Dinsdagochtend. Schrijvend over de nieuwe dichtbundel van Judith Herzberg, blader ik door de geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds 1945, Aan de mond van al die rivieren, geschreven door haar generatiegenoot Redbad Fokkema (1938-2000).
R.L.K. Fokkema. Zijn roem was hem al vooruitgesneld toen ik in 1990 Nederlands ging studeren in Utrecht. Groot kenner van de poëzie van Achterberg en de Vijftigers (alleen de titel al van zijn boek ‘Het komplot der Vijftigers’ sprak tot de verbeelding), dichter ook van twee bij uitgeverij Querido verschenen dichtbundels, present in de maatgevende bloemlezing van Komrij, poëzierecensent van het dagblad Trouw.
Op de middelbare school behandelden we wel eens een gedicht, maar hier werd uit een ander vaatje getapt. Wij eerstejaars werden fors onder handen genomen door deze even barse als (bleek na enige tijd) zorgzame docent. Dat hij ‘Het brandende wrak’ van Geerten Gossaert en ‘Zeiltocht’ van Gerrit Achterberg uitkoos, had wellicht evenzeer te maken met zijn protestantse achtergrond en taalgevoel als met zijn liefde voor zeilen. In latere jaren eindigden colleges steevast in De Gasterij, de stamkroeg van de Utrechtse neerlandistiek in die laatste jaren van het oude millennium.
Zo rond 1995 werd ik zijn studentassistent. We gaven in de avonduren samen college aan de deeltijdstudenten (ik haalde hem op in De Gasterij en beloofde de kastelein hem na afloop weer terug te brengen); we verzorgden een cursus van enkele weken over de sonnetten van Jan Kuijper en samen met hem schreef ik mijn eerste toonbare artikel, over Sybren Polet en Ezra Pound. Als het eens laat werd (en dat werd het wel eens) kon ik wel meerijden in zijn auto naar Zeist: 140 kilometer per uur over het linkerbaanvak tussen Utrecht en De Bilt, vol op de rem voor de twaalf verdiepingen hoge galerijflat waar ik toen woonde, en dan de opgewekte woorden: “kijk, er brandt nog licht.” Ik was inmiddels promovendus en het onderwerp (katholieken) beviel hem maar matig. Kon ik niet een proefschrift schrijven over Hans Faverey?
Aan de mond van al die rivieren – de woorden zijn van Lucebert, de dichter die hem had ontbolsterd, denk ik – is een persoonlijk boek van een eigenzinnige neerlandicus die veel te vertellen heeft en die over een ontzagwekkend knipselarchief beschikte. Het verscheen in 1999, een jaar voor Fokkema’s overlijden op 4 april 2000. Hij had nog graag meegewild naar Amerika, waar in juli een groot congres voor de neerlandistiek zou zijn. Velen waren daar. Hij was er niet meer.
Ik zie hem nog zitten in zijn werkkamer aan de Trans, niet lang na een operatie, op een avond in het donker, een opzetje ’tikkend’ voor zijn lezing in Berkeley. Zoals hij daar zat, geconcentreerd afwezig, zijn grijze haardos en gegroefd gelaat verlicht door een bureaulamp.
Redbad was een leermeester zonder weerga. Wat wij van hem leerden: respecteer de tekst, respecteer de commentaartraditie en zoek dan je eigen grenzen op als interpreet.
Ik lees nu in zijn laatste boek over wat hij de ‘minimale ethiek’ noemt in de poëzie van Judith Herzberg, Bernlef, Vroman:
Die ethiek bestaat in liefdevolle aandacht voor de gewone dingen, het marginale en banale, maar ook voor micro-organismen (Leo Vroman). Daarmee is niet gezegd dat het bestaan van een domein van zogenaamde hogere culturele, metafysische en ethische waarden werd ontkend. Het is eerder te zien als een poging om het toepassingsbereik van die waarden uit te breiden.
Die liefdevolle aandacht, die aanhoudende verwondering. Ze waren er al in de titel van zijn eerste dichtbundel: ‘Elke dag is de eerste’ (1980), en in zijn tweede, ‘Het doek van de dag’ uit 1990, het jaar waarin zoveel begon dat nog altijd niet opgehouden is te beginnen.
Stof
Als ik van je dood mag gaan
leg mij dan weg en zeg: het
is zo niets. Strijk de plooien
glad, en laat in godsnaam
bloemen na die niet bestaan.
Joost Minnaard zegt
Een mooi en herkenbaar portret van Redbad Fokkema! Ook ik bewaar goede herinneringen aan deze leermeester!
Henny zegt
Waarde Martijn,
Kees van Domselaar stuurde mij het artikel toe.
Dank je wel voor de rake typering van deze bijzondere, erudiete, intelligente en door mij geliefde man.
Henny Fokkema- van den Heuvel