In het tweede nummer van Onze Taal dit jaar staat een interessant artikel van Berthold van Maris en Max Kisman over een voor de psycholinguïstiek intrigerend fenomeen: versprekingen. Als je wilt weten hoe taal in het menselijk brein werkt, dan zouden die versprekingen het inzicht daarin kunnen vergroten als je begrijpt wat er precies in het brein verkeerd gaat als mensen een ‘slip of the tongue’ maken. Dan hebben we het natuurlijk niet over de betekenis van deze term als die te hulp wordt geroepen in een situatie waarin mensen een poging doen om de schade in te perken die ze mogelijk kunnen aanrichten met een slecht gevallen opmerking.
Bij slips of the tongue gaat het natuurlijk om gesproken talen, die gebruikmaken van stem en gehoor (oren). We spreken hier dan ook van een oraal-auditieve modaliteit. Gebarentalen gebruiken onder meer handen en ogen (visus) en daarom zegt men dat deze talen gebruikmaken van een manueel-visuele modaliteit. Ook in deze talen komen versprekingen voor en die laten zich goed vergelijken met die in gesproken talen. Het vergelijken van die twee is extra interessant omdat er sprake is van verschillende modaliteiten. In deze bijdrage zal ik enkele voorbeelden van dergelijke ‘slips of the hand’ bespreken, die ons iets kunnen leren over de manier waarop versprekingen in menselijke taal, ongeacht de modaliteit, in het brein werkt, waarmee we mogelijk ook weer ons inzicht vergroten in de universele principes van menselijke taal. Daarbij wil ik abstraheren van de vraag of deze geheel onafhankelijk zijn van de modaliteit.
Het zijn overigens niet alleen versprekingen die interessant zijn voor de psycholinguïstiek. Er zijn ook diverse experimenten die voor verschillende grammaticale niveaus laten zien hoe taal werkt in het brein. Maar soms zijn het eenvoudige observaties van gewoon, spontaan taalgebruik die iets op dat gebied laten zien. De volgende zin is eenvoudig te begrijpen.
- Piet zag de kat die de muis ving die van de appel at die in de kelder lag
Vergelijk nu de volgende zin, waarin precies hetzelfde staat.
- Piet zag de kat die de muis die van de appel die in de kelder lag at ving
De tweede zin is lastig om te begrijpen. Bij de verwerking van de eerste worden telkens de relatieve bijzinnen afgewerkt, waarmee het geheugen als het ware voor een deel ontlast wordt. Bij de tweede zin is dat niet het geval: door die inbedding vindt die afwerking niet plaats, waardoor de persoonsvormen van de betreffende bijzinnen onthouden moeten worden tot de hoofdzin is afgerond. Vandaar dat die relatieve zinnen telkens in postpositie worden geplaatst. In gebarentaal hebben tweehandige gebaren ook hun beperkingen. De ene hand is in rust, terwijl de andere beweegt. Als ze allebei bewegen maken ze een symmetrische beweging (zoals twee wielen naast elkaar die dezelfde kant op draaien). Als ze een asynchrone, alternerende beweging maken, draaien ze ook dezelfde kant op (zoals de trapbeweging bij het fietsen). De handen maken niet elk een ander soort beweging en bewegen evenmin elk een andere kant op (bijvoorbeeld de ene met de wijzers van de klok mee en de andere ertegenin). Hier laat het menselijk brein zijn beperkingen zien. Nogmaals: het gaat om gewoon taalgebruik. We kunnen ons trainen om die beperkingen te overwinnen, wat tweehandig pianospel laat zien. Er zijn ook mensen die onmiddellijk lange zinnen achterstevoren kunnen opdreunen die ze voorgelegd krijgen, al weet ik niet of dat voor iedereen aan te leren is.
Vooraf: de fonologie van gebarentalen
Voor een goed begrip van de voorbeelden hieronder, moet eerst iets opgemerkt worden over de fonologie van gebarentalen. Elk gebaar bestaat uit een aantal betekenisloze bouwstenen (parameters):
- Plaats van het gebaar (in gebarenruimte, ook plaats op lichaam).
- Handvorm van het gebaar
- Oriëntatie van het gebaar (richting waarin handpalm en vingers wijzen)
- Beweging van het gebaar
- Niet-manuele deel (mimiek, mondbewegingen, houding van hoofd of bovenlichaam)
De realisatie van een basiselement noemen we foneem. Een variant van het gebaar zomer in de Nederlandse Gebarentaal heeft de volgende fonemen: voorhoofd (Plaats), A-hand (Handvorm), schuin naar beneden (Palmoriëntatie), schuin omhoog (vingeroriëntatie), en horizontaal naar rechts (Beweging). De gebaren POLITIE
en VAKANTIE
vertonen variatie in één parameter (Plaats) en dat veroorzaakt betekenisverschil: POLITIE
(plaats: slaap) en VAKANTIE
(plaats: wang). De rest van de fonemen is hetzelfde. We spreken hier van een minimaal paar.
Verspreking 1: woordassociatie
Van Maris en Kisman bespreken een verspreking die te maken heeft met de betekenis van woorden. Tijdens het spreken wordt een heel semantisch netwerk van woorden geactiveerd die semantisch verwant zijn. Daardoor kan iemand een zin uiten waarin hij uur gebruikt in plaats van dag, of boek in plaats van krant. Vergelijkbare voorbeelden vinden we in gebarentalen. Het volgende voorbeeld komt uit de Duitse Gebarentaal. De // staan voor de zelfcorrectie, die vaak door de taalgebruiker zelf wordt toegepast.
- (…)
TREIN
//VRACHTWAGEN
(…)
Verspreking 2: anticipatie en perseveratie
Bij deze vorm van verspreking zien we dat bijvoorbeeld een handvorm van een volgend gebaar ook verschijnt in een eerder gebaar. Zie de illustratie aan het begin van deze bijdrage. Daarin neemt het eerste gebaar (dat een B-hand zou moeten hebben, zoals in de eerste foto te zien is) de handvorm (Y-hand) aan van het tweede gebaar (zie derde foto). Een eenvoudig voorbeeld uit de Duitse Gebarentaal:
- (…)
ZIJN/HAAR OUDERS
(…)
Deze constructie wordt gemaakt met achtereenvolgens één B-hand en twee Y-handen. Bij de verspreking wordt ook het bezittelijk voornaamwoord met een Y-hand gebaard. Dit is handvorm-anticipatie. Het omgekeerde komt ook voor: een handvorm komt verderop in een gebaar terecht. We spreken dan van handvorm-perseveratie. Dergelijke versprekingen kunnen ook andere basiselementen overkomen. Het volgende voorbeeld komt uit de Amerikaanse Gebarentaal. Hier is sprake van zogenaamde plaats-perseveratie.
VADER MEISJE
‘father girl’
Beide gebaren hebben verschillende plaatsen van articulatie. Bij deze verspreking wordt ook het gebaar MEISJE
op dezelfde plaats geproduceerd als FATHER
.
Verspreking 3: fonologische substitutie
Bij deze verspreking gaat er iets mis in de fonologische codering van een gebaar. De gebaren mode en hotel hebben in de Duitse Gebarentaal geen betekenisrelatie (zoals de voorbeelden onder Verspreking 1 boven), maar ze lijken fonologisch sterk op elkaar. Het enige verschil is het basiselement Beweging. Dan kan het voorkomen dat iemand MODE
gebaart in plaats van HOTEL
.
