Waar je maar moeilijk aan ontsnapt, ook als beroepstaalkundige, zijn gevoelens van vertedering of ergernis als je mensen zich anders hoort uitdrukken dan je gewend bent. Er is een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek naar ‘attitudes’, voor het Nederlands – bijvoorbeeld van mijn naaste collega’s Laura Rosseel en Stef Grondelaers. Vooroordelen over West-Vlaams, Limburgs, Brabants, Gronings, etnolectisch Nederlands, of het Afrikaans, laten zich net zo slecht onderdrukken als de aften op de binnenkant van je lip als je de hele avond Hula Hoop chips (smaak: barbecue) naar binnen hebt gewerkt.
Wat veel Nederlanders niet weten is dat de variëteit die ze vandaag spreken, in de oren van Vlamingen een beetje kinderlijk klinkt. Het Nederlands is weggedreven in de richting van, nu ja, wat kleuters doen als ze Nederlands spreken. Het is een subjectieve indruk, en het gaat om een aantal verschijnselen in het lexicon en in de uitspraak waarvan ik uiteraard niet gezegd wil hebben dat die inferieur zijn – dat is sowieso een beoordeling die je niet gauw door historisch-taalkundigen of door variatielinguïsten hoort gebruiken – maar het maakt wel dat een Nederlander daardoor een beetje komisch en aandoenlijk klinkt voor een Vlaming. Waarover gaat het precies? Een enigszins idiosyncratisch lijstje van tweeëntwintig fenomenen:
- De ‘Gooise r’. Die is in Vlaanderen niet helemaal onbekend, maar véél zeldzamer dan in Nederland, waar die hand over hand toegenomen is in de twintigste eeuw. Op een Vlaming maakt die Gooise r de indruk van een kind dat de trillende tongpunt-r of de huig-r motorisch niet kan maken. Het helpt natuurlijk ook niet dat die Gooise r vooral bekend geworden is door ‘Kinderen voor kinderen’.
- Het vreemde uitspraakpatroon waarbij een klinker twee keer uitgesproken wordt, de eerste keer met stijgende intonatie, de tweede met een lichtjes dalende. Een voorbeeldje, tamelijk willekeurig, van Rutger Bregman, die het in dit filmpje (https://www.youtube.com/watch?v=Q00_seaKXRA) doet op 10’36”: “in zijn bóe-òek (…)” en op 17’29”: “ik pleit er ook helemaal niet voor de politie af te schaffen omdat de meeste mensen toch wel deugen maar denk wé-èl (…)”.
- Het“uitspraakverschijnsel dat mee aan de basis ligt voor het bekende feit dat vreemde-taalleerders van het Nederlands, en ook Vlamingen, sommige Nederlanders moeilijk verstaan. Dat is: het snelle spreekritme en het minder zorgvuldige, ‘slordige’ articuleren, waardoor onbeklemtoonde syllaben en klanken gereduceerd kunnen worden en woorden met elkaar versmelten.” (ik citeer hier Janssens, G. & A. Marynissen. 2008. Het Nederlands vroeger en nu. 3e uitg. Leuven: Acco. pp. 194-195). Wetenschappelijk onderzoek naar het fenomeen is uitgevoerd door Mirjam Ernestus. Kuitenbrouwer geeft een aardig stukje van dit verschijnsel, waarvoor hij de term ‘Hedenlands’ bedacht heeft, kennelijk opgetekend uit de mond van Jan Peter Balkenende: “tis tuuk zo dat de kistendeemkatie tijdlang moeik gat heeft, waarnenbeetje uit de gatie, tans zo leek het, maaiziet, dat wneer je met een duik verhaal komt, mensen breid zijn drin meetgaan. Tglijk legt dat tuuk een grote vrantwoordekeit ponze schouders, die we koomde jaren tuuk moeten gaan waarmaken. Zijn wons vanbwust, en gaanwookdoen.”. Nu voeren ook Vlamingen allerlei reducties door in zogenoemde allegro-spraak, maar zo bont als in Nederland wordt het toch niet gemaakt, en vooral het wegvallen van lidwoorden geeft het geheel een wat pidgin-achtige, kinderlijke indruk.
- Aansluitend bij het vorige punt: het wegvallen van “er” of “daar”, bijvoorbeeld in grappen “Komt een man bij de bakker”, of in zinnen als “Heb ik niet aan gedacht”. Precies het gebruik van kleine woordjes zoals het en er (“het naar je zin hebben”) is moeilijk voor kinderen en tweedetaalverwervers.
- Het frequente gebruik van ook bij kinderen populaire woorden als “raar”, “stom”, en vooral “lekker”. Een Nederlander die “lekker weertje” zegt, die klinkt voor een Vlaming als iemand die met een kinderlijke synesthesie smaak en temperatuur aan elkaar koppelt.
- Het gebruik van ‘omschreven doen’ (niet te verwarren met het causatieve doen), met als klassiek voorbeeld: “doe jij de borden even afwassen?”.
- Het gebruik van het pseudo-bezield opvulselpronomen ’m zoals in “pak ’m beet” of, “zet ’m op”. Alsof abstracte objecten zoals kubussen of letters net als in Sesamstraat een gezichtje hebben en met kwakende stemmetjes spreken.
- Het woord “sportschool”, wat op een Vlaming overkomt als een wat slome middelbare scholier, die alles wat inspanning kost als ‘school’ beschouwt.
- Het stapelen van duratieve hulpwerkwoorden ‘zitten lopen’.
- De constructie ‘diminutief+adjectief’: “bloedjeserieus” en “kletsjenat”, zoals beschreven in: Norde, M. & C. Morris. 2018. ‘Derivation without category change: a network-based analysis of diminutive prefixoids in Dutch’. In: K. Van Goethem, M. Norde, E. Coussé & G. Vanderbauwhede (eds.), Category change from a constructional perspective. Amsterdam: John Benjamins. 47-90. De meeste Vlamingen geloven je niet eens als je zegt dat Nederlanders dit soort infantiele vormingen ook werkelijk uit hun strottenhoofd krijgen.
- Het gebruik van afkortingen zoals “vrijmibo” (‘vrijdamiddagborrel’), “beppen met de buuv” (‘kletsen met de buurvrouw) of “de fam” (‘familie’).
- Het onvermogen om Franse leenwoorden goed uit te spreken: “krassantje” (‘croissant’), “sudderans” (‘jus d’orange’), “op de bonnefooi” (‘à la bonne foi’), “pur sang” uitgesproken met ‘ng’ achteraan.
- Het royale gebruik van pseudo-onomatopeeën of nonsensicale herhalingen in uitdrukkingen als “ja dank je de koekoek” of “jemigdepemig” of “hoteldebotel”, “holderdebolder” en dies meer, die zo uit een kinderliedje lijken te komen. Sommige van die vormingen zijn geen lang leven beschoren en hoor je nu veel minder, maar het is zoals met de al genoemde aften op je lip: er komen er altijd nieuwe.
- Wat Gerlach Royen ‘proleptische inflectie’ op adverbia noemt: “een ontzettende grote kerstboom”, “hele grote oren”, “een geweldige grote fan”. Niet onbekend in Vlaanderen, maar opnieuw veel minder frequent aldaar dan in Nederland.
- De vervoeging “hij heb”.
- De ‘fortisering’ van de Anlautfricatief: “chroot” i.p.v. “groot”, “feejl” in plaats van “veel”.
- De mouillering van de ‘l’ zodat “melk” als “mewk” klinkt.
- Het gebruik van het normalerwijze uitsluitend als vocatief te gebruiken “meneer” als geïntegreerd zinsdeel, met een lidwoord of demonstrativum: “Kom ik daarnet die meneer van de bank tegen”.
- Het woord “brommer”. Ook weer niet onbekend in Vlaanderen, maar dan toch vooral bij mensen die eigenlijk niks van brommers kennen omdat ze te jong zijn.
- Wat in de vakliteratuur bekend staat als de “spiegelconstructie” of de “overloopconstructie”, type: “we krijgen elke maand krijgen we dat soort mailtjes” (zie Jansen, F. 1981. Syntaktische konstrukties in gesproken taal. Amsterdam: Huis aan de drie grachten).
- Het opdoeken van het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden, zodat tafel en stoel allebei mannelijk zijn (onderzoek van Jenny Audring, Gunther De Vogelaer, Margot Kraaikamp e.v.a.).
- Het laten samenvallen van de vorm van het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord (op grond van de overeenkomst bij ons, jullie, haar, jou(w), hun) in “me fiets” en zelfs, zo verzekerde een Amsterdamse informante mij, “hem fiets”.
Op zichzelf is er helemaal niks objectiefs in te brengen tegen al die verschijnselen. Veel van de genoemde fenomenen doen zich ook in andere talen voor (de ‘Gooise r’ lijkt op de Engelse, het verdwijnen van het woordgeslacht doet zich ook voor in het Engels), of zijn ook in Vlaanderen niet helemaal onbekend. Maar ik signaleer maar even hoe het Nederlands van boven de Moerdijk klinkt in de oren van een Vlaming. Het is een effect dat Nederlanders erg voor me inneemt.
Irina zegt
Als je het zo bekijkt klinkt iedere regionale uitspraakvariant (om van dialecten maar te zwijgen) kinderlijk! De fortisering van de Anlautfricatief (mooie term, kende ik nog niet) is volgens mij gewoon Noordhollands.
Koen zegt
Nederlanders vinden het ook kinderlijk als Vlamingen “kraantjeswater” zeggen.
Bastiaan zegt
Ik woonde ooit 17 jaar in Vlaanderen. En nam na verloop van tijd de spraak ook wat over.Toch waren er grote verschillen te horen tussen het Nederlands dat ik gewend was en het Vlaamse Nederlands.Zo verbaasde ik me er over ,dat er voor veel woorden waarvoor wij in Nederland een Engelse benaming hadden er in Vlaanderen ofwel een Vlaamse benaming voorhanden was of wel ook regelmatig een Franse. Zo hebben Vlamingen het niet snel over centrale verwarming ( of cv) maar meestal over chauffage, wat Frans is. En wat Nederlanders gordijnen noemen zijn in Vlaanderen draperieën ,terwijl wat zij gordijnen noemen in Nederland vitrages zijn. En er zijn veel voorbeelden en verschillen te noemen. De eerste keer dat iemand het over een kopvalling had in Vlaanderen had ik ook geen idee dat het over een verkoudheid ging, maar meende ik dat de persoon op zijn hoofd gevallen was…
Bruno zegt
Veelbelovende titel, maar als Vlaming vond ik de fenomenen wat teleurstellend. Daar komen mij niet eens de helft als kinderlijk over. Daarnaast kunnen er bij heel wat fenomenen ook telkens Vlaamse trends geplaatst worden die even kinderlijk overkomen.
Misschien moet de omgekeerde oefening ook eens gebeuren: waarom lijkt voor Nederlanders het Nederlands van de Vlamingen op Vlaamse ruimtelijke ordening: enkel op papier prima in orde…
Gilbert Desmet zegt
Het uitspreken van het woord Schiphol: Hihol ! Nieuwsreporters op TV!!! Hetzelfde voor “sportschool” :spohool !
Alex Boon zegt
Fijn stukje, dankjewel Freek! Het gevoel dat Vlamingen het Nederlands beter beheersen dan de Nederlanders heb je hier puntsgewijs onderbouwd.
