“Ik lees geen boeken van mensen aan wie ik een hekel had” zei Jo Daan (1910-2006) toen haar in een tv-uitzending ooit werd gevraagd naar haar oordeel over Het Bureau, de roman van J.J. Voskuil waarin zij werd geportretteerd als Dé Haan.
In deel 2 van de verzamelde dagboeken van Voskuil, Captulatie, komt Jo Daan regelmatig voor. Vaak genoeg om te kunnen vaststellen dat Voskuil er geen moeite mee had om te schrijven over mensen aan wie hij een hekel had. De allereerste keer dat ze voorkomt is 29 augustus 1957 – hij is dan krap twee maanden in dienst bij ‘het Bureau’, het latere Meertens Instituut. “Het is om te gaan slaan”, schrijft hij dan over iets wat ze heeft gezegd. “Niet als je het hoort, maar als je iedere dag opnieuw die stem hoort en dat smoel ziet”.
In Capitulatie gebeuren allerlei grootse dingen in Voskuils leven. Zo schrijft en publiceert hij de roman Bij nader inzien, en krijgt hij daarna te maken met het oordeel van zijn vrienden erover. Ook begint hij aan zijn tweede roman Onder de huid. Maar hij gaat dus ook op het Bureau werken, en richt ik me nu op.
Er zou iemand eens een studie moeten doen naar het seksisme bij Voskuil – een progressieve man in de twintigste eeuw. Samen met de baas, Piet Meertens, spreekt hij het liefst over een plagerijtjes. Ik heb het idee dat het in het dagboek allemaal nog eens wat erger is dan in Het Bureau: 12 januari 1959:
Tegen Meertens zei ik later dat ik niet begrijp hoe hij het al die jaren bij dit wijf heeft uitgehouden.
‘Welk wijf’, vroeg hij.
‘Juffrouw Daan.’
‘Ik moet wel, maar dat moet je je toch niet zo aantrekken? De meeste vrouwen zijn zo. Wees blij dat je niet met haar getrouwd bent. Dat had je ook kunnen overkomen.’
Jo Daan had allerlei andere eigenschappen die Voskuil tegen de borst stuitten: ze nam het wetenschappelijk bedrijf serieus en was er ambitieus in. Maar je krijgt er de indruk dat er niemand is die zo door hem gehaat werd als zij.
Met Meertens zelf had hij duidelijk een veel ingewikkeldere relatie. Hij lijkt hem echt te observeren, met zijn luidheid, zijn eerbied voor de wetenschap, zijn smoesjes, zijn lafheid en zijn grapjes (als Voskuil een keer te laat komt, zegt Meertens dat hij daar geen aanmerking op kan maken, “want ik heb me ook een keer verslapen”). Hoewel Voskuil af en toe beweert een hekel te hebben aan zijn baas, heeft hij tegelijkertijd een intiemere relatie met hem dan ik in ieder geval ooit met enige collega heb gehad, laat staan met een baas. Zo vertellen ze elkaar kennelijk over hun dromen.
Op een bepaald moment komen ze te spreken over de veroordeling die Meertens in 1940 heeft gehad voor ‘pederastie’. Dat gesprek wordt tot in de kleinste details weergegeven, waarna Voskuil verzucht dat hij niet weet wat hij moet geloven en dat hij Meertens niet begrijpt. Die ervaring heeft de lezer ook: er blijken zich nog allerlei andere verdenkingen te hebben voorgedaan, en Meertens’ belangrijke argument tegen alle aantijgingen is dat hij een aantal jaar een ‘beeldschone’ jongen op kamers heeft gehad en dat er toen niets is gebeurd.
Voskuil lijkt het allemaal te hebben opgeschreven, vele bladzijden lang (uren moet hij ermee bezig zijn geweest), om het eens goed te kunnen analyseren. Meertens was voor hem een studieobject.
Mede daardoor komt Meertens ook in dit boek weer naar voren als inderdaad een intrigerende persoon. Een prachtige passage is er een waarin Maarten, oh nee, Han hem vraagt of hij het werk aan de atlas – officieel Voskuils belangrijkste functie – echt zo onbelangrijk vond. Meertens ontkent eerst dat hij het onbelangrijk vindt, beroept zich erop dat hij het nu eenmaal te druk heeft voor dit o zo belangrijke project, en vervalt vervolgens in een theatrale zelfhaat waarin hij zichzelf verwijt nooit iets goed te hebben gedaan. Een ander geweldig stukje is een waarin Meertens de dichter Gerrit Achterberg interviewt over een dichtbundel van hem, omdat Meertens daar een artikel over schrijft.
Meertens: ‘Wat heb je bedoeld met “Zwitserland”? Wat heb je bedoeld met “het Zwarte Woud”?’
A.: ‘Ik heb niets bedoeld.’
M.: ‘Je hebt niets bedoeld! Ik ga ervan uit dat je met ieder woord iets hebt bedoeld.’
