In 1684 verscheen zonder vermelding van auteur of uitgever De doorluchtige daden van Jan Stront, opgedragen aan het Kackhuys. Gedrukt voor de liefhebbers. In deze pornografische roman speelt het personage Jan Stront de hoofdrol. In de roman is te lezen hoe Jan Stront aan zijn naam is gekomen, hoe hij opgroeit en hoe hij zich vervolgens als student in plaats van met studeren vooral bezighoudt met drinken en vrijen. Dat in deze roman niet is te vinden wie de auteur is of wie het heeft uitgegeven is niet verrassend. Zoals Inger Leemans in haar editie van De doorluchtige daden van Jan Stront al opmerkte, was de romanvorm in de zeventiende eeuw in de Republiek namelijk nog niet erg geliefd. Pas in de achttiende eeuw begint de roman enige status te krijgen. Vandaar dat de meeste romanauteurs, en dus ook de auteur van Jan Stront, hun naam niet op de titelpagina zetten. Bovendien was de inhoud van de roman over Jan Stront zeker voor de zeventiende eeuw zo pikant, dat zelfs de uitgever ervoor koos zich niet bekend te maken.
Twaalf jaar na het verschijnen van het eerste deel verscheen in 1696 het tweede deel over Jan Stront. In dit deel is de student ondertussen een oude man geworden die het liefst bij zijn hoerenvriendinnen zit om gezamenlijk te praten over hun sekservaringen en alles wat daarbij komt kijken. Opnieuw maakten de auteur en de uitgever zich niet bekend. Ook eeuwen na het verschijnen van de romans over Jan Stront is nog steeds niet met zekerheid te zeggen wie nu precies de auteur is van deze werken. Wel is bekend dat het tweede deel anders dan het eerste deel niet een bewerking is van een Franse roman, maar een authentiek Nederlands werk.
Voordat er vanaf eind jaren zeventig van de zeventiende eeuw steeds meer oorspronkelijk Nederlandse pornografische romans in de Republiek verschenen, werden eerst vooral Franse en Italiaanse werken naar het Nederlands vertaald. ‘Al vanaf de jaren zestig werden Franse en Italiaanse pornografische romans, ‘croniques scandaleuses’, hoerenverhalen en kloostererotica door Nederlandse uitgevers op de markt gebracht, zowel in de oorspronkelijke taal als in Nederlandse vertaling’ (Leemans 2002, p.26). Dit is ook gebeurd met het eerste deel van Jan Stront. Dit werk is namelijk grotendeels een bewerking van de Franse roman Le moyen de parvenir (De methode om te slagen, of: De succesformule) die waarschijnlijk in 1616 werd geschreven door François Beroalde de Verville (Leemans (editeur) 2000, p.22).
Gerrit van Spaan en Pieter Elzevier
Ondanks dat nog steeds niet bekend is wie de auteur is van de Nederlandse romans over Jan Stront, zijn er al wel wetenschappers geweest die een poging hebben gedaan de auteur van Jan Stront te vinden. Zo is onder andere de auteur Gerrit van Spaan (1654-1711) aangewezen als de auteur van de twee romans. Gerrit van Spaan was namelijk in dezelfde periode waarin Jan Stront is uitgegeven als auteur actief. Bovendien was hij bekend met het genre aangezien hij de auteur is van de pornografische roman Het koddig en vermakelyk leven van Louwtje van Zevenhuizen (1704). Volgens een aantal wetenschappers zou de schrijfstijl van Louwtje van Zevenhuizen overeenkomen met de stijl van Jan Stront. Daarnaast zou het uiterlijk van Van Spaan bij Jan Stront passen: ‘’s Mans ondeugende gezicht op het door Wandelaar gegraveerde portret past bij deze veronderstelling!’ (F.G. Waller 1936, geciteerd in Leemans (editeur) 2000, p.22).
Veel meer overeenkomsten zijn er echter niet en ook als je naar het leven van Van Spaan kijkt ligt volgens Leemans het auteurschap van Jan Stront niet voor de hand. In plaats daarvan zou volgens Leemans niet Gerrit van Spaan, maar Pieter Elzevier (1643-1696) de auteur kunnen zijn. Pieter Elzevier was een van de laatste uitgevers uit een beroemd zeventiende-eeuws uitgevers- en drukkersgeslacht. Het is wat betreft zijn leeftijd (in 1696 was hij 53 jaar), levensstijl, connecties en financiële middelen een realistische mogelijkheid dat hij inderdaad de auteur van Jan Stront zou zijn. Er zijn namelijk overeenkomsten tussen het leven van Pieter Elzevier en het beeld dat je van de auteur van Jan Stront krijgt. Daarnaast zou het overlijden van Pieter Elzevier in 1696 verklaren waarom het in het tweede deel aangekondigde derde deel van Jan Stront nooit is verschenen (Leemans (editeur) 2000, p.16-17).
Stylometrisch onderzoek
Naast overeenkomsten tussen het leven van Pieter Elzevier en het beeld dat je van de auteur van Jan Stront krijgt, zijn er overeenkomsten aan te wijzen tussen de romans over Jan Stront en bijvoorbeeld de kluchten van Pieter Elzevier zoals De broekdragende vrouw (1666) en De springende dokter (1666). Zo heeft Leemans onder andere inhoudelijke overeenkomsten gevonden zoals ‘Jan Strontiaanse’ woorden, beelden en ideeën. Ondanks dat uit de overeenkomsten die Leemans heeft beschreven blijkt dat Pieter Elzevier de auteur zou kunnen zijn van Jan Stront, is er echter nooit stylometrisch onderzoek gedaan dat dit aannemelijk zou kunnen maken of ontkrachten. Met behulp van programma’s zoals Java Graphical Authorship Attribution Program (JGAAP) en Stylo is het namelijk mogelijk onderzoek te doen naar auteurschap. Zo heeft Paul Collins in 2013 bijvoorbeeld onderzocht of verhalen die onder de naam ‘Henry’ zijn verschenen (en dus door William Henry Leonard Poe zouden zijn geschreven) niet eigenlijk door zijn broer Edgar Allan Poe waren geschreven. Met behulp van JGAAP heeft Collins het volgende ontdekt: ‘out of eight possible authors including both Henry and Edgar, Edgar was picked as the most likely author of those short stories fifteen times out of fifteen different analyses. Edgar, therefore, was not just a consensus pick, but a unanimous choice’ (Juola 2015, p.100).
Dit onderzoek laat ook zien dat met dit type onderzoek niet gegarandeerd kan worden of een mogelijke kandidaat inderdaad de auteur is van een bepaald werk. Het is met programma’s zoals JGAAP en Stylo namelijk gemakkelijker op basis van stylometrie het auteurschap te falsifiëren dan het te verifiëren. Door met Stylo onderzoek te doen naar de mogelijke auteur van Jan Stront zullen de resultaten dus niet definitief uitsluitsel geven wie de auteur van Jan Stront is. Wel kan op deze manier net als in het onderzoek van Collins een auteur naar voren komen die zeer waarschijnlijk de auteur van Jan Stront is en daarnaast kan duidelijk worden welke auteurs zeer waarschijnlijk niet de auteur van Jan Stront zijn.
Verder is het bij stylometrisch onderzoek van belang rekening te houden met de omvang van de teksten. De teksten moeten namelijk lang genoeg zijn voor een betrouwbare stylometrische analyse. De vraag welke hoeveelheid data voldoende is voor een betrouwbare analyse is echter lastig te beantwoorden. Zo kwam Maciej Eder (een van de ontwikkelaars van Stylo) tot de volgende conclusie:
The results revealed no conclusive answer to this question, though. It seems that for corpora of modern novels, irrespective of the language tested, the minimal sample size is some 5,000 words (tokens). Latin prose required only 2,500 words, and Ancient Greek prose just a littlemore to display their optimal performance. The results for the three poetic corpora (Greek, Latin and English) proved to be ambiguous, suggesting that some 3,000 words or so would be usually enough, but significant misclassification would also occur occasionally. Thus, the results were found to depend on genre rather than on language examined (Eder 2013, p.180).
Voor het onderzoek naar de mogelijke auteur van Jan Stront zijn de ‘Tien Geboden’ aangehouden zoals deze door Brinkman zijn geformuleerd (Brinkman 2010, geciteerd in Kestemont 2013). Wat betreft de tekstlengte geeft Brinkman aan dat de teksten een lengte van ongeveer 2000 woorden moeten hebben.
De auteur van Jan Stront
Voordat met behulp van Stylo kon worden onderzocht wie waarschijnlijk wel of juist niet de auteur van Jan Stront is, moest eerst een corpus worden gemaakt bestaande uit teksten (van allemaal ongeveer 2000 woorden) geschreven door verschillende auteurs uit de periode waarin ook Jan Stront is uitgegeven: de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het corpus bestaat uit een aantal teksten uit pornografische romans die op dit moment online beschikbaar zijn en uit een door Tessa Wijckmans verzameld corpus van prozateksten. Op deze manier is een corpus ontstaan van totaal 53 teksten geschreven door onder andere Gerrit van Spaan, Pieter Elzevier, G. van Broekhuizen, Jean de Préchac, Simon de Vries, Nicolaas Heinsius jr. en Timotheus ten Hoorn. De volledige lijst van teksten en auteurs is hier te zien.
