De dronken bruid
Ik heb vanavend zeer veel ouwe wijn gedronken,
ik was, o neen mijn lief, ‘k was waarlijk niet beschonken
alleen maar vreemd verward en teeder aangedaan
zoodat ik dingen zei die niemand kon verstaan.
Maar hadt ge mij gehoord o jongen van m’n droomen
ge waart me zeker zéér nabij mijn hart gekomen
daar gij begrepen hadt dat ’t enkel heimwee was
dat mij weer telkens boog naar ’t nauwgevulde glas.
Maar geen bevroedde toen wat of het zeggen wilde
toen ik van luiden lach tot triestigheid verstilde
en wie was niet verwonderd om het felle leed
dat zich zoo onverhoeds aan mijne lippen beet?.
O maatloos heimwee dat de kelk der dagen vult
ik dronk uw droesem met een dwaas maar stil geduld
maar nauw is ’t glas geleegd of ’t wordt weer volgeschonken
en ‘k drink weer zonder dorst nadat ik heb gedronken …
Liesbeth van Thillo (1914-1988)
uit: De doem der droomen (1937)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter