een hondeleven
een hond in zijn hok
hij steekt zijn druipende snuit naar buiten
en likt voorzichtig aan de kinderstoel
aan de zonnige pop in het schitterende zand
eens was hij een bange jammerende hond
die erbarmelijk om zich heen snauwde en beet
naar de blinde fanaat die hem chicaneerde
met zijn hatelijk kom schavuit kom er eens uit
nu stapt hij voorzichtig over de zonnige pop
en betreedt stap voor stap het monument
de droommolen het monument van mededogen
om er de kubus van zijn taaie troubles te vermalen
tot malse globe zachte voor zijn zachte ogen
een globe om langzaam langzaam te verorberen
waarin hij kan rusten met ogen gesloten
zijn zachte ogen die sluimeren mogen
Lucebert (1924-1994)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter