
Taalpolitieke kwesties hebben mij altijd meer geïnteresseerd dan de gemiddelde mens: hoe stellen we vast in welke omstandigheden welke taal of talen gebruikt mogen of moeten worden? Moeten alle kinderen op het schoolplein altijd Nederlands praten? Welke talen moeten worden gesproken in het Europese Parlement om alles tegelijk efficiënt en democratisch te laten verlopen? Moeten we ons verweren tegen het Engels in het hoger onderwijs of die taal juist omarmen?
De laatste tijd dringt tot me door dat in de toekomst die vragen weleens allemaal zouden kunnen verdwijnen, of in ieder geval een heel andere vorm zouden kunnen krijgen. Dat komt door Kunstmatige Intelligentie, systemen als ChatGPT maar vooral Google Translate en DeepL, automatische vertalers. Steeds beter worden die dingen: als je weleens iets moet vertalen, doen die systemen dat voor je in een handomdraai. Vaak is hooguit nog een lichte redactieslag nodig.
Genoeg
Het moment lijkt niet ver meer dat die systemen niet alleen voor geschreven tekst werken, maar ook in staat zijn de gesproken taal te begrijpen en voort te brengen. Ik bedoel niet dat zulke systemen er over vijf jaar zijn, maar wel dat ik niet verbaasd zou zijn als we ze in pakweg 2045 overal hebben. Dat je tegen die tijd een knopje in je oor kunt doen die alles wat de ander zegt in diens eigen stem maar in jouw taal laat klinken.
Wat gaat dat betekenen?
Je hoeft dan eigenlijk geen vreemde talen meer te leren. Het is de vraag of het Engels dan uiteindelijk wel zo’n dominante taal blijft – waarom zou je moeite doen om moeizaam in een vreemde taal te communiceren met je Chinese vrienden als het via een knopje in je oor ook kan in het Nederlands, het Fries of het Stellingwerfs? Je eigen taal, dat is de taal die je ouders geleerd hebben – er zijn ook mensen die denken dat computers eerdaags hersengolven kunnen transporteren van het ene brein naar het andere, maar dat lijkt me écht toekomstmuziek, en misschien nog niet eens wenselijk.
Aan die eigen taal heb je genoeg.
Privater
Althans, toen ik deze theorie onlangs aan iemand voorlegde – ik leg hem voortdurend aan iedereen voor, ik ben licht geobsedeerd door de gedachte dat Kunstmatige Intelligentie ons denken over taal uiteindelijk op allerlei manieren gaat beïnvloeden, al kan ik nog niet overzien op welke manieren dat dan gaat gebeuren. Mijn gesprekspartner wees me echter op een interessante reden om onze kinderen ook in tijden van AI nog altijd meertalig op te voeden: hun gezondheid.
We weten dat meertaligheid voordelig is voor in ieder geval bepaalde aspecten van de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen, en dat ook op latere leeftijd het brein baat kan hebben bij meertaligheid. Het is best mogelijk dat de hersenen daarvoor eigenlijk gemaakt zijn, dat eentaligheid een ‘verminking’ is, dan willen we onze kinderen die verminking niet aandoen, en ze dus nog een tweede taal leren, waarbij we hopelijk kunnen kiezen uit een rijk repertoire van talen die in de omgeving gesproken worden.
Maar al die talen worden uiteindelijk veel privater dan we gewend zijn, het zijn talen voor jezelf, talen die om welke reden dan ook je voorkeur hebben, private instrumenten waarmee je met iedereen kunt communiceren. Er is geen taalpolitiek meer buiten de persoonlijke keuze.
Helemaal eens met de conclusie dat de belangrijkste taalpolitieke keuze een persoonlijke is. Zelf denk ik dat een toekomst met babelfish-oortjes ook diepere gevolgen kan hebben. Zware gebruikers hebben dan in hun interacties —precies op het wrijfvlak van het intermenselijk contact— een zwarte doos gestopt die onvoorspelbare dingen kan doen en waaraan ze volledig onderworpen zijn.
Naarmate meer mensen zo’n systeem gebruiken (en er vanuit gaan dat het werkt) verschuift de sociale verantwoordelijkheid voor de vertalingen van het systeem naar de gebruikers ervan. Immers, de eentalige spreker kan de kwaliteit van de vertaling niet zelf checken, en de anderstalige luisteraar heeft geen toegang tot het origineel. De enige maat wordt dus de reactie van de ander.
