Dat gebarentalen volwaardige talen zijn – ik geloof niet dat er nog iemand is die het daar niet mee eens is. Moedertaalgebaarders kunnen alles zeggen wat ze willen zeggen, en ze doen dat op manieren die in alle opzichten lijken op die van moedertaalsprekers van een willekeurige taal. Ook de delen van de hersenen die ze daarbij gebruiken zijn dezelfde als mensen gebruiken voor menselijke taal. Er is slechts één voor de hand liggend verschil: gebarentalen gebruiken het visuele waar gesproken talen het auditieve gebruiken.
Toch blijken ook daar overeenkomsten te zijn, volgens een artikel van Iris Berent en Judit Gervais in het tijdschrift Cognition. Zij laten zien dat ook horende mensen die nooit intensief met gebarentaal in contact zijn geweest blijken gebaren in hun brein te interpreteren als gebaren.
Een van de experimenten die ze uitvoerden ging over horende kinderen van een half jaar oud met horende ouders – kinderen die dus geen gebarentaal kenden.
De kinderen kregen iemand zien die ofwel twee keer hetzelfde gebaar maakte, of twee verschillende gebaren na elkaar (AA en AB op het linkerplaatje hierboven). Nu weten we dat herhalingen in taal vaak iets betekenen. Herhaalde woorden hebben een specifieke betekenis (een ‘meisje-meisje’ is iets anders dan een ‘meisje’), en herhaalde klanken worden soms vermeden (een r kan in het Nederlands bijvoorbeeld niet zowel voor als achter een korte klinker staan: rar, ror, rir, rer, rur zijn allemaal gekke woorden). We hebben dus een specifiek talige gevoeligheid voor herhaling.
Handen vast
Die gevoeligheid bleken deze hele jonge kinderen ook te hebben bij de gebaren. Er gebeurde in hun hersenen duidelijk iets anders als een gebaar herhaald werd dan wanneer ze twee verschillende gebaren zagen. Dat andere speelde zich niet af in een deel van de hersenen waar beeld wordt verwerkt, maar in het talige deel: bij gesproken herhaling hadden ze een soortgelijke reactie, maar als het experiment werd uitgevoerd met tekenfilmfragmentjes in plaats van gebaren (zoals met de boom en de vos rechts op het plaatje hierboven) was de reactie in de hersenen heel anders.
Uit experimenten met volwassenen bleek hetzelfde: als iets van het menselijk lichaam komt, interpreteren we het anders dan bij andere visuele signalen: of het nu geluiden of gebaren zijn, we gaan ervan uit het dat het taal is. Daarbij kennelijk bovendien bepaalde, mogelijk taalspecifieke, principes, zoals dat we aan herhaling een bepaalde interpretatie toekennen. Het vak dat zulke principes bestudeert heet fonologie, wat ‘klankleer’ betekent, maar kennelijk is het systeem kennelijk wat abstracter dan alleen klanken.
Mensen die doof én blind zijn gebruiken soms aanraking om te communiceren: je neemt de handen van je gesprekspartner vast en voelt zo de gebaren die deze maakt. Het zou interessant zijn om te weten of ook die manier van communiceren als taal voelt. Ik houd me beschikbaar voor experimenten.
Robert Kruzdlo zegt
Kijk even naar deze zin: Een van de experimenten die ze uitvoerden ging over horende kinderen van een half jaar oud met horende kinderen.
Robert Kruzdlo zegt
Mijn dochter is doof. Ik heb tientallen cursussen gevolgd, uiteenlopend gebarentaal en psychologie. In dit artikel – zie boven – komt nergens iets over liplezen voor. Mijn dochter, inmiddels lerares, kan naast gebarentaal ook perfect liplezen. Iedereen lipleest, doof of horend. Ik kan mij goed voorstellen als je de dove wereld niet kent, je missers maakt in de verbeelding van een wetenschappelijke wereld en die van de dove wereld. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie: Dovenwereld)
Het hele onderzoek mag over. Mits je het liplezen meeneemt in je onderzoek.