A.: ‘Ah, ja.’
M.: ‘Wat heb je met “Zwitserland” bedoeld?’
A.: ‘Ja, Piet, suggestie van sneeuw, van kou.’
Hopelijk komt, kortom, die biografie van Meertens er snel.
J.J. Voskuil. Capitulatie. Dagboeken 1956-1965. Amsterdam: Van Oorschot, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
Jan Stroop zegt
Er is al wel een heel uitgebreide documentatie (808 blzz.) van P.B.Schuman, uit 2020
https://www.bol.com/nl/nl/p/p-j-meertens-1899-1985/9300000019265576/
Theo van der Meer zegt
Inmiddels ligt er van Schuman 1300 pagina’s bedrukt papier, (deel 1) uitgegeven door Van Soeren & CO, inprint van de Bataafse Leeuw, die daarmee de geschiedschrijving een slechte dienst bewezen heeft. Schuman heeft meerdere namen die hij oorspronkelijk correct had weergegeven zonder dat te melden veranderd in bedachte namen. Hoewel die 1300 pagina’s voornamelijk bestaan uit citaten of parafrases van Meertens’ dagboeken, correspondenties en ook van artikelen die Meertens geschreven of gelezen heeft, staan er tal van verzinsels in of misinterpretaties van zijn teksten. Er staat geen index in, geen voetnoten, dus als je iets wilt controleren of onderzoeken (die baksteen heet tenslotte ‘Een documentatie” moet je 1300 pagina’s doorzoeken.) Overigens hield Meertens behalve een reflexief dagboek (1916-1950) een parallel dagboek bij (1919-1974) waarin hij vrijwel dagelijks gewoonlijk in één regel zijn activiteiten en ontmoetingen noteerde. Schuman heeft daar vele pagina’s uit geciteerd of geparafraseerd. Het leesgenot is navenant.
Het verhaal dat Meertens in 1960 aan Voskuil, c.q. Maarten Koning heeft verteld – althans volgens het dagboek en ook in Het Bureau – over zijn veroordeling in 1941 (niet 1940) – klopt op vele punten niet. Er zijn daarover tal van andere bronnen, deels van Meertens zelf, maar ook uit het archief van de arrondissementsrechtbank van Amsterdam. Hij is toen veroordeeld wegens contact met één minderjarige jongen dat al uit 1933 dateerde, en vrijgesproken van een kwestie met een meerderjarige jongeman over wie hij als toezichthouder van de reclassering was aangesteld. Keer op keer wordt gesuggereerd (bijv. ook in het KNAW-rapport uit 2006, maar de samenstellers daarvan hadden niet de moeite genomen in het archief van de rechtbank te kijken) dat hij wegens omgang met meerdere minderjarigen is veroordeeld. Dat rapport schreef trouwens het niet verlengen van een aanstelling als leraar aan het stedelijk gymnasium in Doetinchem in 1926 toe aan intieme omgang met leerlingen (ontleend aan Schuman). Onderzoek in de notulen van de school en het curatorium leert dat Meertens grote ordeproblemen had en daarom geen verlenging kreeg. Met vier leerlingen (met wie hij intieme omgang zou hebben gehad) van wie er drie maar twee of drie jaar jonger waren dan Meertens en er een homoseksueel was, is hij levenslang bevriend geweest.
In het boekje van Jan Fontijn uit 1991 ‘Op bezoek bij J.J. Voskuil’ en ook in deel I van Voskuils dagboeken zegt Voskuil dat hij Meertens altijd erg aardig heeft gevonden en zich erg aangesproken voelde door diens gevoel voor ironie.
Berthold van Maris zegt
Schrijvers (zoals Voskuil) gedijen vaak goed op negatieve gevoelens over anderen. Lezers (zoals Daan) juist niet, die haken af, die gaan wat anders doen en gelijk hebben ze.
Marc van Oostendorp zegt
Interessante observatie!
Robert Kruzdlo zegt
Schlage die Trommel und fürchte dich nicht Und küsse die Marketenderin!
Das ist die ganze Wissenschaft,
Das ist der Bücher tiefster Sinn.
Heinrich Heine.
Ik moest denken aan het gedrag van schrijver-spion en ook als dubbelspion Voskuil. Vooral bij Voskuil speelt het Hollandse “spionnenschrijven.” een rol van fundamentele mateloosheid. Maar ook als ‘dubbelspion’.
Fransz Rombouts zegt
Zonder het lezen van en over Kafka, Céline, Voskuil en Fallada had ik de laatste 54 jaar (1969-nu) geen acceptabel leven gehad (1950-nu, waarschijnlijk tot uiterlijk einde dit kalender jaar) (overigens begeleid door zware shag roken, droge witte wijn drinken en fietsen) (maar toch ook met vrouw sinds 1971 en zoon sinds 1989).