Onlangs, tijdens een boekpresentatie bij uitgeverij Prometheus in Amsterdam, sprak ik met een aantal schrijvers over – hoe kan het ook anders – lezen en schrijven. Schrijvers zijn lezers. Wij hink-stap-sprongen van het ene boek naar het andere in een sfeer van leeftijdloze geestdrift en herkenning. Ja, zei ik met enige ironie, het lezen heeft ons veel gebracht. Schrijven bijvoorbeeld. Het bekende verhaal: door imitatio tot aemulatio. Navolging leidt weliswaar niet automatisch tot overtreffen, maar onmiskenbaar stimuleert lezen tot het ontwikkelen van een eigen stijl.
Tijdens de studie Nederlandse Taal- en Letterkunde werd ons veel geleerd. Ik herinner me in het eerste jaar een literatuurlijst Moderne Letterkunde van vijftig titels. Maar aan schrijven werd nauwelijks aandacht besteed. Wie de stilzwijgende, of luidruchtige ambitie had schrijver te worden zoog de stijl op uit romans, novellen, verhalen van bewonderde auteurs. Ook literatuurkritieken in dagbladen en polemieken in literaire tijdschriften waren leerzaam. Zo verliep mijn weg van lezer, leraar, recensent, schrijver.
Moeder
De studenten die bij mij Creatief Schrijven volgen, gaan de omgekeerde weg: zij beginnen met schrijven. Fictie en non-fictie. Elke week bespreken we de schrijfopdrachten. Studenten en docent geven commentaar en vervolgens koppel ik de schrijfopdracht aan een voorbeeld uit de hedendaagse literatuur. Afhankelijk van de invalshoek van de opdracht (perspectief, beeldspraak, dialogen, sfeertekening) tover ik het voorbeeldboek uit mijn tas. Kijk, zeg ik, zo vertelt Gerda Blees in Wij zijn licht het verhaal vanuit het wisselend perspectief van telkens een ander personage, of voorwerp. De studenten hebben zelf al bewezen dat dit laatste heel geloofwaardig, indringend, of grappig kan zijn. Nu willen ze wel eens weten hoe Blees dat doet.
Geloofwaardigheid is een van de belangrijkste pijlers van schrijven. ‘Waar gebeurd is geen excuus,’ zei d’oude Meester Gerard Reve (Zelf schrijver worden, 1995). Zelfs science-fiction kan heel realistisch zijn in verlangens, gevoelens, gedachten. Neem De goede zoon, van Rob van Essen. De roman, bekroond met de Libris Literatuurprijs 2019, speelt volgens de jury in op de veranderende wereld met zelfrijdende auto’s en robots die bedienen in een restaurant. Van Essen laat de auto zelfs praten, redeneren, wat juist realistische dialogen met de passagier-hoofdpersoon oplevert over diens moeder.
Vonk
Er komt in de lessen, waarover meer in De boekenfluisteraar (Walburg Pers, 2022) nogal wat voorbij. Tientallen boeken, die ik warm aanbeveel. Dat werkt beter dan een nogal dictatoriale verplichte leeslijst. Zij kiezen uit het rijke aanbod van aanbevelingen wat hen aanspreekt, wat bij hen past. Beeldspraak in De belofte, van Damon Galgut, sfeertekening in Al het blauw, van Peter Terrin, stijl en toon in De geschiedenis van mijn seksualiteit van (Sofie) Tobi Lakmaker, dialogen in Normale mensen van Sally Rooney. Vooraf hebben de studenten op basis van enkele gegevens, evenals Rooney, een kort verhaal geschreven over een moeizame liefdesrelatie.
Over liefdesrelaties gesproken. Waarom ontbreekt Marte Jacobs, van Tim Krabbé, een van de mooiste liefdesverhalen uit de Nederlandse literatuur, in de nieuwe literaire canon? En De rokken van Joy Scheepmaker, van Gerrit Krol? Tijdloos en herkenbaar, juist voor scholieren en studenten. En waar is Over de liefde van Doeschka Meijsing? En waarom is De schilder en het meisje van Margriet de Moor afgevallen? En Zaken overzee van diplomaat-schrijver F. Springer?
Ach, de canon is evenals de verplichte leeslijst slechts een subjectieve papieren lijst met titels en schrijversnamen. Het gaat erom wat de leraar/docent met (vooral actuele) boeken in zijn lessen doet. Tijdens een (schrijf)les komt een boek pas tot leven. Als de vonk tussen de schrijver, de leraar en de leerling/student overslaat is er een lezer geboren. Een lezer, die met dank aan de leraar, zelf uit de warm aanbevolen boeken een leeslijst samenstelt en geestdriftig zijn, of haar weg in de literatuur zal vervolgen. Niet alleen als lezer, maar wie weet ook als leraar, en schrijver.
Robert Kruzdlo zegt
Ach, van mij ook een schouderklopje.