Vorig jaar september publiceerde René Broens zijn oplossing van het Reynaert raadsel. Het is, wat de Fransen noemen, een ‘petit livre’: bijna 200 bedrukte bladzijden, waarin de lezer kennismaakt met een nogal andere visie op de literaire vos. Vossejagers die dit boek gaan lezen in de hoop hun naam daarin vaak genoemd te zien, zullen teleurgesteld worden. De ‘Aangehaalde literatuur’ bevat vooral titels die ‘van buiten’ komen, en de bijna 500 eindnoten verwijzen vooral naar mij onbekende auteurs, die hele andere wetenschappelijke disciplines beoefenen dan het onderzoek naar het auteurschap van de Reynaert, de filologie van de Reynaert-handschriften, de verhouding tot de Latijnse en Franse bronteksten, het geïntendeerde publiek van de Reynaert en de verhouding tussen dierepos en historische werkelijkheid.
Ik geef toe, het is even wennen, maar het went. Het Reynaertraadsel moge in het begin wat vreemd overkomen, maar wie onbevangen doorleest, ziet dat het een ambachtelijk geschreven en goed doordacht boek is. Hoewel heel anders dan wat vossejagers gewend zijn, bevat het boek zinnige observaties en nieuwe ideeën en verdient het daarom met aandacht en belangstelling gelezen te worden.
Het eerste hoofdstuk: ‘Naar het hart van de duisternis’ is een zoektocht naar de duisternis van het hart van Reynaert, naar zijn maatschappelijk gedrag, zijn levensstijl, imago en gevoelsleven, met als conclusie dat Reynaert zich gedraagt als een ‘psychopaat’.
In het volgende hoofdstuk wordt Reynaert vergeleken met het fenomeen ‘goddelijke bedrieger’.
In het derde hoofdstuk laat Broens de frappante overeenkomsten zien tussen Reynaert en het fenomeen ‘ketter’.
Het sluitstuk wordt gevormd door de Reynaert na deze observaties en karakterisering van de hoofdpersoon opnieuw als satire te analyseren.
Het Reynaertraadsel is een out-of-the-box zoektocht, waarbij elk hoofdstuk een argument genereert dat leidt tot de uiteindelijke conclusie tevens oplossing: de Reynaert is een aanklacht tegen de vervolgingssamenleving van zijn tijd. Klinkt u dit raar in de oren? Laat dit geen reden zijn om dit boek niet te lezen. Stap uit uw filologische bubbel! Tenzij u zo overtuigd bent van uw eigen visie en gelijk dat alles wat daarmee niet in overeenstemming is, zonde van uw tijd is.
Ik ga u niet vertellen waarin ik het met Broens eens en oneens ben. Daar kunnen wij het achteraf nog eens over hebben. Maar wel wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om op één punt niet alleen met Broens maar ook met de andere Reynaert-vorsers van mening te verschillen, en wel over de hebzucht waarvan koning Nobel beschuldigd wordt, recentelijk nog door opponent Frits van Oostrom tijdens de verdediging van het proefschrift van Irmgard Fuchs (10-2-23), die ik online bijgewoond heb.
In mijn ogen is koning Nobel niet hebzuchtig. Zal u uitleggen waarom niet.
Om te beginnen is er niets in de Comburgse Reynaert dat koning Nobel of zijn vrouw koningin Gente niet zouden kunnen aanschaffen zonder die schat. Nobel en Gente leven zonder ‘geld’. Hun machtspositie geeft hen alles wat hun hart begeert. Daarnaast is het zo dat de leeuw in de bestiaria en in de wereld van de dierfabel niet hebzuchtig is. Hij kan slecht delen, waaraan wij de uitdrukking ‘het leeuwendeel’ hebben overgehouden, maar slecht kunnen delen is een onaangename karaktertrek, geen doodzonde, wat avaritia / hebzucht wél is.
Reynaert vertelt koning Nobel dat de dieren op een donkere nacht in het woeste veld met de duivel als getuige op de kruin van Ysegrim gezworen hebben om Bruun te Aken te installeren als hun koning. Om die staatsgreep te laten lukken moesten er mogelijk familieleden van koning Nobel omgekocht worden. En daarvoor was die schat bestemd.
Nu weten wij als lezers / luisteraars niet hoe de verhoudingen in de koninklijke leeuwenfamilie zijn, maar kijk om u heen en zie dat er geen koninklijke familie (meer over) is, waarin iemand zich niet tekort gedaan voelt.
Het grote verschil tussen koning Nobel en (dixit Reynaert) aspirant-koning Bruun is dat leeuwenkoning Nobel een exoot is en Bruun de Beer inheems. Momenteel werk ik met Inge Van Outryve aan een editie van de Historie van Jason en daarin doet zich een vergelijkbare casus voor: de bevolking van de stad Jacointe wordt door Zethephius opgehitst tegen koning Apollo, met als voornaamste argument dat Apollo een vreemdeling is, terwijl Zethephius één van hen is. Aangetrouwd wordt nooit eigen.
Koning Nobel kan zich heel goed voorstellen dat de beer, het grootste lokale beest in de wereld van de Reynaert, hem, een vreemdeling, van de troon wil stoten, en blijkbaar vertrouwt Nobel ook zijn eigen familieleden niet. Paranoia is een endemische beroepsziekte onder koningen, met als schoolvoorbeeld koning Herodes de Grote, over wiens exemplarische paranoia men kan lezen in boek I van De Joodse Oorlog van Flavius Josephus.
Dat koning Nobel zich de schat waar Reynaert het over heeft, wil toe-eigenen, heeft mijns inziens niets met hebzucht te maken, maar alles met paranoia. Dé manier in Nobels ogen om die dreigende staatsgreep definitief te voorkomen is beslag leggen op die schat, zodat niemand ermee omgekocht kan worden.
Denk daar maar eens rustig over na, maar ga eerst dat boek van René Broens lezen.
Laat een reactie achter