Via Stylo is het mogelijk op basis van verschillende analyses en verschillende parameters te onderzoeken welke teksten uit een corpus stylometrisch gezien met elkaar te vergelijken zijn en dus wellicht door dezelfde auteur zijn geschreven. In dit onderzoek is de Bootstrap Consensus Tree gebruikt aangezien deze de meest betrouwbare evidentie levert. De Bootstrap Consensus Tree is namelijk gebaseerd op meerdere analyses en parameters. De Tree toont een samenvatting van de uitkomsten van tien analyses, waaronder de top 100-200 Most Frequent Words (MFW), 200-300 MFW, 300-400 MFW enzovoort. Verder is het mogelijk de Bootstrapanalyse te herhalen met verschillende features. Zo is in dit onderzoek bij de Most Frequent Words naast de enkele meest frequente woorden (zonder combinaties van woorden: unigrams/1-grams) bijvoorbeeld gefocust op word 2-grams (combinaties van twee woorden) en bij de Most Frequent Characters (MFC) op character 4-grams (combinaties van vier karakters, waaronder letters). Als namelijk in verschillende analyses en op basis van verschillende features twee teksten wel of juist niet tot hetzelfde cluster worden gerekend, dan geeft dat een stevige indicatie dat de teksten ofwel van dezelfde auteur zijn ofwel van verschillende auteurs. Op deze manier is de Bootstrap Consensus Tree ontstaan die hieronder is te zien.
Deze Tree toont de meest frequente combinaties van twee woorden (word bi-grams) en er is een grote hoeveelheid auteurs, titels en vertakkingen te zien. Van sommige teksten is direct duidelijk te zien dat ze afwijken van andere teksten, zoals de teksten in het grotere cluster links in de Tree. De interessantste resultaten zijn echter in de kleinere clusters te vinden. Wanneer de getoonde Tree wordt vergeleken met die van de word 1-gramsen die van de character 4-grams, valt namelijk bij verschillende teksten op dat ze in verschillende analyses en op basis van verschillende features tot dezelfde clusters worden gerekend. Voor deze teksten geldt dat de mogelijkheid dat deze teksten door dezelfde auteur zijn geschreven zeer waarschijnlijk is. Van een aantal teksten is dit resultaat te verwachten aangezien van deze teksten bekend is dat ze door dezelfde auteur zijn geschreven. Dit geldt bijvoorbeeld voor de twee kluchten van Pieter Elzevier De broekdragende vrouw en De springende dokter (rond 16.00u in de Tree), maar ook voor de twee teksten van Jan Stront die allebei uit hetzelfde deel uit 1696 komen (rond 18.00u in de Tree).
Daarnaast zijn er enkele onverwachte terugkerende clusters te herkennen. Ook voor deze teksten geldt dat de teksten binnen dezelfde clusters waarschijnlijk door dezelfde auteur zijn geschreven. Terugkerende clusters zijn bijvoorbeeld: ’t Amsterdamsch hoerdom van Simon de Vries en d’Openhertige Juffrouw of d’Ontdekte Geveinsdheid. (deel 2) van de auteur die schreef onder het pseudoniem François Vrouwaard (net na 18.00u in de Tree) en het cluster bestaande uit De wandelende dukaat en De kluchtige Mercurius allebei geschreven door een onbekende auteur (net na 15.00u in de Tree).
Voor dit onderzoek zijn echter vooral de clusters met betrekking tot Jan Stront interessant. Ten eerste valt op dat het eerste deel van Jan Stront uit 1684 in geen enkele Tree tot hetzelfde cluster wordt gerekend als het tweede deel van Jan Stront uit 1696. Deze uitkomst doet sterk vermoeden dat de twee delen van Jan Stront zeer waarschijnlijk niet door dezelfde auteur zijn geschreven; maar door wie zijn deze delen dan wel geschreven? Wat betreft het tweede deel van Jan Stront is daar met behulp van deze resultaten geen antwoord op te geven. In geen van de figuren komt dit tweede deel namelijk met een andere tekst in hetzelfde cluster voor, ook niet met een tekst van Gerrit van Spaan of Pieter Elzevier.