Karlijn zegt
Ik heb nog nooit iemand het als hihol horen uitspreken
D zegt
Veel dingen in deze lijst zou ik zelf als Nederlander nooit zeggen. Een enkel voorbeeld lees ik zelfs voor het eerst. Wat is: ‘Ja dank je de koekoek?’ Iets als ‘hij heb’ beschouw ik niet als normaal, standaard Nederlands maar als ‘plat Nederlands’ dat door een bepaalde (kleine) groep mensen wordt gesproken. Meer een marginale groep, om even een Vlaams woord te gebruiken. Ik vind dit zelf ook erg lelijk en het is grammaticaal gewoon niet juist, ook niet in Nederland.
Zo zijn er wel meer voorbeelden in je lijst die ik geen standaard Nederlands vind maar een beetje oubollig en marginaal/‘aso’ taalgebruik. (Marginaal in deze context is een Vlaams woord, maar ik vind dat we dit woord in Nederland moeten introduceren, het drukt het gewoon perfect uit.) Ik kwam/kom niet tot nauwelijks in aanraking met mensen die dingen zeggen als ‘hij heb’ of ‘beppen met de buuv’. (Nog nooit gehoord zelfs, het afzonderlijke woord beppen dan weer wel, maar is ook erg oubollig.)
Het is ook nieuws voor mij dat ‘raar’ een populair woord is. Dit hangt af van perspectief denk ik. Voor mij een heel gewoon woord.
Wel grappig om te lezen dat iets als ‘wé-èl’ voor een Vlaming infantiel klinkt. Naar mijn mening kan het soms infantiel klinken maar hoeft dit niet per se zo te zijn, het hangt af van de toon/spreker. Nederlands-Nederlands heeft meer intonatie dan Vlaams-Nederlands, wellicht dat het daarom sneller overdreven klinkt voor een Vlaming.
François Van den Veyver zegt
Ik heb vaak gehoord dat Nederlanders ” hij heb ” zeggen. ( Zoals het geval is bij Jaap Vanderwal op de Vlaamse televisie ). Anderzijds gebruikt men b.v. in Antwerpen het werkwoord ‘ zijn ‘ en ‘ hebben ‘ door elkaar. ( Hij is gewonnen )…
jprondas zegt
Helemaal goed!
Ward zegt
Number 3, 6, 20 en 21 vind ik als Randstadbelg het ergst. Vooral die overloopconstructie. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat je met zo’n slordig taalgebruik niet zou worden aangenomen bij de VRT. Op alle NPO-zenders en bij alle Nederlandse omroepen daarentegen… Het is een zeldzaam genoegen om iemand op de nationale tv een lange samenstelde zin te horen uitspreken zonder herhaling van de persoonsvorm. Die mensen bestaan nog!
Rudy zegt
Hed zizdemadiz omfisselen fan sfare en ligte meteklinkerz is egt een frezelijke chevoonde
Reinier Salverda zegt
Om over de verkeerde klemtonen in omroepnederlands en nieuwsbericten nog maar te zwijgen: Amsterdam, Maastricht, met initieel accent, brrr wat een kleuternederlands, dat is toch verschrikkelijk!
Jan Uyttendaele zegt
Sommige zaken zijn heel herkenbaar. Ik krijg vaak als antwoord op een vraag: ‘Is goed!’ Klinkt inderdaad erg kinderlijk.
H Verheijen zegt
En dat zeggen Vlamingen, dezelfden die Nederland vergiftigd hebben met Mamma, pappa en kindje. Uitgesproken door volwassenen. Daar krijg ik nou kromme tenen van.
arilexAlwin zegt
Gelukkig is dat kinderachtige “kindjes” tegenwoordig vervangen door het robuuste “kids”. Een hele verbetering, toch?
Thijs zegt
In het Vlaams is er dan weer de tendens om te pas en te onpas een verkleinwoord(je) te gebruiken.
