Canons als inspiratiebron voor het onderwijs
Op vrijdag 7 oktober reflecteerden verschillende neerlandici in de Koninklijke Bibliotheek op de resultaten van de canonenquête. Op Neerlandistiek worden de bijdragen van de sprekers gebundeld – opdat de discussie breder kan worden voortgezet.
Canon: oorspronkelijke betekenis ‘recht als een rietstengel’, ‘meetlat’.
(Irene Vallejo, ‘Canon: de geschiedenis van een rietstengel’)]
Dank voor de uitnodiging op dit canonfestival! Ik ben blij dat ik eraan een bijdrage mag leveren als betrokkene bij de vakvernieuwing van het schoolvak Nederlands in de bovenbouw. Ik richt me daarom op het onderwijs in Nederland en zal mijn achtergrond als literatuurhistoricus niet verloochenen.
Om in het algemeen te beginnnen: ja! Gebruik deze ‘canon’ als een inspiratiebron voor het onderwijs. Van mijn part als een bucket list voor docenten en leerlingen.Kijk eens wat onze Nederlandstalige literatuur aan moois, boeiends en belangwekkends heeft te bieden! Dit mag je niet missen. En weet je: er is nog zo veel meer moois, boeiends en belangwekkends dan deze lijst waarop je je kunt storten!
Maar ja, een bucket list maak je zelf, vóór jezelf. Van wie en voor wie is deze canon? Van de gelegenheidscoalitie (taalprofessionals, docenten,…), voor het onderwijs, ja, en voor wie nog meer eigenlijk? Deze canon is in zekere zin een gezelschapsspel van literatuurliefhebbers. Of een conversation piece: zie deze debatmiddag. Daarin verschilt deze lijst wezenlijk van de geschiedeniscanon in Nederland (de vensters hebben een wettelijke status in het onderwijs) en de Vlaamse literaire canon, die wordt vastgesteld en bijgesteld door enkel experts (maar die vervolgens wel functioneert als literaire bijtring, dus exit Jef Geeraerts en Sara Burgerhart).
Wat is de invloed geweest van de Canonenquête uit 2002 op het onderwijs? Naar de top 3 of nummer één wordt vaak verwezen, maar verder? Onvolprezen maar helaas voor het onderwijs veel te onbekend gebleven, is Mooi is dat! Hoogtepunten van de Nederlandstalige literatuur verbeeld (uit 2010), waarin 57 tekenaars klassiekers van Hebban olla vogala tot Sprakeloos in één beeld hebben verstript, met puntige toelichtingen van Pieter Steinz. Vermoedelijk hebben methodemakers en samenstellers van een site als Lezen voor de Lijst weleens een blik op de canonlijst uit 2002 geworpen. En natuurlijk ook columnisten die zich, meestal zonder al te veel kennis van zaken, kwaad willen maken over het Nederlandse literatuuronderwijs. Voor hen is die canon een stok om mee te slaan. En wat zal de invloed zijn van deze nieuwe lijst? Zou de val van Vondels Gijsbrecht en Lucifer nu gevolgen moeten hebben voor hun behandeling bij literatuurgeschiedenis op school: korter? Wat dan te denken van de verdwijning van het Wilhelmus uit de lijst met werken: maar niet meer zingen in het stadion? (de auteur staat wel op de auteurslijst, ik weet het). Bij mijn weten is geen onderzoek gedaan naar de invloed van de canonenquête uit 2002 op het onderwijs maar mag ik heel voorzichtig concluderen dat die groter zou kunnen?
Ik geloof niet zo dat deze canonenquête voor ons ‘een fundament van een collectief cultureel geheugen’ blootlegt, evenmin dat deze lijst aanspraak kan maken op de titel ‘educatief instrument’, maar ik zie de lijst vooral als een inspirerende ‘Aanzet tot reflectie en debat’ of ‘aanzet tot dialoog’, ook voor het onderwijs (deze functies worden onderscheiden in de enquêtevraag naar visies op ‘de literaire canon’). Ik doe hier als bijdrage aan dat debat drie aanbevelingen om het effect ervan op het onderwijs te vergroten:
- 1) Maak nog veel meer lijstjes, samen te stellen door kenners en liefhebbers: één canon is tegelijkertijd te weinig en te veel.
Te veel: deze canon is van alles door elkaar en daardoor biedt hij van alles te weinig. Te weinig poëzie, te weinig liedjes en liederen, te weinig kinder- en jeugdliteratuur, te weinig vrouwelijke auteurs en ga zo maar door. Er is heel veel te zeggen voor canons van de (Nederlandstalige) kinder- en jeugdliteratuur, van het lied, de poëzie, het toneel, van literaire non-fictie, van Young Adult Literatuur, van queerboeken, van de historische roman, van de Caribische literatuur, van het reisverhaal enz. Roept u maar een verzoeknummer! De lijstjes achteraan de rapportage van de enquête vormen mooie aanzetten hiertoe. Door zulke pluriformiteit vermijd je de valkuil van een essentialistisch literatuurbegrip waarin literatuur eendimensionaal wordt en bied je met verschillende ingangen toch overzicht. (De haakjes om de s in de titel van de publicatie De Nederlandstalige literaire canon(s) anno 2022 mogen van mij dus weg.)
