Het is weer eens bevestigd: de vreemde manier waarop ouders tegen hun baby praten – hoog stemmetje, slepend tempo – werkt. Een nieuw onderzoek toont aan dat er een correlatie is tussen hoe regelmatig jonge kinderen zo hoorden praten, hoe groter vijf jaar later hun woordenschat was, de lengte van de zinnen die ze maakten, en hun beheersing van sommige ongeschreven regels van het gesprek .
We wisten dat eigenlijk al. Het feit dat mensen over de hele wereld op dezelfde manier praten tegen baby’s, is eigenlijk al een aanwijzing dat hier sprake moet zijn van een aangeboren instinct – en dat het bedoeld kan zijn om kinderen te helpen bij de vreselijk ingewikkelde taak van het leren van hun moedertaal. Kinderen hebben op zijn minst een aangeboren aandrang om hun moedertaal te leren – en volgens sommige geleerden ook een aangeleerd talent om dat te doen –, maar het herkennen van duizenden woorden, het begrijpen wat die woorden betekenen, hoe je ze in deze taal tot zinnen maakt, hoe je in deze cultuur ervoor zorgt dat gesprekspartners elkaar voortdurend in de rede vallen zonder dat er anderzijds steeds pijnlijke stiltes vallen – bij dat alles kunnen ze iedere hulp gebruiken.
We wisten ook al dat kinderen bijvoorbeeld extra aandacht hebben voor parentese – zoals deze bijzonder vorm van praten tegen baby’s genoemd wordt – en dat ze extra hersenactiviteit vertonen tijdens deze vorm van praten.
Maar in dit artikel wordt dus aangetoond hoe breed de effecten zijn.
De methode is een nogal kostbare: kinderen werden echt gevolgd. Dezelfde kinderen die eerst geobserveerd terwijl ze met hun ouders waren, werden vijf jaar later op een aantal taalkundige maten beoordeeld. Dat is een methode die niet vaak gevolgd wordt, simpelweg omdat het veel administratie behelst en de meeste subsidiegevers niet houden van onderzoek dat pas vele jaren later tot resultaten leidt.
Van belang bleek vooral de regelmaat waarmee ouders het deden. Af en toe een enorme uitbarsting van parentese werkt niet zo goed als steeds een beetje, al geldt vooral ook: hoe meer hoe beter. Je hoeft je ook geen zorgen te maken of je te lang doorgaat: op een bepaald moment voelen ouder en kind dat het niet meer nodig is, en voor je het weet ben je verzeild geraakt in een serieus gesprek.
Het is een van de wonderen die de menselijke taal omgeven, een teken van hoezeer taal verweven is met ons menszijn – er is kennelijk evolutionaire selectie geweest op een heel rare manier van praten, enkel om kinderen te leren zo snel mogelijk taal te leren. En wie dat instinct het best volgt, maakt het diens kinderen zo gemakkelijk mogelijk.
Arno. zegt
Maar hoe zijn we er, evolutionair, toe gekomen om zo raar te praten tegen kindjes? Misschien vanuit het maken van de onzingeluidjes die we eerst tegen de allerkleinsten maken, wat me doet denken aan kippen, die hun kuikens ook alleen maar ‘aanspreken’ met alleen maar voor kuikens bestemde geluidjes, waaraan moederkippen zelfs een specifieke aanduiding danken: klokhen (of kloek). Waarbij klok of kloek een onomatopee is, gebaseerd op hoe dat moedergeluidje voor de kuikens klinkt. Klok. Of kloek.