In 2009 werd herdacht dat vierhonderd jaar eerder, in 2009, Henry Hudson met zijn VOC-schip voor anker ging bij Manhattan. In zijn kielzog landden Nederlandse kolonisten op het eiland en stichtten de stad Nieuw-Amsterdam. Al in 1664 namen de Engelsen het gebied over van de Nederlanders. Zij transformeerden de landbouwgrond tot de huidige wereldstad New York. Maar er bleven Nederlandstaligen wonen aan de Amerikaanse oostkust, en de Nederlandse taal had invloed op zowel het Engels als op de inheemse talen die daar werden gesproken.
Naar aanleiding van de herdenking verschenen in 2009 bij AUP van mijn hand Yankees, cookies en dollars. De invloed van het Nederlands op de Noord-Amerikaanse talen en de Engelse vertaling daarvan: Cookies, Coleslaw, and Stoops. The Influence of Dutch on the North American Languages. In deze boeken wordt de nalatenschap van de Nederlanders in oostelijk Amerika beschreven. Het blijkt dat er hier tot diep in de negentiende eeuw Nederlands gesproken werd, ook door mensen die geen wortels in de Lage Landen hadden. In de negentiende en de twintigste eeuw kwam een nieuwe stroom Nederlandse en Vlaamse immigranten op gang, die opnieuw de Nederlandse taal naar dit gebied overbrachten, met nieuwe leenwoorden.
In de boeken worden vragen beantwoord als: Wat is de ontwikkeling geweest van het Nederlands in de Verenigde Staten? Hoelang is dit gesproken en is het ongewijzigd gebleven? Hoe groot was de invloed van de eerste en de tweede stroom Nederlandse immigranten op het Amerikaans-Engels? Welke Nederlandse woorden zijn door indianentalen overgenomen? Ook wordt aandacht besteed aan de regionale spreiding van de Nederlandse leenwoorden binnen Noord-Amerika. De directeur van het New Netherland Research Center, Charles Gehring, schreef naar aanleiding van de publicaties:
“As a kid in New York’s Mohawk Valley I played along the laag kill, called out Kip, Kip, Kip! to our chickens at feeding time, talked to friends on their stoeps after school, and got winklehawks in my blue jeans from scrambling through barbed wire fences. It wasn’t until years later that I realized how many Dutch expressions survived in my dialect. This book is a linguistic treasure chest for anyone who grew up in the area covered by the Dutch colony of New Netherland.”
Hoewel de boeken inmiddels 14 jaar oud zijn, zijn ze niet verouderd, want de Nederlandse invloed op het Amerikaans-Engels is inmiddels allang uitgedoofd. Beide boeken zijn momenteel in open access beschikbaar gesteld door de uitgever. Ze kunnen via de onderstaande links worden gedownload:
Frans Wijgers zegt
Open access is zeer prijzenswaardig! Maar de (Nederlandse) boekversie moet je in huis hebben, vind ik, een mooie uitgave. Wat de herkomst van ‘yankee’ betreft, daarover heb ik in 2021 een 21 pagina’s tellend stuk geschreven. Alle bekende verklaringen komen in dat stuk aan bod, naast twee nieuwe verklaringen mijnerzijds. Een van die twee staat hieronder, in aangepaste vorm. Het was een in mijn ogen interessante hypothese, maar ik kan haar helaas niet bevestigen.
Slavenregisters Suriname: Jan en Kee
Bij aankomst in Noord- en Zuid-Amerika en op de Caraïben kregen alle slaven een voornaam of een nummer. In de ‘Slavenregisters Suriname’ (Nationaal Archief) vond ik veel mannen met de naam ‘Jan’ (ongeveer 1000), de voornaam ‘Kees’ zo’n 150 keer, ‘Jan Kees’ slechts 1 maal. Ook de naam ‘Keetje’ komt regelmatig voor (ongeveer 150 maal), evenals de variant ‘Kea’ (circa 300 vermeldingen, een Engelse variant van ‘Kee’, afgeleid van Cornelis). Dat ‘Kea’ werd uitgesproken als ‘kee’ en inderdaad gebaseerd was op ‘Kee’ wordt m.i. bewezen door het voorkomen van meerdere vermeldingen “Kea of Keetje”. De Hollandse spelling ‘Kee’ lijkt nooit te zijn gekozen voor vrouwelijke slaven. In theorie zou ‘Yankee’ kunnen zijn ontstaan op basis van de veel voorkomende Nederlandse voornamen ‘Jan’ (mannelijk) en ‘Kee’ (vrouwelijk). Een combinatie dus van ‘Jan’ en ‘Kee’ (afgeleid van Cornelis): Jankee, Yankee. Maar: de uitspraak had dan ‘jeng-kee’ (jankea) moeten luiden, niet ‘jeng-kie’ (yankee).
In 1776 bevat “Het nieuwe Hollands vissers pinkje, voorzien met verscheyde nieuwe liederen” het lied ‘Een Nieuw Lied op het A, B, C’, waarin bij de letter P de zin ‘P: ik verkoop aan Jan en Kee’ te lezen valt. Blijkbaar waren deze voornamen synoniem voor ‘iedere man en vrouw’. De naam ‘Kea’ blijkt vandaag de dag – vooral in het Zuidoosten van de VS – nog steeds te bestaan, als voornaam en als achternaam (de laatste vorm met name in de voormalige slavenstaten North Carolina en Georgia). Herkomst van de vrouwelijke slavennaam ‘Kea’ lijkt mij in dat geval zeker mogelijk. Ook de variant ‘Kae’ komt nog altijd voor, vooral in de VS. Zo gaf ik zelf ooit les aan de (overigens blanke) Amerikaanse Kae Evers (‘keej iejvers’) uit New England. De in onze contreien voorkomende achternaam ‘Kea’ is volgens het Meertens Instituut een verkorting van Friese verkleinvormen als Lubkea en Nomkea (vrouwelijke voornamen, afgeleid van Lubbe en Nomme). In 2017 waren er daarnaast ook enkele tientallen vrouwen met de voornaam ‘Kea’.
Los van bovengenoemde discrepantie m.b.t. de uitspraak wringt ook het volgende in de onderhavige hypothese. Uit schriftelijke bronnen is gebleken dat meerdere slaven de naam ‘Yankee’ toebedeeld hadden gekregen. Het geven van de naam ‘Yankee’ aan een slaaf op basis van een mannennaam Jan en een vrouwennaam Kee lijkt mij nogal gezocht. Daarnaast is er geen schriftelijk bewijs gevonden voor de stelling dat men ooit bedacht heeft om een Amerikaanse kolonist in het Noordoosten ‘yankee’ te noemen op basis van de (toen daar vaak voorkomende?) voornamen Jan en Kee. ‘Jan-Kees’ (‘jen-kiejs’?) zou een betere kandidaat zijn, sowieso wat de uitspraak betreft. De consequentie is dan wel dat vrouwelijke yankees ook ‘jan-kezen’ zijn!
Frans Wijgers