Robert Kruzdlo zegt
In Nederland gebeurd dit ook. Vreselijk. ‘Een koffietje, biertje, ontbijtje, …tje, tje en nog eens tje. Rekeningetje,… tje en nog eens tjetjetje. Laa… pardon laatst hoorde ik een journalist die de N van N woorden niet uitpra…, haa…haar, borstele… en gaan zo maar door. De S…ook zo iets. Kee… vergat de s. Etc.
Herman zegt
“Misschien gebeurt dit ook in Nederland”…en niet gebeurd dit
inigo987 zegt
Kinderlijk, weggedreven, kleuters, inferieur (uiteraard niet gezegd!). Het artikel ademt een ‘negatieve’ sfeer. En dat alles alleen maar omdat Nederlands geen Vlaams is. En ook geen Frans, of Engels, of… vul maar in. Kinderlijk, raar of vreemd klinken van taal kan alleen binnen eenzelfde taalgebied. We zeggen nooit dat Duits of Frans of Chinees etc kinderlijk, aandoenlijk of raar klinkt. Taal is taal, sprekers zijn sprekers. Daarbij komt dat grammaticale fouten en slordige uitspraak in iedere (gesproken!) taal voorkomen. Het verhaal heeft een hoge mate van spijkers op laag water zoeken. Zo vind ik, vanuit mijn standaard noord-Nederlandse gezichtspunt, het ’tje’-gebruik, inclusief de manier van uitspreken, in het Vlaams aandoenlijk klinken. Ook bij ‘moozart’ voor ‘mootsart’ kan ik een glimlach niet onderdrukken. Zo hebben we allemaal wat. In Nederland worden woorden verbonden, soms zelfs zozeer dat meerdere woorden als één woord kunnen klinken. Dat is onze taal nu eenmaal. Probeer het Deens eens! Maar in de meeste van de 22 punten herken ik mijzelf en mijn verre omgeving niet.
Ronald V. zegt
Wat wij willen is een ABN, een normatief Algemeen Beschaafd Nederlands waarin goed en rustig gearticuleerd wordt en waarin op bedachtzame wijze de zinnen gecomponeerd zijn.
Het Nederlands van Arthur Japin komt een beetje in de buurt. Maar het kan zoveel beter en dat zal de heer Japin vast wel beamen.
Natuurlijk mag je als verantwoordelijke burger je bekommeren om je eigen taal. Net zoals je je mag bekommeren om het klimaat, om de oorlog in Oekraïne en om de pot met goud aan het einde van de regenboog. Je hoeft niet altijd de neutrale empiricus te zijn. Niets mis met neutrale empirie. Maar ook niets mis met je eigen subjectieve maar bezonnen waarden zoals liefde voor de rechtstaat, ontzag voor de wetenschappen, respect voor de leventjes van plant, dier en andere soortenrijke inclusieve diversiteiten van velerlei kunne en eerbied voor duidelijke en heldere taal.
We durven ons niet meer uit te spreken voor een eloquente heldere, duidelijke taal. Waarom niet? Bang om als conservatief, koloniaal en provinciaal weggezet te worden? Bang voor Claudia de Breij, de nitwitterige varatante?
Baas in eigen buik. Meester over eigen taal. Weg met de brabbelaars en hun krentenloze kleffe brij.
Benjamin de Blaasbelg zegt
Punt 18: “Een meneer/mevrouw”, “die meneer/mevrouw” e.d. wordt ook door Vlamingen gezegd. Ik heb het nog nooit meegemaakt dat mijn landgenoten dat raar of lachwekkend vinden.
Punt 19: Toen brommers nog niet door scooters en elektrische stepfietsen verdrongen waren, was “brommer” ook in België een heel gewoon woord, dat niet per se Hollands klonk, laat staan infantiel.
Thomas zegt
en de maan schijnt door de bomen
de brave mensen gaan naar de zee
ik zie ze rijden op hun brommers
ze hebben lol en ik mag niet mee
Rogier Kr zegt
Er wordt veel voorbij gegaan aan de origine van de ontwikkelingen binnen de Nederlandse taal in dit artikel. Veel gaat een stuk sneller hier en daardoor evolueert de taal ook zodat deze effectiever en efficiënter wordt. Daarnaast hoeven wij ons niet veel aan te trekken van een volk dat “poepen” gebruikt om geslachtsgemeenschap te omschrijven en “poep” voor het lichaamsdeel waar poep daadwerkelijk uitkomt haha.
r cortois zegt
https://neerlandistiek.nl/2021/04/gids-voor-verborgen-spraakverwarringen-tussen-belgen-en-nederlanders-4/
Flanders zegt
Denk dat het wel kont is in Vlaanderen, wiseguy
jandeputter zegt
Ik krijg heel sterk het idee dat Freek van de Velde betoogt dat Vlamingen beter verzorgd Nederlands spreken dan hun noorderburen. Maar toetst hij nu de uitspraak van Nederlanders aan de normen van het VRT-journaal? Vergelijkt hij nu 17 miljoen Nederlanders (toegegeven minus de kleuters) met de Vlamingen die geen dialect, Verkavelingsvlaams of de taal van Tom Waes spreken?
Ronald V. zegt
Je hebt Freek, Freek en Freek. Goede, een beetje goede en niet zo goede Freken. Een voorbeeld van de laatsten? Freek Vonk. De bioloog der biologen. Een soort Heer der Heerscharen. Maar dan anders. In een aan hahaha-hysterie grenzend taaltje zegt die Freek “faiftich” in plaats van “vijftig”. In een natuurdocumentaire, uitgezonden door de EO. Maar wat wil je? De EO, ooit gekant tegen de Roomse Antichrist, promoot tegenwoordig ook het paapse Palmpasen. Op Facebook liep het storm van de verontwaardiging over het taaltje van Vonk. Neen, het wordt er niet beter op. Vroeger had je nog een prijs voor het mooiste Nederlands van de tv-nieuwslezers. Bestaat die prijs nog? Zo nee, waarom niet? Wellicht dient er de Tegenvonkprijs in het leven te worden geroepen.
roeland cortois zegt
Of ‘kleuterigheid’ een treffende omschrijving is van de indruk die het noordelijke Nederlands achterlaat bij de Vlamingen, dat weet ik niet, maar het lijstje bevat zeker weten markante aspecten die de Vlaamse taalgevoelens sterk in beroering kunnen brengen. De inleidende zin (Waar je maar moeilijk aan ontsnapt (…) zijn gevoelens van vertedering of ergernis als je mensen zich anders hoort uitdrukken dan je gewend bent) geeft dat mooi weer.
Naast vertedering en ergernis kan ook zeker iets van ‘potsierlijkheid’, help mij met een geschiktere term, worden toegevoegd: het ‘Hollands’ klinkt volgens mij voor menig Vlaming ietwat ‘belachelijk-overdreven’. Een gedachte die ik hieromtrent heb te melden: hoe iemand de taal van een ander volkje aanvoelt, komt voor een groot deel overeen met de algemene gevoelens die iemand heeft omtrent dat volkje.
In dezen goed nieuws: ik merk, sinds ik in NL woon (2010), dat sommige NL-Nederlandse uitspraakvarianten en formuleringswijzen ingang vinden in het Belgenland. Omgekeerd lijken mijn Vlaams gebleven klanken in afnemende mate mijn dagelijkse omgang met Nederlanders (buiten mijn kenniskring) te beïnvloeden (‘Jij bent een Belg hè!’).
A. Van Spellen zegt
Wat een “raar” artikel. De meeste voorbeelden heb ik nog nooit in mijn omgeving gehoord en Peter Balkenende was een uitstekende premier, maar had niet voor niets spraakles. “Kinderachtig” om hem hiervoor te gebruiken.
