Tot mijn vinkjes behoort dat ik door een bizarre speling van het lot absurd vroeg hoogleraar geworden ben: begin april gedenken we dat ik vijfentwintig jaar eerder mijn eerste oratie hield, aan de Universiteit van Amsterdam. Ik was toen postdoctoraal onderzoeker en ben nooit universitair docent of hoofddocent geweest. Ik denk daar weleens aan, bijvoorbeeld als er aan sommige universiteiten wordt besloten om geen hoogleraar aan te nemen omdat de kandidaten daar nog te jong voor worden geacht.
Het is echt geen valse bescheidenheid als ik zeg dat het absurd is dat ik daarmee hoogleraar ben, als ik mezelf vergelijk met collega’s. Er is geen kwaliteit die ik heb en waarvan ik niet een universitair docent ken die deze in veel grotere mate bezit, of het nu gaat om onderwijs of onderzoek, en al helemaal waar het gaat om bestuur. Ik kan heus wel wat, en ik ben natuurlijk ongemerkt senior geworden, maar het is beschamend dat ik de hoogleraar ben, en zij niet. Dat zij mensen moeten corrigeren als deze hen aanspreken als professor omdat ze immers doceren aan de universiteit.
Actief
Het is al vaker gezegd (onlangs nog in de NRC): het Nederlandse universitaire systeem is absurd hiërarchisch, met de hoogleraar die voor alllerlei dingen wordt uitgenodigd (hooglerarendiners, overleg met de decaan) waarvoor anderen niet worden uitgenodigd. Terwijl het tegelijkertijd maar voor een klein deel meritocratisch is, want wie er precies hoogleraar wordt hangt af van allerlei willekeurige omstandigheden: of er toevallig op een bepaald moment net een vacature is voor een hoogleraar. Iemand die briljant is in een bepaald vakgebied, de briljantste ooit, maar net een beetje jonger is dan iemand anders, veel minder briljant, maar een paar jaar jonger, zodat deze de enige hoogleraarspost in dat vakgebied bezet houdt – zo iemand blijft met al zijn kwaliteiten zijn hele loopbaan lang universitair docent. Totdat die net wat oudere met emeritaat gaat, en onze briljante UD te oud wordt gevonden om deze op te volgen.
Het voorstel dat de Maastrichtse decaan Jan Smits deed in de NRC lijkt me dan ook juist: geef iedereen die aan de universiteit doceert de titel professor, en schaf de rest van het systeem af. Smits geeft daarvoor uitstekende argumenten die gelukkig voorbij aan gaan aan mijn particuliere impostor syndrome: dat in de praktijk mensen nu al dezelfde taken doen, dat het niet behoort bij de aard van de wetenschap om te doen alsof sommige mensen bepaalde taken inherent beter kunnen uitvoeren dan anderen, dat het huidige systeem met zijn beperkte mogelijkheden tot groei frustrerend werkt. Dat in vrijwel alle landen dit systeem allang bestaat, noemt hij niet, maar is ook een argument. Natuurlijk kun je een aantal verschillende salarisschalen hanteren, zoals Smits ook noemt, maar verder moet er geen verschil gemaakt worden.
Ik vind dat bij dit alles wel de toga’s behouden moeten worden, want toga’s vind ik prachtig. De stoet die voorafgaat aan plechtigheden zal veel langer en diverser worden. En het aantal plechtigheden neemt ook toe, want iedere medewerker hoort een oratie te houden, vind ik. De tradities moeten behouden blijven, alleen moeten er meer mensen actief aan kunnen deelnemen.
Ad Foolen zegt
Kan het ook met terugwerkende kracht? Na 40 jaar lijden als UD zou het toch een fijne pleister op de wonde zijn als ik alsnog kan zeggen: Ik ben professor geweest 🙂
Marc van Oostendorp zegt
Lijkt me wel, toch? Zoals je ook kunt zeggen dat je aan de Radboud Universiteit hebt gewerkt, ook al heette die een belangrijk deel van de tijd anders. Of zoals doctorandussen ook een MA-titel mogen voeren.
Ad Foolen zegt
Dank Marc. Voor contacten in het buitenland kan het alsnog belangrijk zijn. Bij buitenlandse uitnodigingen om te opponeren of mee een proefschrift te begeleiden moest ik er eerder steeds op wijzen dat ik geen professor was, en dan ging het vaak niet door. Dat hoef ik dan nu dus niet meer te doen, hoera!
Marc van Oostendorp zegt
Hoho, we leven helaas nog niet in een wereld waarin als ik vind dat iets zus of zo moet zijn, het ook meteen zus of zo is, he.
Ann-Sophie zegt
En toch bent u voor velen een held. De academische wereld (niet alleen in Nederland) begint steeds meer kenmerken te vertonen van een feodale standenmaatschappij. Een kleine groep van ‘academic stars’ krijgt alle beschikkingsbevoegdheden. Anderen kunnen toestemming vragen om gebruik te maken van de schaarse academische middelen, maar toestemming wordt afhankelijk gemaakt van een verplichting om hand- en spandiensten te verrichten, i.e. een belasting in natura.