Taal is een centraal onderwerp in het huidige maatschappelijke debat. Hoe benoemen we minderheidsgroepen? Hoe gaan we met elkaar om? Hoe laten we mensen aan het woord die nog niet veel aan het woord komen? De Duitse schrijfster Kübra Gümüşay laat een heel waardevol geluid horen in dat debat in haar boek Spreken en zijn. Ik vind dat het beste boek dat ik las over dit debat.
Gümüşay is in de eerste plaats een publieke intellectueel en taal – de Duitse titel van het boek is Sprache und Sein – is voor haar in de eerste plaats een vorm van deelnemen aan het publieke debat. Sterker nog, er lijkt voor haar weinig verschil te zijn tussen taal en deelname aan dat debat. Wat dat betreft is de keuze van de Nederlandse vertaler Ymke van der Staay om te kiezen voor Spreken en zijn een heel gelukkige.
Expositiestukken
De taal van het publieke debat is publieke taal – de normale manier van over mensen praten. Gümüşay maakt in dit verband verschil tussen ‘ongelabelden’ – ruwweg de witte man – en ‘gelabelden’ – de anderen. De eersten zijn de bezoekers van het museum van de taal, die alles mogen bekijken, horen, aanraken, beoordelen en die zelf als het ware onzichtbaar zijn. De tweede groep worden besproken, gelabeld, als exemplarisch gezien voor hun soort. Die algemene observatie is vaker gemaakt, maar Gümüşay weet hem, in ieder geval voor mij, heel invoelbaar te maken door zichzelf naar voren te brengen: een gesluierde Duitse vrouw die altijd maar vragen krijgt over die sluier:
Mensen stellen soms de meest absurde vragen – of ik douche met een hoofddoek op, bijvoorbeeld. Of een dergelijke vraag in een privégesprek kan worden beantwoord is één ding – maar die vraag hoort zeker niet thuis in een talkshow voor een miljoenenpubliek. Waarom? Omdat ze mij en andere hoofddoekdragende vrouwen in de positie van een object plaatst en belachelijk maakt.
Iets wat ik in ieder geval nog niet goed had beseft is dat ‘gelabelden’ ook zelf in het publieke discours, ook als het gebeurt in een vriendelijke omgeving, voortdurend zichzelf aan het uitleggen zijn. Ze geven niet gemakkelijk hun visie vanuit hun eigen positie omdat ze uit ervaring weten dat die voor de ongelabelden vaak te lastig te begrijpen is. “Wij – de expositiestukken van de Taal –”, schrijft ze, “moeten ermee stoppen te spreken om begrepen te worden, we moeten spreken om te zijn. Of we nu begrepen kunnen worden of niet, als we niet meer door de ogen van anderen naar onszelf kijken.”
Gelukt
Tegelijkertijd leidt zulk spreken om te zijn er paradoxaal genoeg uiteindelijk juist wel toe dat je gezien wordt, en daarmee hopelijk begrepen. Gümüşay vertelt het verhaal over hoe de man die haar schriftelijk met de dood bedreigde later zijn excuses aanbood toen hij een column van haar las over het Turkse gebruik dat de bruidegom voorafgaand aan het huwelijk van zijn aanstaande bruid een kop koffie met zout krijgt dat hij – om zijn liefde te bewijzen – zonder morren moet opdrinken. Dat verhaal had de man ineens doen beseffen dat de schrijfster een mens was.
Dat menselijke is wat Spreken en zijn sowieso tot een prachtig boek maakt. Gümüşay weet haar lezer aan te spreken van mens tot mens. Ze doceert niet, ze verhult niet, ze gebruikt geen geleerd of activistisch jargon.
Ze is.
Ze staat rechtop, fier, en spreekt de lezer aan. Het is heel lastig om dit soort debatten die toon te vinden. Het is haar gelukt.
Kübra Gümüşay. Spreken en zijn. Hoe taal ons beperkt en bevrijdt. Vertaling uit het Duits: Ymke van der Staay. Atlas Contact, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter