Vorige week werd in Brussel het zeer succesvolle congres “Terminology: domain loss and gain” gehouden, een organisatie van NL-Term, het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT), de Europese vereniging voor Terminologie (EAFT) en Infoterm. Meer dan 120 deelnemers vanuit heel Europa deelden ervaringen over hoe in bepaalde talen termen wel of niet beschikbaar waren voor specifieke vakdomeinen.
Johan Myking (emeritus hoogleraar van de universiteit van Bergen, Noorwegen) opende het congres en situeerde het thema heel helder. Het concept “domain loss” (domeinverlies) werd in Denemarken geïntroduceerd; het werd vanuit de algemene taalplanning gedefinieerd en zorgde ervoor dat er een actieve campagne werd gevoerd om terminologie in bepaalde vakgebieden te (her)introduceren in de Deense taal.
We hoorden verschillende sprekers uit alle regio’s van Europa getuigen over hoe terminologie cruciaal is voor de communicatie in belangrijke vakgebieden en dit in zowel de officiële Europese talen als in de regionale en minderheidstalen. Zo heeft IJsland een wetgeving die erop gericht is dat terminologie in een groot aantal vakdomeinen voortdurend wordt ontwikkeld en bijgewerkt en zo aan alle burgers beschikbaar wordt gesteld.
De Scandinavische landen lopen hier voorop: in Noorwegen is het Noors dé standaardtaal in het hoger onderwijs op bachelorniveau. Studenten mogen hun examens in beide varianten van het Noors aflegen: Bokmål of Nynorsk. Er worden coherente pogingen ondernomen in alle Noordse landen om een taalbeleid te voeren waarbij de terminologie van zoveel mogelijk vakgebieden beschikbaar komt in de officiële en minderheidstalen.
Bij bijna alle sprekers op het congres hoorden we het belang van het inzetten op het onderwijs; ook het hoger onderwijs moet in de nationale talen kunnen worden georganiseerd. Dat is des te belangrijker nu de Nederlandse minister van Onderwijs Dijkgraaf een rem wil zetten op het aantal internationale studenten en eist dat internationale studenten en docenten Nederlands leren. Zie bijvoorbeeld ScienceGuide. Voor het Nederlands moet dit eveneens gebeuren: in het Taalunieverdrag wordt expliciet melding gemaakt van het belang van Nederlandstalige terminologie. In artikel 4 c lezen we: “het gemeenschappelijk bepalen van een gelijke terminologie ten behoeve van wetgeving en officiële publicaties” ; artikel 5 e voegt daar nog een doelstelling aan toe: “de instelling van databanken op het gebied van de terminologie en het opstellen van woordenlijsten te bevorderen”.
Voor het Nederlands is het Instituut voor de Nederlandse Taal verantwoordelijk om het Expertisecentrum Nederlandstalige terminologie uit te bouwen. Dat is in de afgelopen jaren gebeurd en men kan op de website een schat aan informatie terugvinden. We kunnen ons centrum vergelijken met wat bijvoorbeeld in Noorwegen gebeurt. Marita Kristiansen, verantwoordelijk voor de Noorse tegenhanger van ons Expertisecentrum, getuigde in de lezing “From domain loss to domain gain in Norwegian higher education by building a national terminological infrastructure” over haar werk. Zij vertelde hoe het hoger onderwijs centraal wordt geplaatst in Noorwegen, omdat de overheid gelooft in een parallelle ontwikkeling, waarbij de studenten zowel in het Noors als in het Engels taalvaardig kunnen worden, zodat zij later in hun loopbaan succesvol in beide talen hun werk aankunnen, zoals in het onderwijs, gezondheidszorg, sociale diensten, handel en industrie. Daarom wordt er een nationale terminologie-infrastructuur ontwikkeld onder de naam “Termportalen”. Dit terminologieportaal komt tot stand met financiële ondersteuning van zowel het ministerie van onderwijs en onderzoek als van het ministerie van cultuur en gelijkheid. De terminologie-infrastructuur moet vrij toegankelijk zijn voor alle mogelijke gebruikers: studenten, docenten, onderzoekers, vertalers en de samenleving in het algemeen. Voor Noorwegen, met ongeveer 5 miljoen inwoners, is er ondersteuning van dit werk door 2,5 voltijdse medewerkers.
Dit staat in schril contrast met wat er voor het Nederlands gebeurt: slechts 1,2 voltijdse medewerkers zijn bij het INT ingezet voor het opzetten en onderhouden van het expertisecentrum, af en toe ondersteund door enkele studenten die stage lopen. Drie grote projecten die al opgestart zijn, kunnen door gebrek aan mensen en middelen niet verder worden uitgevoerd.
Het gaat hier om de volgende kerndomeinen:
- Medische vaktaal: een schat aan informatie is beschikbaar in het Pinkhof Geneeskundig Woordenboek, dat gretig gebruikt wordt door tal van studenten, vertalers en andere beroepsgroepen. Een eerste versie van dit woordenboek staat online via een applicatie die bij het INT werd ontwikkeld. Dit woordenboek wordt bijgewerkt met als primaire gebruiksfunctie een verklarend hedendaags medisch woordenboek en een taalbaak voor medisch Nederlands. Om dit te realiseren wordt er samengewerkt met de Stichting Beheer Pinkhof-database. Er werd ook een raad van advies opgericht om afgeleide medische terminologieprojecten te begeleiden. Er is dringend behoefte aan het verder uitbouwen van de medische terminologie in alle registers, zodat zowel de medische experts als de paramedici, het zorgpersoneel en de patiënten terecht kunnen voor vakspecifieke termen en informatie.
- Juridische vaktaal: het juridisch woordenboek van M.C. Oosterveld-Egas Reparaz en Johanna Vuyk-Bosdriesz (Nederlands Recht) is een unieke collectie van de terminologie van het Nederlandse rechtssysteem. Deze bijzonder rijke databank wordt binnenkort online beschikbaar gesteld via een nieuwe applicatie, gebouwd bij het INT. Nu we dit bronmateriaal voor het Nederlandse recht hebben, is er dringend behoefte aan een Belgische component, zodat alle gebruikers een helder overzicht krijgen van de concepten en termen in de Nederlandse rechtstaal, voor de twee landen. Dit thema sluit ook perfect aan bij het Taalunieverdrag over overheidsterminologie.
- Nederlands als wetenschapstaal: er zijn heel wat initiatieven die de aandacht vestigen op de noodzaak aan talige hulpmiddelen om voor studenten de overstap van het middelbaar naar het hoger onderwijs makkelijker te maken. Het INT werkt in dit verband samen met het Proefproject Nederlands als wetenschapstaal – van corpora naar terminologielijsten. Dit project is een samenwerking tussen Stichting Nederlands/Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs, KU Leuven, UGent en het INT. Zoals Noorwegen en andere Scandinavische landen beseffen wij dat goede terminologische databanken voor de wetenschapsdomeinen en de vakgebieden die in het hoger onderwijs aan bod komen, essentieel zijn om de studenten meer studiekansen te geven.
Bij alle drie deze projecten hebben we meermaals plannen gemaakt en die voorgelegd bij de Taalunie, maar tot nu toe geen gehoor, laat staan financiële ondersteuning gekregen. Nu Europa sterk inzet om tegen 2030 de European Digital Language Dataspace te realiseren, mag het Nederlands niet achterblijven en moeten we er alles aan doen om zoveel mogelijk bronnen voor onze taal, ook de vaktaal, beschikbaar te maken.
Laat een reactie achter