achteraan te hebben. Tolkien speelt zelf regelmatig met woordvolgorde en in het Nederlands is dat evengoed mogelijk.
Bij Tolkien is Théoden rising in zijn stijgbeugels, overgezet in rechtop staande en staande. Het is een niet te verwaarlozen verschil tussen enerzijds handeling in het oorspronkelijke werk en anderzijds toestand in de vertalingen. Te meer, de koning roept zijn mannen op tot dezelfde handeling, ook te verrijzen. Het is een evenredigheid en de kans is groot dat de schrijver haar met opzet gaf.
Het gebruik van helderder is weliswaar volgens de ‘regels’ van heden, maar diens aanblik en klank zijn niet bevallig. Let wel, helder is eigenlijk al de vergrotende trap van hel ‘schel, fel’, al zijn de betekenissen uiteengelopen. Tolkien zelf vermijdt clearer ten gunste van more clear.
En dan de vijf dichtregels. In het Engels staan ze allemaal in stafrijm volgens de Germaanse dichtkunst waar Tolkien zo vertrouwd mee was en waar tevens het hem geliefde Béowulf in opgesteld is. De vierde en vijfde regel rijmen zelfs tweevoudig: sp-, sh-, sh-, sp- en s-, r-, s-, r-. Ook dat is wel bij keuze van Tolkien en anders een toeval dat hem bekoren kon. In beide overzettingen wordt nodeloos het stafrijm ten dele losgelaten.
Met al dat en meer in acht genomen kunnen we een nieuwe poging wagen, opdat de woorden van deze roemruchte Engelsman nog sterker tot hun recht komen. Daarbij moet wel gezegd worden: het is een groot gemak dat we reeds beschikking hebben over twee Nederlandse vertalingen. Geenszins wordt hier de inzet en waarde van Schuchart en Mensink-van Warmelo geringschat. En ongetwijfeld zullen genoeg lezers het hunne verkiezen.
Maar op datzelfde ogenblik was er een flits, als was bliksem gesprongen van de aarde beneden de Stad. Een zengende tel stond ze blindend veraf in zwart en wit, haar bovenste toren als een blinkende naald; en toen wijl het duister weer sloot kwam daar rollend over de velden een groot boem.
Bij dat geluid schoot de kromme vorm van de koning plotseling rechtop. Lang en trots leek hij weer; en rijzend van zijn beugels riep hij met luide stem, meer helder dan enig er ooit tevoren een sterveling had horen reiken:
Verrijs, verrijs, Rijders van Théoden!
Felle daden ontwaken: vuur en slachting!
Speer zal schudden, schild versplintert,
een zwaarddag, een rode dag, eer de zon rijze!
Rijd nu, rijd nu! Rijd naar Gondor!
Besluit
De enige Nederlandse vertaling van J.R.R. Tolkiens The Lord of the Rings is alweer vijfenzestig jaar oud, met een herziening die zelf ook een eind in het verleden ligt. Max Schucharts verdienste, In de ban van de ring, werd kort na verschijning bekroond en kon uiteindelijk op de goedkeuring van de schrijver zelf rekenen, ondanks diens tegenzin bij aanvang. Maar zoals met alle vertalingen zijn er meer dan genoeg keuzes om anders te maken en bij een meesterwerk als dit, geschreven met zoveel gevoel voor taal en kennis daarvan, wordt het allengs tijd om de kans te geven aan anderen met de kunsten in huis.
E.J. Mensink-van Warmelo was zo iemand en het is te hopen dat haar vertaling ooit met alle eer wordt uitgegeven—en dan een derde, zolang het kundig gedaan wordt. Het zal nog wel even duren, wat met de rechten en het geld dat de uitgever al besteed heeft, maar tot die tijd kan erover gedacht en geschreven en gesproken worden. En wellicht zelfs bezielt dat wederom nieuw werk uit oude wortels, met groet naar de meester.
Verbetering
Gesteld werd dat de Engelse achternaam Goodchild geen Nederlandse evenknie of tegenhanger heeft. Een lezer deelt mede dat vormen van Goedkind voorkomen in Vlaanderen.
Verwijzingen
Baartman, N., “Die dekselse tovenaar is een beetje malende Max Schuchart herzag zijn vertaling van ‘In de ban van de ring’”, in Volkskrant, 10 oktober (1997)
Carpenter, H., J.R.R. Tolkien: A Biography (Boston, 2000)
Carpenter, H., The Letters of J.R.R. Tolkien (New York, 2000)
Hammond, W.G. & C. Scull, The Lord of the Rings: A Reader’s Companion (Londen, 2005)
Koster, C., “Max Schucharts vertaling van The Lord of the Rings”, in Filter 6-1 (1999), blz. 16–23
Koster, C., “Max Schuchart”, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2006-2007 (2008), blz. 114–23
Mensink-van Warmelo, E.J., De Heer der Ringen (1997)
Schuchart, M., In de ban van de ring (Amsterdam, 2008)
Tolkien, J.R.R., The Lord of the Rings (Londen, 1995)
Dit stuk verscheen eerder op Taaldacht
Lieuwe zegt
De Hobbit is, naar ik meen, bedoeld als kinderboek. Daartoe is het in de Nederlandse vertaling (niet langer) geschikt. Ik heb geprobeerd om de het in de vertaling van Schuchart voor te lezen aan mijn kinderen van acht en negen jaar oud. Zij konden er geen chocolade van maken en alleen omdat ik de film heb gezien kon ik het verhaal volgen.
Dit is een boek wat het beste in het Engels gelezen kan worden.