Hierbij moet echter wel rekening worden gehouden met het feit dat de in dit corpus opgenomen teksten van Pieter Elzevier allebei kluchten zijn en geen romans zoals de beide delen van Jan Stront. Uit onderzoek van Laura Mandell kwam namelijk naar voren dat verschillen in genre ervoor kunnen zorgen dat teksten die door dezelfde auteur zijn geschreven, maar verschillen in genre (en dus mogelijk verschillen in stijl) in een Bootstrap Consensus Tree tot verschillende clusters kunnen worden gerekend (Mandell 2019, p.13). Ondanks dat het corpus uit haar onderzoek bestond uit romans en essays en niet uit kluchten, is het door de genreverschillen (en dus door de mogelijke verschillen in stijl) in het voor het huidige onderzoek gebruikte corpus toch niet mogelijk Pieter Elzevier als mogelijke auteur van Jan Stront volledig uit te sluiten.
Anders dan bij het tweede deel van Jan Stront is er bij het eerste deel wel een mogelijke auteur naar voren gekomen. In de Tree van de word 1-grams is het eerste deel van Jan Stront samen met zeven andere teksten tot hetzelfde cluster gerekend. Twee van de auteurs van deze teksten zijn onbekend, maar de overige vijf auteurs zijn: Gerrit van Spaan, Jan Schipper, Oom Jacob Dircksz. van Wormerveer, Nicolaas Heinsius jr. en Jacob de Hennin. Wanneer deze resultaten worden vergeleken met die uit de andere figuren blijft er slechts één auteur over. Alleen de auteur Nicolaas Heinsius jr. wordt in verschillende analyses en op basis van verschillende features tot hetzelfde cluster gerekend als het eerste deel van Jan Stront. Hieruit blijkt dat van alle auteurs in het voor dit onderzoek gebruikte corpus Nicolaas Heinsius jr. de meest waarschijnlijke kandidaat is om de auteur te zijn van het eerste deel van Jan Stront.
Nicolaas Heinsius jr.
Nicolaas Heinsius jr. is in 1656 geboren in Den Haag en uiteindelijk 12 januari 1718 begraven in Culemborg. Hij stamde uit een beroemde intellectuele familie: hij was de zoon van de filoloog en diplomaat Nicolaas Heinsius sr. en de kleinzoon van de classicus en letterkundige Daniël Heinsius. Nicolaas Heinsius jr. groeide op als zoon van Nicolaas Heinsius sr. en Margaretha Wullen (dochter van een Zweedse predikant). Zijn ouders hadden echter geen gemakkelijk huwelijk. Toen Heinsius sr. ontdekte dat Margaretha Wullen zwanger was (van Nicolaas), weigerde hij in eerste instantie met haar te trouwen. Nadat dit in 1665 uiteindelijk toch was gebeurd, bleek dat Margaretha haar huwelijkstrouw niet al te nauw nam. Heinsius sr. wilde daarom van haar scheiden, maar zij liet dit niet gebeuren en daagde hem voor de rechter. Zij won uiteindelijk dit proces. Ook Nicolaas Heinsius jr. had geen goede relatie met Nicolaas Heinsius sr.. Toen zijn vader weigerde zijn moeder nog geld te geven, dreigde Nicolaas zijn vader te vermoorden en werd hij door zijn vader definitief uit huis gezet (Beek 2022).
Nicolaas studeerde medicijnen en filosofie in Duitsland en ging vervolgens als arts aan het werk. Naast arts was hij echter ook auteur. Zijn beroemdste werk is de schelmenroman Den vermakelyken avanturier, ofte De wispelturige, en niet min wonderlyke levens-loop van Mirandor uit 1695. ‘Leendertz zei niets te veel, toen hij verklaarde, dat ‘hoe grof en onkiesch deze roman ook op vele plaatsen moge zijn, hij uitmunt door geestigheid en levendigheid van stijl’’ (Beek 2022). Een van de voorvallen die in deze roman is verwerkt is gebaseerd op een gebeurtenis uit het leven van Nicolaas. Hij raakte op 29 december 1677 namelijk samen met een paar dronken vrienden bij een vechtpartij betrokken waarbij een dode viel. Vervolgens werd Nicolaas officieel verbannen uit Holland en trok hij als arts door Frankrijk, Italië en Duitsland. Pas in 1695 keerde hij terug in de Republiek en vestigde zich in de vrijstad Kuilenburg (Culemborg). Deze stad viel als vrijstad namelijk niet onder de Nederlandse wetten.
