In de vroege jaren ‘70 van de vorige eeuw had de Rijksuniversiteit Groningen te maken met een paar affaires die landelijk de aandacht trokken. Daar was dus eerst de zaak-Vermaning (zie de vorige aflevering): vónd de Drentse amateur-archeoloog “artefacten” van tienduizenden jaren oud of of máakte hij die, scharensliep van beroep? Het Biologisch Archeologisch Instituut van de RUG was aanvankelijk van de echtheid overtuigd, totdat een jonge wetenschapper (Dick Stapert) voorzien van meer kennis op geologisch gebied tot vervalsingen concludeerde.
Archeologie en geologie liggen in elkaars buurt en sociale geografie is daar niet ver van verwijderd. Dat was het vakgebied van Willem Frederik Hermans die in dezelfde jaren als dat de affaire-Vermaning speelde lector was in Groningen. (In die tijd was lector nog een titel voor een beroep aan een universiteit, onderprofessor.) Hermans was daarnaast een bekend en gelauwerd(e) Nederlands schrijver.
In 1971 verschenen uitvoerig toegelichte klachten van studenten over Hermans’ manier van college geven (hij las op hoge snelheid zijn tekst voor en kon vervolgens snel naar huis terug). Bij een ander college eiste hij dat studenten hun naam noemden als ze hem iets vroegen of antwoord moesten geven – dat wezen de 160 studenten en bloc af. Ook het telefoongesprek waarin dat namens de studenten aan Hermans gemeld werd kwam gedetailleerd in de Universiteitskrant en aansluitend in regionale en landelijke dagbladen.*)
Jan de Koning (sociaal-geograaf net als Hermans en nog maar kort Kamerlid voor de ARP, het gereformeerde smaldeel dat bezig was op te gaan in het CDA) en een fractiegenoot stelden vervolgens laat in december 1971 vragen over de lector Hermans aan de minister van Onderwijs: was hier niet sprake van plichtsverzuim of wangedrag? Het gevolg was dat er in Groningen van hogerhand een universitair onderzoek werd ingesteld. Daarin werd dr. Hermans vrijgepleit maar hij liet zich niet lang daarna afkeuren en vestigde zich als schrijver in Parijs. Hij nam vooral wraak op Groningen en zijn naaste collega’s daar met de publicatie van Onder Professoren. Vanaf 1973 publiceerde hij ook in Het Parool, onder het pseudoniem Age Bijkaart. In een van diens zogeheten Boze brieven kreeg Jan de Koning er nog een aantal jaren later van langs, omdat hij eerder Kamervragen over Hermans had gesteld.

Daar betitelde Hermans De Koning allittererend als gereformeerde glimpieper, een scheldwoord dat voorzover ik na heb kunnen gaan voordien noch nadien in de Eerste of Tweede Kamer is gevallen.
Raadpleging van delpher.nl leidt er bijna automatisch toe dat we glimpieper op één lijn moeten plaatsen met gladakker (ja gladakker: gladjakker is allicht een mengvorm van gladjanus + gladakker) dat teruggaat op de Maleise aanduiding voor ‘kamphond’. Waarom op één lijn? Voor 1900 bijvoorbeeld duikt de aanduiding glimpieper alleen op in titels als het Soerabaijasch handelsblad, Samarangsch handels- en advertentie-blad, Bataviaasch nieuwsblad of de Sumatra-courant. Kortom: Indië. In 1920 is er voor het eerst een vindplaats in een Nederlandse krant, Het Vaderland uit ‘s-Gravenhage.
Het lijkt overigens heel wel mogelijk dat Hermans het woord kende van zijn goede vriend Oey Tjeng Sit, student farmacie afkomstig van Java en die hij in de Tweede Wereldoorlog had ontmoet.
Deze bijdrage begon met een opmaatje, donderdag nog een codaatje.
*) Wie hier beknopt over wil lezen: zie Klaas van Berkel Universiteit van het Noorden. Vier eeuwen academisch leven in Groningen. Deel 3: de zakelijke universiteit 1945-2021. Hilversum 2022. De passages over Vermaning en Hermans staan op p. 418-428. Van Berkel zelf staat even verderop op p.436 afgebeeld, hij verwijst daar naar zichzelf als “een later bekend geworden universiteitshistoricus uit Groningen”.
Dit stuk verscheen eerder op het eigen blog van Siemon Reker
Laat een reactie achter