Afgelopen vrijdag, 14 april, was ik bij de Neerlandistiekdagen in Utrecht. Deze dagen worden georganiseerd door de Raad voor de Neerlandistiek, een organisatie van toonaangevende neerlandici van de verschillende universiteiten in Nederland, die als doel heeft om de neerlandistiek in brede zin te vertegenwoordigen en te versterken. Ik was betrokken bij de oprichting van deze Raad enkele jaren geleden. Ik ben nu al enige jaren uit het vak en dit was een geschikte gelegenheid om eens te kijken hoe het er inmiddels voorstaat.
Het begon mooi. Twee Duitse studenten uit Oldenburg vertelden in vlekkeloos Nederlands hoe goed de opleiding Nederlands is aan hun universiteit. Veel studenten, goede docenten, een mooi, disciplinair onderwijsprogramma en bovendien ook nog baanzekerheid. Het is in Oldenburg een populair vakgebied.
Erwin Mantingh hield een onderhoudende en bemoedigende presentatie over de voortgang bij het vernieuwen van het schoolvak Nederlands en de rol van de neerlandistiek daarbij. Als het zo doorgaat en de politiek meewerkt, zouden de plannen kunnen leiden tot een interessant en inhoudelijk sterk vak dat voor leerlingen en leraren een grote vooruitgang betekent ten opzichte van het huidige, op vaardigheden gerichte en saaie schoolvak Nederlands. Het duurt nog even want de eerste eindexamens nieuwe stijl kunnen, als alles meezit, pas rond 2030 worden afgenomen, maar het geeft een positieve toekomstvisie op een vak dat nu wordt beheerst door lerarentekorten en gebrek aan interesse bij leerlingen.
Maar toen kwam het sluitstuk van het ochtendprogramma. Thony Visser, decaan van de faculteit Letteren van de Universiteit Groningen, kwam namens het Disciplineoverleg Letteren en Geesteswetenschappen (DLG) aanrennen om de aanwezige neerlandici toe te spreken. Het betrof plannen voor de universitaire neerlandistiek. Het was een verbazingwekkend betoog dat zij ons voorschotelde. Dat het niet goed gaat in Nederland met de opleidingen Nederlands is ruimschoots bekend. Er zijn te weinig studenten die voor Nederlands kiezen met als gevolg dat er ook minder stafleden worden aangesteld en dat er gaten vallen in de expertise die nodig is voor een brede opleiding Nederlands. De neerlandici zijn zich daarvan bewust en zijn bereid mee te denken over oplossingen voor dat probleem. Allerlei vormen van samenwerking tussen de verschillende opleidingen zijn reeds ontwikkeld. De decanen geesteswetenschappen vonden het kennelijk niet nodig om van het begin af aan met de deskundigen, dat wil zeggen het veld en de Raad voor de Neerlandistiek, over de nieuwe plannen voor Nederlands te overleggen. Zij leggen in al hun wijsheid de kaders vast en pas dan zijn de neerlandici aan zet.
Het meest verontrustend vond ik de opstelling van het DLG: jullie zijn héél belangrijk, maar pas als wij dat nodig vinden en binnen de kaders die wij hebben vastgelegd. Ergo: goed binnen de lijntjes kleuren, jongens en meisjes. Maar juist die lijntjes (onder andere bestuurlijke kaders) zijn cruciaal en met zo’n centralistische, gesloten opstelling van het DLG heb ik er geen enkel vertrouwen in dat er iets moois wordt getekend. Door deze aanmatigende opstelling veroorzaken de decanen problemen in plaats van dat ze problemen oplossen. Juist nu de neerlandistiek goed georganiseerd is en veel samenwerkt, ligt het voor de hand dat de neerlandici vanaf het eerste stadium betrokken worden bij nieuwe plannen.
De onthutsing over het optreden van Thony Visser was vrijdag ook duidelijk te merken. De zaal was te verbouwereerd om direct hun afkeuring te laten blijken, maar na afloop was de boosheid in de wandelgangen groot. En wat mij betreft terecht, want als we niet oppassen moeten studenten straks naar Oldenburg om een goede opleiding in de neerlandistiek te krijgen.
Hans Bennis is onder meer emeritus hoogleraar Taalvariatie van het Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en voormalig Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie.
Goffe Jensma zegt
Het optreden van de representant van het DLG (Thony Visser) verbaast mij geenszins. In haar ogen zijn universiteiten internationale bedrijven en in Groningen weten we al veel langer hoe die neoliberale denkwijze maakt dat onze bestuurders zich gelegitimeerd achten het financiële bedrijfsbelang stelselmatig boven wetenschappelijke en maatschappelijke belangen te stellen. Als hoogleraar Fries heb ik dit aan den lijve ervaren. Ik meen dat de lotgevallen van ‘Fries’ een voorbode zijn, een seismograaf, voor wat alle andere talen behalve Engels in Nederland te wachten staat. We stonden erbij en keken ernaar! Zie: https://www.academia.edu/s/afc1af8781?source=link