Ondanks dat Nicolaas Heinsius jr. tussen 1677 en 1695 niet in de Republiek woonde, is het wel mogelijk dat hij de auteur is van het eerste deel van Jan Stront. Dit deel is immers grotendeels een bewerking van de Franse roman Le moyen de parvenir. Zoals eerder al is opgemerkt, werden voor het verschijnen van de oorspronkelijk Nederlandse pornografische romans eerst vooral Franse en Italiaanse werken naar het Nederlands vertaald. Tijdens zijn reis door Frankrijk en Italië zou Nicolaas Heinsius jr. kennis kunnen hebben gemaakt met dit genre en Le moyen de parvenir naar het Nederlands hebben vertaald. Bovendien zou het niet het enige Franse werk zijn dat Nicolaas Heinsius jr. naar het Nederlands heeft vertaald. Zo heeft hij ook De kluchtige roman of de edelmoedige comedianten (Le romant comique) (1678) naar het Nederlands vertaald.
Het is dus een reële mogelijkheid dat Nicolaas Heinsius jr. inderdaad de auteur is van het eerste deel van Jan Stront. Om hier meer zekerheid over te krijgen is het voor vervolgonderzoek wellicht aan te raden het huidige corpus uit te breiden en het te voorzien van meer teksten van Nicolaas Heinsius jr.. Ook is na dit stylometrische onderzoek nog steeds niet uit te sluiten dat Pieter Elzevier wellicht de auteur is van het tweede deel van Jan Stront. Zeker aangezien uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de twee delen van Jan Stront zeer waarschijnlijk niet door dezelfde auteur zijn geschreven. Hierover is mogelijk meer duidelijkheid te krijgen door het corpus te voorzien van teksten van Pieter Elzevier die qua genre beter aansluiten bij de romans over Jan Stront. Bovendien zou stylometrisch onderzoek ook voor andere teksten waarvan de auteur (nog) onbekend is een uitkomst kunnen bieden om erachter te komen wie waarschijnlijk wel of juist niet de auteur is.
Bibliografie
Anoniem. De doorluchtige daden van Jan Stront. Dl. 2. Ed. Inger Leemans. Utrecht: Uitgeverij IJzer, 2000.
Beek, Mats. ‘Nicolaas Heinsius jr.’ Schrijversinfo, geraadpleegd 5 november 2022. https://www.schrijversinfo.nl/heinsiusjrnicolaas.html
Collins, Paul. ‘The Rowling Case: A Proposed Standard Analytic Protocol for Authorship Questions.’ Digital Scholarschip in the Humanities 30, nr. 1 (2015): 100-113. https://doi.org/10.1093/llc/fqv040
Eder, Maciej. ‘Does size matter? Authorship attribution, small samples, big problem.’ Literary and Linguistic Computing, (2013): 167-182. https://doi.org/10.1093/llc/fqt066
Kestemont, Mike. Het gewicht van de auteur. Stylometrische auteursherkenning in Middelnederlandse literatuur. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2013.
Leemans, Inger. ‘De stront van onze hersenen.’ Literatuur 19, (2002): 26-35. https://www.dbnl.org/tekst/_lit003200201_01/_lit003200201_01_0005.php
Mandell, Laura. ‘Gender and Cultural Analytics: Finding or Making Stereotypes?’ In Debates in the digital humanities, red. Matthew K. Gold en Lauren F. Klein, 3-26. Minneapolis: University of Minnesota Press, 2019.
Robert Arpots zegt
“de pornografische roman Het koddig en vermakelyk leven van Louwtje van Zevenhuizen (1704)”
Er is mijns inziens niks erotisch aan, laat staan pornografisch. Het een schelmenroman die, anders dan andere schelmenromans geen lineaire structuur heeft maar een circulaire. Maar misschien heb ik de erotische dan wel pornografische passages over het hoofd gezien. Graag een bewijs voor pornografie in Louwtje van Zevenhuizen! Citeer s.v.p. eens een paar van die pornografische passages.
Merel Balt zegt
Hartelijk dank voor uw reactie. Ik ben mij bewust van de discussie over onder andere Het koddig en vermakelyk leven van Louwtje van Zevenhuizen en of deze roman wel of niet een pornografische roman genoemd kan worden. Aangezien dit onderwerp niet centraal staat in mijn artikel ben ik hier echter niet verder op ingegaan. Voor dit onderzoek heb ik mij wat betreft de roman over Louwtje van Zevenhuizen gehouden aan de interpretatie van Inger Leemans, die ook de editeur is van het boek over Jan Stront dat de aanleiding was voor dit onderzoek. Bent u toevallig ook bekend met Jan Stront en het werk van Nicolaas Heinsius jr.? Ik ben benieuwd of er naast stylometrische overeenkomsten bijvoorbeeld ook inhoudelijke of structurele overeenkomsten te vinden zijn.