Maarten Schönfeld zegt
Als Nederlander die in Vlaanderen (Belgisch Limburg) woont herken ik het meeste wel. Veel van de genoemde verschijnselen zijn mijns inziens terug te voeren op het meer gehaaste spreken dat mij vooral in de Randstad telkens weer opvalt. Of dat ‘kinderlijk’ is betwijfel ik, maar het heeft zeker iets te maken met het iets jachtiger tempo waarmee de maatschappij in Nederland draait, in vergelijking met Vlaanderen.
Jan Boeren zegt
De politieke partij D66 wordt voornamelijk uitgesproken als ‘deezzestig’
Jeroen zegt
Ik ken de leeftijd van de auteur natuurlijk niet, maar mij lijkt het dat veel van die zogezegde kinderlijke fenomenen van Nederlands in Nederland helemaal niet kinderlijk klinken in de Vlaamse oren. Ik voel me als Vlaming, die Kinderen voor Kinderen heeft meegemaakt, dus niet aangesproken door die lijst; hoogstens vind ik hier en daar iets anders klinken. Ik denk eerder dat Vlaamse jongeren vandaag heel open staan voor bovenmoerdijks Nederlands. Was er onlangs geen artikel in een of andere Vlaamse kwaliteitskrant dat net beweerde dat Vlaamse jongeren via Nederlandse influencers – die blijkbaar heel populair zijn in Vlaanderen – steeds vaker het Nederlandse accent overnemen? Op zich een fijne evolutie, als je wil dat onze taalvariëteiten niet té ver uit elkaar drijven.
Bernadette de Wit zegt
Ad 2 noem ik de meisjesuithaal i.p.v. de dubbele klinker. Je hoort het niet vaak bij mannen, wel bij (jonge!) vrouwen.
Frits zegt
Nederlanders van boven de rivieren vinden het Vlaams ook vertederend klinken. Ik luister er graag naar.
KW zegt
De meeste punten klinken als Goois/Hollands dialect wat ik als Nederlander ook niet echt plezierig vind om naar te luisteren.
Jos Rombouts zegt
Het woord lekker is oer-freudiaans
Ik heb het artikel van Freek Van de Velde al vlak na het verschijnen gelezen. Van zijn lijst van 22 fenomenen interesseerde mij o.a. fenomeen 5: het gebruik door volwassenen van woorden waar kinderen erg van houden. Een van de woorden die Van de Velde noemt is lekker.
Vandaag verdiepte ik mij even in iets heel anders. In 2017 is er een bijzondere editie verschenen van Sigmund Freuds Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit (1905). Vandaag las ik een recensie van die editie uit 2017. Tot mijn verrassing werd daarin een ruime plaats toegemeten aan het woord lekker. Ik citeer nu de eerste twee alinea’s en de slotalinea van de recensie.
‘Lekker’ is een oer-Hollands woord. In geen andere taal bestaat één woord voor zoveel verschillende lustbelevingen. Het Duitse ‘lecker’ heeft bijvoorbeeld uitsluitend betrekking op smaak. Als je een Duitser schlaf lecker wenst, word je uitgelachen. In het Engels is er weliswaar enjoyable, maar dat staat al voor een groot deel los van het lichaam. De Van Dale geeft bij het lemma ‘lekker’: ‘wat het hele gevoel, de zinnen aangenaam aandoet: een lekker bad, het is lekker weer, ik zit hier lekker’. We kunnen daaraan toevoegen: ik heb lekker gegeten, wat ruik je lekker, et cetera. Het bijzondere aan ons woord ‘lekker’ is dat de vele betekenissen specifiek aan de zintuiglijke ervaringen van het lichaam gekoppeld zijn. Denk maar eens aan de uiteenlopende scenario’s waarin je het zinnetje ‘was het lekker?’ hebt uitgesproken, of waarin het je werd gevraagd.
