
Uit Oude, koude nachten, de ‘memoires in 100 gedichten’ van de vroegere ‘pink poet’ Patrick Conrad. (Fragment).
VI/6 (de mensen)
Voordat orkanen en oorlogen alom vernieling zaaiden
en de mensen eerst hun ogen en dan hun poorten sloten,
keek ik naar hen zoals men op windstille dagen
naar de goedheid kijkt van de zee.
Naarmate later op mijn dwaze dwaaltochten
door drassige wouden en droge dagen
hun vreemdheid en hun wreedheid toenamen,
werden zij vreemden en ging ik vervreemden
en de steriele stomheid van de stenen waarin ik woonde
verkiezen boven het kabaal van het mensdom,
de nobele afzondering boven het drummen met het volk,
een eenzame dans nu en dan boven het hossen door de volte.
Soms, wanneer de tijd zich rekt
en de dagen niet willen eindigen
ben ik moe en ga ik zitten.
Dan kijk ik naar diezelfde mensen met de doodsangst
dat zoals gisteren, de barbaren van vandaag
niets meer zijn dan de elites van morgen.
Patrick Conrad (1945)
uit: Oude, koude nachten (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
VI (les gens)
Avant qu’ouragans et guerres ne semassent partout destruction
et que les gens fermassent d’abord les yeux et puis leurs portes,
je les regardais comme par des journées de bonace
l’on regarde la bonté de la mer.
A mesure que plus tard dans mes odieuses odyssées
par forêts boueuses et sèches journées
leur étrangeté et leur cruauté s’accrurent,
ils devenaient des aliénés et j’allais m’aliéner
et préférer la stupidité stérile des pierres
que je hantais au vacarme des humains
le noble isolement à la cohue du peuple,
une danse solitaire de temps à autre à la pétaudière.
Parfois, lorsque le temps s’étire
et que les jours ne veulent point finir
je suis las et m’assieds.
Alors je regarde ces mêmes gens avec l’angoisse mortelle
que comme hier, les barbares d’aujourd’hui
ne soient rien de plus que les élites de demain.