- 2) Verlaat het malle idee van een rangorde of hiërarchie.
De ordening van zo’n lijst werkt de misvatting in de hand dat er zoiets bestaat als een top 100, van allerliterairst tot ook best nog wel heel literair. Het is een misvatting die wij zaaien in het onderwijs en daarbuiten, en die onuitroeibaar blijkt en leidt tot starre ideeën over kwaliteit in ‘de’ Nederlandse literatuur. Als je er niet in staat, val je er buiten. En wat zegt die uitsluiting nou eigenlijk? Er is wat insluiting betreft trouwens met twee maten gemeten: zie het subtiele verschil in selectie tussen de nieuwe en de oude lijst met werken. De oude was feitelijk een top 92 maar die 92e plek werd gedeeld door maar liefst 34(!) werken, van Cats’ Trouring tot De Tweeling van Tessa de Loo: die lijst telde dus in totaal 125 werken. In de nieuwe lijst staat Hoe duur was de suiker? van Cynthia McLeod als enige en laatste op 100; de Walewein heeft niettemin evenveel stemmen gekregen (24 stemmen, vermeld onder ‘4.1.2.2 Werken: Per periode’), maar deze schitterende Arturroman staat er toch niet in, en is van plaats 51 de lijst uit getuimeld: een gevalletje positieve discriminatie, onnadenkendheid of gewoon een vergissing? Belangrijker dan dit soort van getalsmatige oprispingen en bedenkingen lijken mij lijnen die je kunt trekken door genres, periodes, thema’s. De Nederlandse literatuur is een web van draden (met dank aan Pieter Steinz), geen hitlijst. Vergelijk ook de al genoemde geschiedenis-Canon van Nederland en de Vlaamse literaire canon, maar ook de onorthodoxe Nijmeegse Leeslijst van 222 werken, waarin chronologie de rangorde bepaalt.
- 3) Scheid lezen voor de leeslijst en literatuurgeschiedenis
Het eerste, lezen voor de leeslijst, gaat min of meer vanzelf, mits een leerling een goede boekkeuze heeft weten te maken en tot lezen komt; het tweede, het lezen van historische letterkunde en het plaatsen ervan in de literatuurgeschiedenis, kost meer inspanning en kan niet zonder begeleiding. Maar de huidige eindtermen (zie afbeelding), en dus de site Lezen voor de Lijst, en dus het onderzoek naar De praktijk van de leeslijst uit 2019, en óók deze canon, ze vegen allemaal de leeslijst en de historische letterkunde op één hoop. Dat is een dure vergissing: Karel ende Elegast en De engelenmaker kunnen niet langs dezelfde meetlat worden gelegd. Geen wonder dat leerlingen verschil in waardering tonen als daarnaar wordt gevraagd: rapportcijfer 5,9 tegen 8,1. Veel zinvoller lijkt het mij om leerlingen die beide teksten hebben gelezen de rol van engelen in beide verhalen te laten vergelijken. Zo’n diachrone vergelijking van een motief of thema leidt tot literairhistorisch inzicht; of leerlingen dat nou leuk vinden of niet, ze begrijpen dat ze daarmee iets leren over heden en verleden en literatuur.
Wat betekent dit voor de praktijk? Ik geef een voorzet waar het gaat om nieuwe eindtermen. Laten we literatuurgeschiedenis een eigen kader bieden, ik zou zeggen: een aparte eindterm. Met overkoepelende inzichten, waar genres, periodes, begrippen, thema’s, verbanden en teksten aan opgehangen kunnen worden. Daarbinnen moeten we keuzeruimte laten aan docenten en leerlingen om bepaalde teksten te kiezen (zie bijvoorbeeld het recente voorstel voor een kerndoel literaire overlevering in de onderbouw). Zo’n eindterm stuurt leerlingen op ontdekkingsreis door taal, tekst en tijd, waarbij lezen en literairhistorisch redeneren, goed gedidactiseerd, samengaan.
Het lezen van recente literatuur voor een lijst en het zodoende ontwikkelen van de literaire competentie verdient ook een eigen eindterm, al dient deze te zijn verbonden met het ontwikkelen van leesvaardigheid. Ik ben er voorstander van om een ondergrens aan te geven wat jaarlijks in de bovenbouw op niveau moet worden gelezen aan boeken uit de recente Nederlandse literatuur in brede zin, maar zou erin ook ruimte willen bieden aan andere genres (Young Adult, vertaalde literatuur, beeldverhalen). Ik zou dit een rekkelijk canoniek standpunt willen noemen.