Het woord is ook bij uitstek freudiaans. Dat zien we het best in Sigmund Freuds revolutionaire boekje Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit (1905), dat onlangs in een bijzondere editie is heruitgegeven in het Nederlands. Iedereen kent het beroemde verwijt aan de Oostenrijkse neuroloog en grondlegger van de psychoanalyse (1856-1939) dat alles bij hem draait om seks. In de Drie verhandelingen zien we dat Freud niet per se gelooft dat alles draait om seks, maar wel dat hij gelooft dat seks om veel meer kan draaien dan om alles wat tot dan toe seks genoemd werd.
[…] Het idee dat seksualiteit een amalgaam is van verschillende lichamelijke lustbelevingen is in potentie bevrijdend – hoewel wij het in Nederland al lang wisten. Wij hadden immers het woord lekker, dat ver voor Freuds tijd al een heel scala van lustbelevingen onder één noemer schaarde. Het vroegste gebruik van ‘lekker’ is gevonden als zelfstandig naamwoord in de dertiende eeuw: leckaert. De betekenis: een smulpaap óf een viespeuk. Met andere woorden: iemand die te veel lust of iemand die te veel lust kent. Freudiaanser kan het nauwelijks.
Jos Rombouts zegt
https://www.groene.nl/artikel/was-het-lekker
Jos Rombouts zegt
LEKKER
Fenomeen 5 uit Freeks lijst van 22 is het gebruik door volwassenen van woorden waar kinderen erg van houden, zoals ‘lekker’. In 2017 is er een bijzondere editie verschenen van Sigmund Freuds “Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit” (1905). Vandaag las ik online een recensie van die editie uit 2017. Tot mijn verrassing werd daarin een ruime plaats toegemeten aan het woord ‘lekker’. Ik citeer hier de eerste twee alinea’s en de slotalinea:
«‘Lekker’ is een oer-Hollands woord. In geen andere taal bestaat één woord voor zoveel verschillende lustbelevingen. Het Duitse ‘lecker’ heeft bijvoorbeeld uitsluitend betrekking op smaak. Als je een Duitser schlaf lecker wenst, word je uitgelachen. In het Engels is er weliswaar enjoyable, maar dat staat al voor een groot deel los van het lichaam. De Van Dale geeft bij het lemma ‘lekker’: ‘wat het hele gevoel, de zinnen aangenaam aandoet: een lekker bad, het is lekker weer, ik zit hier lekker’. We kunnen daaraan toevoegen: ik heb lekker gegeten, wat ruik je lekker, et cetera. Het bijzondere aan ons woord ‘lekker’ is dat de vele betekenissen specifiek aan de zintuiglijke ervaringen van het lichaam gekoppeld zijn. Denk maar eens aan de uiteenlopende scenario’s waarin je het zinnetje ‘was het lekker?’ hebt uitgesproken, of waarin het je werd gevraagd.»
«Het woord is ook bij uitstek freudiaans. Dat zien we het best in Sigmund Freuds revolutionaire boekje Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit (1905), dat onlangs in een bijzondere editie is heruitgegeven in het Nederlands. Iedereen kent het beroemde verwijt aan de Oostenrijkse neuroloog en grondlegger van de psychoanalyse (1856-1939) dat alles bij hem draait om seks. In de Drie verhandelingen zien we dat Freud niet per se gelooft dat alles draait om seks, maar wel dat hij gelooft dat seks om veel meer kan draaien dan om alles wat tot dan toe seks genoemd werd.»
[…] «Het idee dat seksualiteit een amalgaam is van verschillende lichamelijke lustbelevingen is in potentie bevrijdend – hoewel wij het in Nederland al lang wisten. Wij hadden immers het woord lekker, dat ver voor Freuds tijd al een heel scala van lustbelevingen onder één noemer schaarde. Het vroegste gebruik van ‘lekker’ is gevonden als zelfstandig naamwoord in de dertiende eeuw: leckaert. De betekenis: een smulpaap óf een viespeuk. Met andere woorden: iemand die te veel lust of iemand die te veel lust kent. Freudiaanser kan het nauwelijks.»
Bron: Arthur Eaton, “Was het lekker?” in: De Groene Amsterdammer, 4 april 2018.