Een paar weken geleden hadden we in onze Nijmeegse afdeling Nederlandse Taal en Cultuur een discussie over de duurzaamheidsdoelstellingen. Dat komt zo: onze collega Edwin van Meerkerk heeft een subsidie gekregen om met alle opleidingen te praten over hoe we werk aan die doelstellingen in ons onderwijs kunnen verwerken.
Er zijn redenen om dat niet te doen: een universitaire opleiding is al ingewikkeld genoeg en mag in allerlei opzichten ook best wat wereldvreemd zijn, vooral als die wereld bezig is met krankzinnige dingen. Er zijn ook redenen om dat wel te doen: de mensheid staan in de komende eeuw ongekende problemen te wachten, de mensen die nu in onze collegebanken zitten krijgen daar onherroepelijk mee te maken. Wat leren wij ze waar ze ook als de aarde 2 graden is opgewarmd nog wat aan hebben?
Ramp
Ik heb een belangrijk deel van mijn leven in dienst gesteld van een van de 17 doelstellingen die de VN geformuleerd heeft: onderwijs (en dat in het licht van twee andere doelstellingen: ongelijkheid verminderen en vrede, justitie en sterke publieke diensten. De opleiding Nederlands is op allerlei manieren met het onderwijs (het onderwijs voor iedereen, of in ieder geval iedereen in Nederland en Vlaanderen) verbonden, simpelweg doordat we het voortgezet onderwijs in het Nederlands op een hoger plan willen brengen.
Ik denk dat we ook echt goede taaldocenten nodig hebben – ook in de allerzwartste toekomstscenario’s. Mensen die de menselijkste van alle menselijke eigenschappen, de taal, doorvorsen en doorgeven, mét de culturele traditie die daarbij hoort. Mensen die op een smartboard of op een schoolbord kunnen uittekenen hoe een zin in elkaar zit, en die zelf ontroerd raken door de verhalen die ze vertellen. We kunnen niet zeggen dat het een ramp is als de mens niet overleeft als we bereid zijn de menselijkheid op te geven.
Onmisbaar
Recentelijk las ik een rapport waarin werd beweerd dat de huidige taalopleidingen geen maatschappelijk relevante kwesties aan zouden raken. Maar juist het dóórgeven van wat we hebben zou weleens een van de maatschappelijk relevantste activiteiten kunnen zijn – meer dan het ad hoc oplossen van steeds weer nieuwe problemen, zoals ons bijvoorbeeld nu kennelijk gesteld door AI (alsof het ‘diverser’ en ‘inclusiever’ maken van de chatbots er ook voor zorgt dat ze ineens niet meer gigantische hoeveelheden energie slurpen).
Maar met een vak als Nederlands (of Frans of Duits) kun je toch niet de hele wereld bereiken? Dat is toch bij uitstek gericht op een al geprivilegieerde groep? Ja, maar het is de paradox van de mens dat je het universele alleen kunt raken door je te verdiepen in het specifieke. Er is geen universele cultuur die iedereen omsluit, en zolang je Nederlands (of Frans of Duits) niet bestudeert als casus en niet om aan te tonen dat we hier een taal en een literatuur hebben van ongekende superioriteit, is de studie van het specifieke – datgene dat zich min of meer toevallig om ons heen bevindt – de enige toegangspoort tot het menselijke.
Er zijn mensen, ook vakgenoten, die weleens hebben gezegd dat Neerlandistiek een veel te specifieke en ouderwetse term was, wortelend in filologie en nationalisme, voor een tijdschrift. Maar ik denk dat het in wezen onmisbaar is voor een betere, een duurzame wereld.
Evelyne zegt
Ik ook.