“Ειπ’ ἄρα, εἰ ποτ’ ἔην μεγάλου τ’ ἀνδρὸς μέγα τ’ ἔργον’, dichtte Jan de Groot (de vader van Hugo) ‘Μεῖζον ἂν ἢ οἷον Στεύνιος ἔργον ἔθη;’ – zeg maar of er ooit een groots werk van een groot man is geweest dat grootser was dan het werk dat Stevin deed?
Hugo de Groot schreef die regels in een gedicht aan het begin van Simon Stevins belangrijke werk De beghinselen der weegh const. Dat boek was geschreven in het Nederlands, maar De Groot verhief de intellectuele status ervan door er een gedicht in het Latijn aan toe te voegen, en een in het Grieks.
De Groot was niet de enige die in de vroegmoderne tijd in het Grieks schreef, laten Han Lamers en Ralf Van Rooy zien in een nieuw nummer van het Classical Receptions Journal. Er waren aan het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw veel meer dichters die zich waagden aan deze belangrijke klassieke taal – een taal die tot kort voor die periode eigenlijk nauwelijks gelezen werd in West-Europa. Lamers en Van Rooy wijden een heel artikel aan het ‘Neoklassiek Grieks’ zoals dat in deze periode in de Lage Landen begon te leven.
Dat Neoklassieke Nedergrieks is tot nu toe altijd een beetje verwaarloosd. Je kunt natuurlijk wel zien dat her en der Griekse gedichten werden geschreven, maar vaak wordt dat afgedaan als een spelletje bedoeld om te laten zien hoe slim of geleerd je bent. Hamers en Van Rooy tonen aan dat er allerlei andere redenen waren waarom Laaglandse geleerde dichters zich overgaven aan Heleense poëzie. Constantijn Huygens en Hugo de Groot deden het bijvoorbeeld om beter Grieks te leren, anderen, zoals vader De Groot, om distinctie te geven aan eigen werk of dat van anderen. Bovendien werd het Grieks ook mooi gevonden, misschien wel de meest poëtische taal: ook de klassieke Romeinen hadden immers al hoog opgegeven van de taal. Op bijzondere gebeurtenissen op te luisteren werden dan ook af en toe voordrachten gedaan in het Grieks, bijvoorbeeld door Erasmus.
Wonderlijk is dat die cultuur rondom het Neoklassieke Grieks niet in alle regio’s hetzelfde was. Zo werd in de Lage Landen nauwelijks proza geschreven in de oude taal: de overgeleverde teksten zijn bijna allemaal gedichten, terwijl er in Scandinavië bijvoorbeeld soms ook proefschriften in het Grieks werden opgesteld.
Het was geen massabeweging en het hoogtepunt ervan heeft maar een paar decennia geduurd. Maar het is een intrigerende episode in de geschiedenis van de Lage Landen, waarin we ontdekken dat het een geschiedenis is geweest van vele talen.
Ton Harmsen zegt
Wat een wonderkind was Hugo de Groot toch! De Weeghconst is van 1586 (het citaat op fol. aA3v) en Hugo van 1583. Toen ik drie was kon ik nog niet in het Helleens schrijven.
Marc van Oostendorp zegt
Oei, dat was een foutje van mij – de tekst was geschreven door Hugo’s vader, Jan. Overigens kan ik, nu ik oud en der dagen zat ben, nog stééds niet in het Grieks schrijven, en zeker geen gedichten.
Ton Harmsen zegt
Haha – in ieder geval veel dank voor het verwijzen naar dit nuttige artikel van Lamers & Van Rooy, dat ik met veel plezier gelezen heb. In de door hen genoemde bloemlezing The Hellenizing Muse komt Janus Grotius overigens niet voor, en Hugo veertien keer – de vergissing is dus niet zo raar.