Voor ik besluit, nog enkele opmerkingen over onderwijs in de literatuurgeschiedenis, voorafgaand en aansluitend op de bovenbouw van het schoolvak Nederlands. (1) Literatuurgeschiedenis moeten we als zodanig niet alleen sterk en zichtbaar verankeren in de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs, losgekoppeld van de leeslijst en ontwikkeling van literaire competentie, maar ook bij de opleidingen Nederlands in het hbo en wo. Ik herhaal: óók in het hbo en wo. Want de basis voor de belezenheid van aanstaande docenten Nederlands moet daar worden gelegd, terwijl daar de aandacht voor historische letterkunde onder druk staat en studenten minder lezen dan voorheen. (2) In de onderbouw kan al op een heel natuurlijke manier kennis worden gemaakt met de literaire overlevering, waarbij leerlingen leren verbinding te leggen tussen historische letterkunde en het heden, literairhistorisch te redeneren, met bewerkingen van verhalen, liedjes en wat dies meer zij aan (zie de bijdrage van Joke Brasser aan deze debatmiddag en het eerdergenoemde voorstel voor een kerndoel Literaire overlevering).
Inderdaad, dit zijn niet meer dan schetslijnen van eindtermen voor literaire competentie en voor literatuurgeschiedenis maar ze zijn wat mij betreft niet vrijblijvend. En op de vraag ‘Hoe dan?’ is er ook wel al een begin van een antwoord. Een site als Literatuurgeschiedenis.org (samen met de DBNL e.a.) is bij uitstek geschikt als platform voor mijn wenslijstjes en kan ook verbindingen leggen met bestaande leermiddelen zoals Lezen voor de Lijst, LitLab enzovoorts. Er staan onder de knop Lesmateriaal op deze site inmiddels al enkele didactische modules, ontwikkeld door docenten Nederlands, waarin leerlingen hun weg leren te vinden in het web van de Nederlandse literatuur met als vertrekpunt ‘knooppuntteksten’ die volgens mij wel canoniek zijn maar niet op deze canonlijst staan.
Met al mijn kanttekeningen en suggesties heb ik dit feestje of festival niet willen verpesten, integendeel. Ik ben als gezegd heel blij met deze lijst als conversation piece, ‘niet als het eind, maar het begin van een gesprek’ (zoals de NRC van de week in een commentaar schreef, 6-10-2022). Ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt dat het onderwijs er volgens mij veel inspiratie en gespreksstof uit kan putten. In de plaats van één rietstengel die de totale last van duizend jaar Nederlandstalige literatuur moet torsen, is er een toekomst weggelegd voor vele canons die het onderwijs kunnen voeden. Voor wuivend riet.
Inspiratiebronnen (anders dan al aangeduid)
Mijn oud-studenten Sophie Scharff, Wouter Koster en Nina Nijkamp werkten afgelopen jaren aan educatieve masterscripties over literatuuronderwijs waarin zij grenzen verkenden, waar ik veel van heb geleerd, en Oeds van Middelkoop verricht promotieonderzoek waarin hij de afstand tot historische letterkunde productief maakt.
Sander Bax & Erwin Mantingh, Een web van twintigste-eeuwse literatuur: naar een didactiek voor litatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw. In: Nederlandse Letterkunde 23 (2018) 3, 257-286.
Sander Bax & Erwin Mantingh, ‘Tjeempie! ”Wat zou er zijn met die moderne schrijvers?” Literatuurhistorisch redeneren met Liesje in Luiletterland’. In: TNTL 135 (2019) 2, 100-127.
Jeroen Dera, De praktijk van de leeslijst. Een onderzoek naar de inhoud en waardering van literatuurlijsten voor het schoolvak Nederlands op havo en vwo. Stichting Lezen 2019.
Lizet Duyvendak & Saskia Pieterse (red.), Van spiegels en vensters. De literaire canon in Nederland. Hilversum (Uitgeverij Verloren) 2009. 2 dln.
Nina Geerdink e.a. (red.), De leeslijst. 222 werken uit de Nederlandse literatuur. Nijmegen (Uitgeverij Van Tilt) 2015.
Marie-José Klaver, De canon, het manifest en de leraar Nederlands. Neerlandistiek, 1 oktober 2022.
Meesterschapsteam Nederlands, Bewuste geletterdheid in perspectief: kennis, vaardigheden, inzichten. Maart 2021.
Marc van Oostendorp, Literaire canon en taalnorm. Neerlandistiek, 6 oktober 2022.
Gert Jan Pos (samensteller), Mooi is dat! Hoogtepunten van de Nederlandstalige literatuur verbeeld. Z.pl. (Uitgeverij De Vliegende Hollander) 2010.
Pieter Steinz, Lezen etcetera. Gids voor de wereldliteratuur. Amsterdam (Uitgeverij Prometheus) 2003.
Irene Vallejo, ‘Canon: de geschiedenis van een rietstengel’. In: idem, Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken. Uit het Spaans vertaald door Adri Boon. Amsterdam (Meulenhoff) 2021, 452-457.
Theo Witte e.a., ‘Doodtij in de delta: stand en toekomst in het Nederlandse literatuuronderwijs’. In: Spiegel der Letteren 59 (2017) 1, 115-143.
Laat een reactie achter