Helemaal gemist: Wereldboekendag. Ik had er nooit van gehoord, terwijl 23 april al sinds 1995 in de culturele agenda geblokkeerd blijkt ten gunste van lezen. Het bestaan van deze heuglijke datum werd me gewaar door Nabilla Ait Daoud, de Antwerpse schepen die tot over de landsgrenzen het nieuws haalde met stadsdichtersblustoestanden. Nu had ze een opiniestuk, waarin ze voorlezen van jongs af aan bepleitte.
‘Kinderen worden lezers op de schoot van hun ouders’, citeerde ze Emilie Buchwald. Dat klopt, gelukkig evengoed voor mensen die geen of weinig printtekst in huis hebben. Wel moeten ze kunnen lezen, wat gezien toenemende laaggeletterdheid geen evidentie is. Ook laat de schepen, niet verwonderlijk met haar N-VA-achtergrond, uitschijnen dat voorlezen een manier is om sneller Nederlands te leren. Dat geldt volgens mij slechts voor gezinnen waar dit de thuistaal is.
Evenveel vruchten werpt voorlezen af in een andere taal. Voor de beheersing daarvan, en van alle tongvoortbrengsels die bij het kind in de steigers staan (hoe meer, hoe groter rendement op langere termijn). Belangrijk is dat het elke taal zo onberispelijk mogelijk krijgt aangeleverd. Zo niet, dan ontstaat er een beetje aparte swing.
Ik ga akkoord met der schepens stelling dat taalachterstand sociaaleconomische achtergronden kan hebben. Dat bevestigde recent nog Omdat lezen loont. Op naar effectief leesonderwijs in Nederland.
Het kostte me moeite deze artikelenbundel door te nemen en dat lag niet aan de droge stijl, de grafieken en eindeloze literatuurlijsten onder vele bijdragen. Nee, het was het schier onherroepelijke van de zaak dat nooit went. Hoewel ik vaker over deze materie heb gelezen en gedaan, blijven de gegevens me verrassen. Ze zijn verschrikkelijk deprimerend.
Een noodtoestand! Scheefgroei! Uitsluiting! Maar mij beangstigen veralgemeniseringen: een leraar doet iets heel anders op een lyceum dan in het beroepsonderwijs – zie voor het laatste de roman VIN (2019) door Ruth Lasters. Ook houd ik niet van alarmisme. Maar wat dan wel? Lezen en schrijven en denken, ze hangen samen. Enfin:
Als gij mij leest, dan moet gij mededichten,
En algeheel in mijn gedicht opgaan,
Het moet gelijken op een zelf-verrichten,
Alsof niet ik, maar gij het hadt gedaan.Gij zult tevreden zijn, en ziet het aan,
En blijdschap zal uw dichtend oog verlichten; —
Het is een kleinigheid, een vers te dichten,
Al lezende, is het in u ontstaan.Ik las het echter, vóór gij hadt gelezen, —
Dit is het onderscheid van u tot mij.En niettemin deed ik geheel als gij,
Want wat gij lezen mocht uit mij, — vóór dezen,
Stond het geschreven, lichtend, rei aan rei,
Door de natuur, in tekens onvolprezen.
Dit sonnet van A. van Collem dook op in een studie die niet minder dan de betekenis van het boek voor ons bestaan uitduidde. Maar ook zonder pathetiek is duidelijk dat deze vorm van overleven slabakt.
Mij tergt bovendien dat dit allang bekend is. Twee van de drijvende krachten achter Omdat lezen loont, Yra van Dijk en Marie-José Klaver, begonnen vorig jaar in De Groene Amsterdammer een reeks over ‘De leescrisis in het onderwijs’, die ze onlangs afsloten. Alle afleveringen, die zich tot Nederland beperkten, bleken niet alleen dikwijls te zijn aangeklikt, ze riepen ook gedecideerd een halt toe aan de houding die courant werd tegenover taal: laat maar waaien, maakt niks uit, schoolmeester toch niet, enz. Opleuken!
