Hoe werkt taal? Nog steeds is heel veel van wat we weten feitelijk gebaseerd op een klein aantal talen: Engels vooral, maar zeker ook Nederlands, en verder onder andere Frans, Italiaans, Hongaars, Japans, Chinees, en nog een aantal – een heel kleine steekproef uit de naar schatting zesduizend talen die er op de wereld zijn. Zeker, er verschijnen regelmatig studies die gebaseerd zijn op enkele honderden talen, maar het probleem is dan weer dat de meeste van die talen slechts heel oppervlakkig bekeken zijn. Er is in een database gevonden dat het Nederlands constructies heeft als ten laatste en ter plaatse en er is door iemand die verder geen Nederlands kende geconcludeerd dat de taal naamvallen heeft.
Om echt iets over een taal te kunnen zeggen, moet je haar diepgaand bestuderen, en rekening houden met het feit dat allerlei aspecten van de grammatica, de woordenschat, de uitspraak met elkaar samenhangen. (Zelfs het Engels en het Nederlands, al honderden jaren bestudeerd door vele mensen zijn nog steeds niet helemaal doorvorst; zelfs het Latijn, een dode taal die zich niet ontwikkelt en waarover mensen zich al duizenden jaren buigen heeft nog niet al zijn geheimen prijsgegeven.) Maar om echt iets over taal te kunnen zeggen moet je honderden talen op die manier bestuderen.
We zijn er nog niet aan toe, maar in een aardig, klein boek (When Minoritized Languages Change Linguistic Theory) laat de Londense taalkundige zien hoe de studie van kleine, ‘gemarginaliseerde’ talen ons inzicht in wat taal is en kan, zoal kan verbeteren.
Een van de voorbeelden die Nevins geeft, komt uit het Zazaki, een minderheidstaal gesproken door Koerden in het oosten van Turkije – dat wil zeggen Koerden die geen Koerdisch spreken, marginaler kan het bijna niet. In deze taal gebeuren bijzondere dingen met woorden zoals ik.
In de meeste bekende talen, ook zeker in het Nederlands, verwijst ik altijd naar de spreker. Ook als je zegt ‘Piet beweert dat ik kom’ gaat Piets bewering over jou. Alleen als je de woorden heel expliciet in de mond legt (“Piet zegt: ‘ik kom'”) kan ik naar Piet verwijzen; in dat geval is trouwens de betekenis weer uitgesloten dat Piet iets zegt over de spreker van de zin. Jij functioneert op eenzelfde manier: in ‘Piet zegt tegen Henk dat jij komt’ gaat jij over de luisteraar of lezer van de zin, niet over Henk. Zo gebruikelijk is deze manier van doen in zo veel talen dat een collega van Nevins het idee dat je Piet beweert dat ik kom in enige taal zou kunnen zeggen en ik laten verwijzen naar Piet een ‘monster’ noemde.
Ik raad het al, het Zazaki is zo’n monster. In deze taal kun je dingen zeggen als:
- Heseni va ke ez dewletia
Letterlijk betekent deze zin ‘Hesen zei dat ik rijk ben’, maar hij ken net zo goed betekenen dat Hesen opschept over zijn eigen rijkdom. Zo’n zelfde dubbelzinnigheid treedt op bij:
- Heseni Ali-ra va ke ti dewletia
Dit kan betekenen: “Hesen zei tegen Ali dat jij rijk bent”, maar ook “Hesen zei tegen Ali dat hij (Ali) rijk is”.
Het Zazaki laat dus zien dat woorden als ik en jij in menselijke taal flexibeler zijn dan we weten als we alleen naar grote talen kijken. Tegelijkertijd is niet alles mogelijk, laat Nevins zien. Zo moeten ik en jij altijd samen verschuiven van betekenis (van de spreker en luisteraar van de zin naar de in de hoofdzin genoemde spreker en luisteraar) of allebei niet. Je kunt niet de ene wel verschuiven en de ander niet. Bijvoorbeeld in de volgende zin (ik geef een woord voor woord vertaling) is niet zomaar alles mogelijk
- Vizeri Rojda Bill-ra va ke ez to-ra miradiša
Gisteren Rojda Bill-tegen zei ik jou boos ben
Deze zin kan betekenen ‘Rojda zei gisteren tegen Bill dat ik boos ben op jou’, of ‘Rojda zei gisteren tegen Bill dat hij (Rojda) boos op hem (Bill) is’, maar niet bijvoorbeeld ‘Rojda zei gisteren tegen Bill dat hij (Rojda) boos is op jou’.
Ook in een andere onderdrukte minderheidstaal (het Oeigoer in China) kun je ik en jij flexibeler gebruiken, zegt Nevins, maar ook daar moeten de twee of allebei naar spreker en luisteraar in het echt verwijzen of allebei naar spreker en luisteraar die genoemd zijn in de zin. Dat is dus misschien een échte beperking op hoe taal werkt.
Wat we zeker weten: er wordt veel te weinig geld gestopt in het bestuderen van talen. Van de zesduizend die er nu zijn, staat een groot aantal nog veel meer onder druk dan het Zazaki of het Oeigoer. Zij zullen in de komende decennia mogelijk volkomen ongedocumenteerd ten onder gaan – en even zo vele kansen zullen er verdwijnen om te leren wat menselijke taal allemaal vermag, en wat uiteindelijk de beperkingen zijn.
Andrew Nevins. When Minoritized Languages Change Linguistic Theory. Cambridge University Press, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter