‘Ik wil echt goede boeken lezen, maar niet de boeken van mijn vader,’ schreef een leerling uit V4. Voor haar leeslijst Nederlands heeft ze de ambitie om de Nederlandse literatuur te leren kennen. Haar vader staat klaar met adviezen maar zij wil haar eigen keuzes maken; ze wil boeken lezen die canoniek zijn maar die haar ook iets te zeggen hebben. Boeken die ze zich kan toe-eigenen. Daarom leek het me leuk om klassikaal iets te lezen wat canoniek is en fris, bekend en onbekend, iets wat vierdeklassers aanspreekt, maar ook recht doet aan de wens van leerlingen om de klassiekers uit de Nederlandse literatuur te leren kennen. Dankzij een podcast van Fixdit kwam ik op een tekst die aan al deze eisen voldoet: Laten we vader eruit gooien van Mary Dorna. De rebelse antiburgerlijkheid die uit de verhalen spreekt, zullen leerlingen wellicht herkennen van Pluk, Aagje en Otje: Dorna’s werk was een bron van inspiratie voor Annie M.G. Schmidt. In dit blog deel ik een lesopzet voor leeslijstbouwers in H4 en V4. Centraal staan twee verhalen van Mary Dorna, die vrij online beschikbaar zijn op de website Joodse Bibliotheek. Deze verhalen worden klassikaal gelezen en besproken en in verschillende contexten geplaatst. Hieronder volgt de verantwoording van de lesopzet. De lesbrief is hier te vinden. Hij bestaat uit twee lessen plus een kleine huiswerkopdracht.
Leerdoel
Het overkoepelende leerdoel van de lessen is dat leerlingen ervaren hoe teksten betekenis krijgen in relatie tot andere teksten. Ze zien in dat teksten onderdeel zijn van een groter geheel, het ‘web van de literatuur’ (Bax & Mantingh, 2018). Dit web wordt aangevuld met andere titels die een relatie tot de besproken teksten hebben en die ook gelezen kunnen worden voor de lijst.
Als je naar lesplannen bij verhalen of verhaalfragmenten kijkt, valt op dat de literaire context vrijwel altijd ontbreekt. Korte verhalen worden geïsoleerd besproken, of slechts gebruikt als oefenmateriaal voor de verhaalanalyse, zodat leerlingen thuis zelfstandig hun eigen leeslijsttitels kunnen interpreteren. Maar bij het literatuurmondeling wordt wel van leerlingen verwacht dat ze teksten met elkaar in verband kunnen brengen. Daarom lijkt het me de moeite waard om de literaire context waarin een verhaal betekenis krijgt niet uit het oog te verliezen in de literatuurles. Als ik naar mijn eigen vierdeklassers luister, is dit wat ambitieuze lezende leerlingen uit de literatuurles willen halen. Dit lesplan wil deze leerlingen bedienen, maar ook de aarzelende lezers niet uit het oog verliezen. De keuze voor een geschikte tekst speelt daarbij een grote rol.
Tekstkeuze
De keuze voor twee vrouwelijke auteurs, de een canoniek, de ander nog niet doorgedrongen tot de leeslijsten, doet recht aan zowel de kwaliteit als diversiteit van de Nederlandse literatuur, die niet altijd zichtbaar is op de leeslijsten van leerlingen (Dera, 2021). In deze lessen wil ik het canoniseren van vrouwelijke auteurs niet thematiseren (waarom staan er zo weinig vrouwen in de canon?) maar normaliseren door de koningin van de Nederlandse jeugdliteratuur te verbinden met een recent herontdekte schrijfster uit het interbellum.
Centraal staan twee korte verhalen van Mary Dorna, uit Laten we vader eruit gooien: “Beleefd verzoek’ en ‘Het rose geheim’. De verhalen worden klassikaal gelezen en besproken. ‘Beleefd verzoek’ is het openingsverhaal uit de bundel met de prachtige openingszin:
In geen enkel opzicht heb ik het ooit mijn vader naar de zin kunnen maken; ik behoorde niet tot het soort kinderen dat hij mocht, innerlijk en uiterlijk niet.Beleefd verzoek, Mary Dorna
In dit verhaal leren we de rebelse ik-figuur kennen die in opstand komt tegen haar vader en de net-iets-boven-kleinburgerlijke sfeer in het gezin. In ‘Het rose geheim’ wordt beschreven hoe de hoofdpersoon heel hartelijk ontvangen wordt bij Nelly, de zus van de dienstbode, die ‘een meisje van plezier’ blijkt te zijn. Het voor een kinderblik zeer aantrekkelijke leven van Nelly fungeert als contrast met de brave burgerlijkheid die de hoofdpersoon gewend is thuis. ‘Maar dan is fatsoenlijk zijn het naar hebben,’ concludeert ze (Dorna 2021, p. 46).
Mary Dorna’s verhalen worden vaak vergeleken met teksten uit het oeuvre van Annie M.G. Schmidt, die Dorna’s werk bewonderde (Dijk Y. v., 2023). In beider werk is een kritiek op burgerlijke leven te herkennen waarbij het kind-perspectief fungeert als vehikel voor de maatschappijkritiek (Ibidem). Hoewel Dorna’s taalgebruik soms gedateerd is en de schrijfstijl ook anders dan leerlingen gewend zijn, maken de humor en de rebelse ondertoon de verhalen juist heel toegankelijk voor middelbare scholieren. Ik denk dat mijn vierdeklassers er wel mee uit de voeten kunnen als ze het klassikaal lezen, want dan kun je toch wat uitdagendere teksten aanbieden dan wanneer ze zelfstandig thuis lezen. Maar is ze canoniek genoeg voor de leerlingen die de Nederlandse literatuur willen ontdekken?
Dorna en de canon
Of Mary Dorna tot de canon van de Nederlandse literatuur behoort is mijns inziens geen vraag. Hoewel ze recent door Fixdit van de vergetelheid gered is, was ze in haar eigen tijd een gevierd auteur. De toelichting bij de vijfde druk van haar verhalenbundel Laten we vader eruit gooien, uit 1979, verwoordt het als volgt:
Het werk van Mary Dorna past op twee manieren in de traditie van de Nederlandse literatuur. Zij behoort tot het rijtje schrijvers dat steeds weer opduikt om een mentaliteit van relativerend, humoristisch realisme aan te duiden.
Vervolgens noemen de samenstellers ook Nescio, Elsschot, Reve en Carmiggelt als vertegenwoordigers van deze traditie. De tweede manier waarop ze Dorna’s plaats in de canon erkennen, is als een van de eerste ‘vertellers-per-cursiefje,’ die ‘van journalistiek een literair genre hebben gemaakt.’ Reden genoeg om haar de klas in te trekken. Maar ik kijk als docent ook naar wat een tekst een klas of leerling te bieden heeft. Dorna’s verhalen zijn tegendraads, grappig, vrolijk. Ze kunnen er wat mee. Bovendien vallen ze te verbinden met teksten die ze al kennen: de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt.
Annie M.G. Schmidt
De keuze voor Schmidt is ingegeven door de leeservaringen van mijn eigen leerlingen, die ik ken uit hun leesautobiografieën. Vrijwel alle leerlingen blikken daarin terug op het voorgelezen worden uit bijvoorbeeld Pluk van de Petteflet. Ook de poëzie van Schmidt is bekend bij onze leerlingen. Bij voordrachten van een gedicht naar keuze is zij steevast zeer goed vertegenwoordigd. Voor leerlingen met een anderstalige achtergrond is dit mogelijk een eerste kennismaking met Schmidts werk, maar aangezien zij opgenomen is in de geschiedeniscanon voor het basisonderwijs bestaat de kans dat ze het op de basisschool meegekregen hebben. (Hier kan enige sturing en hulp bij de huiswerkopdracht nodig zijn.)
