“En wij weten niet of het u is opgevallen”, zegt een van de vertellers van de roman Wij zijn licht van Gerda Blees, “maar toevallig zijn het vaak uitgerekend de mensen die met de mond het geloof in de universele kracht van liefde belijden die vervolgens komen met een eindeloze lijst van zaken die géén liefde zijn, die fout zijn en verkeerd, zoals wij, onschuldig brood uit een onschuldige fabriek. Een samenleving die haar eigen brood niet meer eert begint lichtjes van de realiteit af te raken, als je het ons vraagt.”
Want aan het woord is brood, “dagelijks brood”, zo stelt het zich voor, of beter, zo stellen ze zich voor, want het brood spreekt net als alle vertellers in de roman in de eerste persoon meervoud.
Honger
Die eerste persoon meervoud is volkomen natuurlijk in het boek. Ieder hoofdstuk begint er mee want aan het begin van ieder hoofdstuk stelt een nieuwe verteller zich voor: “Wij zijn de buren”, “Wij zijn twee sigaretten”, “Wij zijn de feiten”, “Wij zijn een sinaasappelgeur”, “Wij zijn Klank en Liefde”. Dat klinkt krankzinnig, maar Blees weet je (weet ons) mee te nemen en deze krankzinnigheid als normaal te accepteren.
Het boek – ik denk: de allerbeste roman die de afgelopen jaren in het Nederlands verscheen – gáát op een bepaalde manier ook over de eerste persoon meervoud: het laat pogingen van allerlei personen zien om een te worden, zich te verbinden met elkaar, met de werkelijkheid met het leven. En zoals dagelijks brood zegt (zeggen), die wens tot contact en verbintenis betekent maar al te vaak dat er van alles wordt buitengesloten, vooral ook dingen die vanzelfsprekend lijken. De kernpersonages van het boek horen tot een piepkleine commune, Klank en Liefde: twee zussen van middelbare leeftijd en een jongere man en vrouw. De informele leidster van de commune, Melodie, raakt in de ban van een goeroe op internet die beweert dat je beter in contact komt met jezelf en de werkelijkheid als je niet meer eet. Melodies zus Elisabeth bezwijkt uiteindelijk aan de honger, en dan komt de politie binnen.
Hagelslag
Precies de perspectieven van onder andere die sigaretten en die sinaasappelgeur laten je de verbondenheid van alles ervaren, en tegelijkertijd de verbrokkeldheid ervan. Waar de overgrote meerderheid van de romans één perspectief neemt, dat van de hoofdpersoon – in het ergste geval een verteller die erg op de auteur lijkt – ziet de lezer in Wij zijn licht de werkelijkheid vanuit allerlei gezichtspunten. Je voelt de wanhopige zoektocht naar contact van iedere persoon – de rechercheur die niet weet om te gaan met de anorexia van haar eigen dochter, de vader van Melodie en Elisabeth die spreekt namens zijn vrouw al weet hij dat ze het eigenlijk niet hem eens was, de jongere leden van de communie, die halsstarrig blijven vasthouden aan de onzin die ze is verteld omdat ze anders ook niet weten hoe verder te leven. Zelfs de lezer zelf wordt op een bepaald moment (‘Wij zijn het verhaal’) aangesproken op de vraag of ze zich wel voldoende engageert, en aangespoord om terug te bladeren naar pagina 17 en zich af te vragen of ze nog wel weet wat daar staat.
Iedereen probeert er het beste van te maken, niemand heeft er grip op. Is er nu wel of niet sprake van een wij?
Ik mag graag Nederlandse literatuur in Italiaanse vertaling lezen, bijvoorbeeld omdat ik niet zo heel goed Italiaans lees en dan is het prettig om een boek te hebben dat je al eens gelezen hebt. Bovendien zie je bekende boeken zo door een nét andere blik: de Nederlandse details die je in het Nederlands voor vanzelfsprekend neemt, worden ineens net een beetje vreemder. Dat je wordt verteld dat ‘dagelijks brood’ iets is dat in plakjes gesneden uit een fabriek komt, en dat je er hagelslag (granelle di cioccolata) over strooit, wordt toch ineens iets anders in het Italiaans.
Preciezer
Noi siamo luce is briljant vertaald door Claudia Di Palermo en uitgegeven bij de smaakvolle uitgever Iperborea (hier is hun Nederlandse fondslijst en hier hun Vlaamse). Deze versie roept allerlei vragen op, ook over het persoonlijk voornaamwoord.
Neem de titel. In het Italiaans kun je het persoonlijk voornaamwoord noi ook weglaten (‘siamo luce’). Daarvoor heeft Di Palermo niet gekozen, net zo min als in de eerste zin van ieder hoofdstuk, waarin de vertellers zich voorstellen: “Noi siamo il pane quotidiano”. Daarmee wordt de eerste persoon meervoud afgebakend van de rest van de werkelijkheid. Niet alles en iedereen is dagelijks brood, er is een afgebakende instantie die dat is. Wij.
Het lijkt een beetje op het wij in het Nederlands: in ‘we zijn licht’ baken je de eerste persoon meervoud minder duidelijk af van de omgeving dan in ‘wij zijn licht’. Naar mijn idee is het contrast in het Italiaans nog iets sterker, vooral omdat je in het Nederlands ook wij kunt schrijven, waar de meeste mensen we zouden zeggen.
Palermo’s tekst is daarmee op sommige punten ook nog preciezer dan die van Blees. Neem het citaat waarmee ik dit stukje begon, “En wij weten niet of het u is opgevallen”. Nadruk op wij leggen is daar eigenlijk een beetje vreemd. Palermo vertaalt het dan ook zonder noi: “”E non sappiamo se ve ne siete accorti”. Het bijzondere van “Noi siamo luce” wordt precies door deze precieze voornaamwoordskeuze duidelijker geaccentueerd.
Kloof
In het hoofdstuk waarin het verhaal zelf aan het woord komt (‘Noi siamo la narrazione’) moet Palermo een keuze maken die Blees in het Nederlands niet heeft hoeven maken, en die keuze werpt voor mij ook een nieuw licht op het verhaal: een keuze voor het meervoud. Blees schrijft:
Maar als u er geen bezwaar tegen heeft om te lezen over nauwelijks noemenswaardige gebeurtenissen en gedachten, zoals u tot nu toe kennelijk zonder veel tegenzin hebt gedaan, dan zouden wij het toch waarderen als u verder leest.
In het Nederlands kun je dit u lezen als enkel- of meervoud, maar ik maak me sterk dat de meeste lezers hier alleen zichzelf aangesproken horen worden. Di Palermo maakt ervan:
Ma se non avete obiezioni a leggere di eventi e pensieri poco degni di nota, come evidentemente avete fatte finora non troppo malvolentieri, vi saremo grate se proseguirete nella lettura.
Hier wordt teruggegrepen op de tweede persoon meervoud, voi, die weliswaar (regionaal, ouderwets) ook als beleefdheidsvorm gebruikt kan worden (zoals het Frans vous), maar die toch eerder meervoud dan enkelvoud oproept (elders in het boek wordt u verteld met enkelvoudig lei, als er duidelijk maar één persoon wordt aangesproken). Zodat je als lezer beseft: ja, jullie zijn een groep, en wij zijn een andere groep. En het is maar de vraag of de kloof ooit te overbruggen valt.
Laat een reactie achter