Uitingen van die houding zijn voorbeeldteksten die voortdurend simpeler en korter worden, filmpjes die moeten worden bekeken, en aldus iets essentieels verhinderen wat de schepen impliciet aanbeval: leeskilometers maken. Voor die training is kennelijk geen steun bij degenen die de lakens uitdelen in taalonderwijs, en voor wie Van Dijk en Klaver een horrorrijtje paraat hebben dat ook België heeft bereikt: klankbordgroepen, kennistafels, afstemmingsoverleggen, expertmeetings, enz.
De schepen is trots op een ‘toolbox’ en ‘podcasts’ van haar gemeentelijke bibliotheek en ik help haar hopen dat Van Dijk en Klaver niet gelijk krijgen dat onder leerlingen juist ‘leesvrees’ postvat. De spreekwoordelijke lat in het onderwijs, stelt het boek, ligt ‘zo laag dat je er bijna over struikelt’. Daarom moet dat ding omhoog. Om volwaardige burgers te krijgen, die alsnog mee kunnen doen aan democratische processen. En niet, zoals Dirk van Weelden in zijn bijdrage scherp stelt, gekoloniseerd door datakapitalisme, aan de normen en verdienmodellen waarvan onderwijs en politiek zich hebben onderworpen.
Wie met latten schermt, ontkomt niet aan Bordewijks interbellumroman Bint, met de belligerente stelling ‘de meester mag niet dalen, de scholier moet klimmen’. Adriaan van Dis knipoogt ernaar in zijn bijdrage over de angst elitair te zijn. Hij stelt voor te dalen om te paaien, en dan alsnog te laten klimmen. Daarom heeft hij zijn belangrijkste gebod bold gezet: ‘Onderschat de leerling niet!’
Maar je kunt je publiek niet verwijten dat het achterblijft wanneer het steeds apps en websites voorgeschoteld krijgt en zo als het ware wordt uitgedaagd het koppel concentratie en geduld af te werpen dat in goed Vlaams focus heet. Leeskilometers vereisen papier en stilte. Plus respect voor wat een schrijver teweeg kan brengen? Wat er over J.K. Rowling ook allemaal op sociale media aan morele tekorten moge worden vastgesteld, dit staat in Omdat lezen loont:
Het lezen van romans zoals de zevendelige Harry Potter-reeks leidt tot de verwerving van 20-50 procent van de Academic Word List of English en is liefst 1,6 tot 4 keer zo efficiënt als het expliciet leren van woordenschat (“woordjes stampen”) (McQuillan, 2020)
Hilarisch dat de percentages een aanzienlijke foutenmarge aanrichten en zo doen denken aan een onderbroek waarin het elastiek is geknapt, maar het concept blijft duidelijk. En het is positief en aldus, passend bij de tijdgeest, constructief.
Logisch mooi nieuws is dan ook dat Van Dijk en Klaver het leesprobleem te verhelpen dunkt. Door een gezamenlijke inspanning, die hopelijk niet de vlag van synergie dragen. En door zakelijke teksten uit methodebombardementen gewoon te vervangen door literatuur. Daar krijgt de onvermijdelijke persoonlijke mening gezelschap van interpretatie. Wel moet je als docent dan kennis en eruditie hebben en bovenal je publiek aankijken, toespreken en meer van die griezelige dingen die vloeken met ‘zelfstudie’ aan de hand van dure computerprogramma’s.
Tot zover. Waarbij nog aangetekend dat zelfs bij leesbejaarden als ik een blasé idee over een genre kan sneven. Onlangs las ik Oreo (1974)van Fran Ross. Wat een roman! En hoe moet het Nederlands ervoor zijn beproefd bij de vertaling! Verplicht tot een grap? Anna Helmers-Dieleman maakte van ‘Two shakes of Charles Lamb’s tale’ bij een Q&A-spelletje ‘Drie vloeken en een vlucht regenwulpen’.
Al dit opgewonden gedoe dus dankzij Nabilla Ait Daoud. Overigens had haar opiniestuk zelf een voorleestoon. De schepen richtte zich geregeld tot een ‘u’. Het zou me niet verbazen wanneer de tekst een toespraak was, bij een duistere variant op Wereldboekendag: Vlaanderenleestdag. Maar dat bleek de eerste editie. Beginnen is altijd fijn.
Dit stuk verscheen eerder op De honingpot
Laat een reactie achter