Verspreking 4: metathesis
Het laatste vorm van versprekingen in gebarentalen betreft de verwisseling van de fonemen voor een basiselement. Bij verspreking 2 zagen we dat gebaren abusievelijk elkaars handvorm kunnen overnemen. Bij metathesis verwisselen ze de handvormen. Het volgende voorbeeld komt uit de Amerikaanse Gebarentaal. Een gebaarder wil bijvoorbeeld het equivalent van ’I’m sick and tired of it’ in gebarentaal uitdrukken door de gebaren SICK
en BORED
te produceren:
- ·
SICK BORED
Wat hier dan misgaat is dat de handvorm van BORED
bij SICK
wordt gebruikt en die van SICK
bij BORED
.
Hetzelfde kan gebeuren met de plaats van articulatie. Dit is mooi te illustreren met het volgende voorbeeld, dat ook uit de Amerikaanse Gebarentaal komt.
- (…)
PAS GEGETEN
(…)
Het eerste gebaar wordt gemaakt naast het hoofd, het tweede bij de mond. Bij de verspreking worden de beide locaties verwisseld: het eerste gebaar wordt dan bij de mond gemaakt, het tweede naast het hoofd.
Het derde voorbeeld, ook uit de Amerikaanse Gebarentaal, betreft de verwisseling van beweging:
SMAAKT GOED
Bij deze verspreking wordt de rechte, voorwaartse beweging van goed bij smaakt geproduceerd, terwijl de bonzende beweging met meermalen contact van smaakt bij goed wordt uitgevoerd.
Berthold van Maris zegt
Erg leuk !
Robert Kruzdlo zegt
“Als je wilt weten hoe taal in het menselijk brein werkt, dan zouden die versprekingen het inzicht daarin kunnen vergroten als je begrijpt wat er precies in het brein verkeerd gaat als mensen een ‘slip of the tongue’ maken.“
We weten nog steeds niet hoe het brein werkt, daarom gaat er veel verkeerd en maken we dagelijks verschrijvingen zoals de zin hierboven. Als je niet alles weet weet je niets. Er gaat dus heel veel fout.
De beschrijvingen van de gebaren is om het aardig te zeggen taalbot¡
Laat nu eens een groepje dove mensen naar dit artikel kijken.
Robert Kruzdlo zegt
Nog een keer, een vreselijke zin. Sorry mijn dochter is doof en zij begrijpt hier niets van: Als je wilt weten hoe taal in het menselijk brein werkt, dan zouden die versprekingen het inzicht daarin kunnen vergroten als je begrijpt wat er precies in het brein verkeerd gaat als mensen een ‘slip of the tongue’ maken.
Lees https://nl.wikipedia.org/wiki/Freudiaanse_verspreking
Deze zin is zo krom dat mijn dochter die niet kan horen hier van niets van kan maken. Welk inzicht, vraagt zij zich af. Hoe weet je in godsjammerlijk niets en dan iets¿
Jan Nijen Twilhaar zegt
Even los van het feit dat ik niet begrijp waar deze reactie allemaal over gaat, moet mij van het hart dat ik dit wel een heel onsympathieke respons vind. Kromme zin? Wat hier staat is dat inzicht in versprekingen iets kunnen vertellen over de manier waarop taal in je brein werkt. Wat ik wil aangeven is dat gebarentaal en gesproken taal daaraan in dezelfde mate kunnen bijdragen. Zoals klikexperimenten de psychologische realiteit van constituenten laten zien, kunnen versprekingen zoals bijvoorbeeld metathesis in gesproken taal (spijkers op waag later zoeken) of handvorm-anticipatie in gebarentaal (de vervanging van de B- en de Y-hand onder invloed van een volgend gebaar; zie de foto aan het begin van dit artikel) de psychologische realiteit laten zien van fonemen.
Deze reactie heeft wel een heel hoog trollengehalte. Er liggen elke dag weer lezers op de loer die artikelen van mensen die moeite doen om informatie met taalliefhebbers te delen, zeven om dan veel tamtam te maken over spelfouten, kromme zinnen of weet ik wat allemaal, zonder op de inhoud van het artikel in te gaan. Hier wilde ik het maar bij laten, maar het moet toch even gezegd zijn, want het valt me wel erg vaak op.