Kinderboeken lezen in de bovenbouw: waarom en hoe
Het bespreken van een kinderboek in klas vier verdient misschien toelichting. Ik maak gebruik van de voorkennis die de leerlingen al hebben omdat goed literatuuronderwijs altijd plaatsvindt in ‘de contact zone’ (Mottart, 2003) waarbij nieuwe kennis verknoopt wordt met de culturele bagage van leerlingen. Omdat deze lessen ontworpen zijn voor klas 4, heb ik teksten uit de jeugdliteratuur als referentiepunt gebruikt. Dit draagt bij aan de doorlopende leerlijn in het curriculum (Van Lierop-DeBrauwer & Bastiaansen-Harks, 2005); (Stichting Lezen, 2020). Ik heb in andere klassen ook weleens ‘teruggegrepen’ op kinderboeken die leerlingen gelezen hebben (zie bijvoorbeeld deze lesopzet). Dit bleek erg motiverend te zijn. Het terugblikken op eerdere leeservaringen laat leerlingen ervaren dat ze groeien in hun literaire leesvaardigheid. Jeugdliteratuur kenmerkt zich door een ‘dubbele geadresseerdheid’: zowel het voorgelezen kind als de voorlezende volwassene hebben iets te halen in een goed kinderboek (Joossen & Vloeberghs, 2008, p. 23) Wanneer je op de middelbare school terugblikt op een kinderboek, wissel je van positie en kijk je door de bril van een volwassen lezer naar de tekst. Dit zal ook hun perspectief op Annie M.G. Schmidt veranderen.
Ik ga zelf volgende week met deze teksten aan de slag. Ik vind het leuk om te horen hoe de lesopzet overkomt op andere scholen, dus laat gerust een berichtje achter om je ervaringen te delen.
Bronnen
Bax, S., & Mantingh, E. (2018). Een web van twintigste-eeuwse literatuur. Naar een didactiek voor literatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw. Nederlandse letterkunde 23.3, 257-286.
Dera, J. (2021). ‘De helaasheid der leeslijsten: over diversiteit in het literatuuronderwijs. De lage landen 64/1 , pp. 115-121.
Dijk, Y. v. (2023, januari 21). Mary Dorna: vrolijke, rebelse verhalen. Opgehaald van Literatuurgeschiedenis.org: https://www.literatuurgeschiedenis.org/schrijvers/mary-dorna
Dorna, M. (2021). Laten we vader eruit gooien. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
Joossen, V., & Vloeberghs, K. (2008). Uitgelezen jeugdliteratuur: ontmoetingen tussen traditie en vernieuwing. Leuven: Lannoo Campus.
Mottart, A. (2003). Over het belang van de canon. Een pleidooi voor literatuuronderwijs in de contact zone. Tsjip Letteren 13.1,, 8-12.
Stichting Lezen. (2020). De doorgaande leeslijn. De leesontwikkeling van 0-20 jaar. Stichting Lezen: Amsterdam.
Van Lierop-DeBrauwer, H., & Bastiaansen-Harks, N. (2005). Over grenzen: De adolescentenroman in het literatuuronderwijs. Delft: Eburon.
Weia Reinboud zegt
Ik wil de pret niet bederven, maar ik vond Annie Schmidt op mijn tiende al niks aan en vreselijk burgerlijk – al gebruikte ik dat laatste woord vast nog niet. Als zij leerlingen de literatuur in moet loodsen, dan houd ik mijn hart vast. Best is natuurlijk een lijstje aanleveren en dat wie eigen paden wil volgen dat gewoon kan doen.
Joke zegt
Hoi Reina, mijn leerlingen kennen haar werk al. En waarderen het ook, ze kiezen bij een voordracht van een gedicht naar keuze vaak voor haar gedichten. Het land waar grote mensen wonen bijvoorbeeld. Vertrekken van wat ze al kennen is het uitgangspunt hier. ‘Best is natuurlijk een lijstje aanleveren’ ben ik het volledig mee oneens. Best is iets de klas in brengen en de dialoog aangaan. Mag het ergens over gaan in de les of is ‘zoek het zelf maar uit’ het enige wat een docent een klas te bieden heeft? Wat maakt het dan uit of je zelf leest of niet, als dat je ‘les’ is? Liever hèb ik het ergens over met een klas. Het niks vinden mag altijd. Ook is er ruimte voor eigen keuzes, vanzelfsprekend. Maar een lijstje overhandigen… dat is toch geen onderwijs?