Als je een beetje uitzoomt zie je dat dat leidt tot een grotere selectiedruk (in cultureel evolutionaire zin) tegen taalvormen die —door biases, gebrekkige trainingsdata en andere voor ons onzichtbare systeemfactoren— minder goed vertaald worden of zorgen voor turbulentie. Mensen die dit soort systemen veel gebruiken zullen dus al snel uitkomen op vereenvoudigde vormen die geoptimaliseerd zijn voor het systeem als tussenpersoon. Jip en Janneketaal voor iedereen.
Dat we goed zijn in dat soort vereenvoudiging zie je nu al in ‘robot directed speech’: na een aantal interacties leren mensen hun Siri en Alexa toe te spreken in afgebeten en versimpelde zinnen met enkelvoudige taalhandelingen. Het is subtiel anders dan pidginisatie (de vereenvoudiging die optreedt bij direct taalcontent in een soort snelkookpan van taakgerichte interactie), maar deelt er ook eigenschappen mee. Het verschil is dat de uitkomst niet zozeer een mengvorm is maar een soort ‘lowest common denominator’ op het gebied van betekenis en interactie. Een regressie naar het gemiddelde die onzichtbaar is omdat ‘ie voor 80% van de mensen 80% van de tijd goed genoeg werkt.
Onzichtbaar, behalve voor meertalige revolutionairen. Het uitdoen van je oortje wordt een radicale daad. Meertaligheid wordt een vorm van verzet.
Vergeet u niet de belangrijkste functie van taal? Nauwkeurige communicatie is wat ons kan onderscheiden: gevoelens nuanceren en precies uitdrukken wat we bedoelen. Voor veel mensen is dat al een hele moeilijke opgave. Laat talenkennis verder afbrokkelen (verschillende talen bieden verschillende mogelijkheden) en mensen worden sociaal steeds beperkter.
Kunstmatige Intelligentie Is straks de nieuwe taalpolitie. Terecht. Zij filtert haatdragende teksten, controleert op onnodig kwetsen en zal de schrijver met een kleine stroomstootjes waarschuwen dat hij de kunstenaar pijn doet. Er komt een nieuwe wereld orde. Ik droom dit even. En omdat ik dit droom kan dit best het geval worden.
Jaren heb ik in Catalonië gewoond. Op het einde was het niet meer leuk daar. Ik kreeg steeds de opdracht in het Catalaans te moeten communiceren en NIET in het Spaans. Dit soort democratische fascisme wilde ik niet meemaken. Ik ben toen 1200 kilometer zuidelijker gaan wonen. Gelukkig is de Catalaanse jeugd anders gaan denken en heeft zij zich de Kunstmatige Intelligentie eigen gemaakt door stiekem niet alleen over hun eigen grenzen te kijken maar, nog verder. De horizon kleurt Kunstmatige Intelligent rood.
Als vrijwilliger bij het digitaal inloopspreekuur in de bibliotheek kreeg ik een Iraanse vrouw aan tafel die graag Nederlands wil leren. Via een contact had ze in een mailtje een linkje naar de website van een instituut waar ze het aanvraagformulier voor een taalcursus kon vinden. Ze sprak geen woord Nederlands en heel minimaal Engels. Het lezen (en schrijven) in het Latijnse alfabet ging nog niet: heel traag en lettertje voor lettertje. De site van het taalinstituut had ergens dat aanvraagformulier staan (helaas alleen in het Nederlands) maar zover was ze nooit gekomen.
Mijn kennis van het Farsi is vrijwel nihil. Ze had op haar smartphone een vertaalapp die het gesproken woord toont én vertaalt naar de gewenste taal. Ik lees een vraag uit het formulier voor, de app toont in het Nederlands wat ik gezegd heb en toont tevens die vraag in het Farsi. Klopt de Nederlandse tekst niet helemaal, dan kan ik die (met intoetsen) aanpassen.
Zij antwoordt in het Perzisch, je ziet het Farsi equivalent plus de vertaling in het Nederlands en ik vul het antwoord in op het formulier. Om haar een beter beeld te geven van de interactie open ik de webpagina van het aanvraagformulier een tweede keer en laat Google die tweede vertalen in het Perzisch. Met de beide formulieren op het laptopscherm en de smartphone in de hand ging het vervolgens probleemloos.
In dit geval was geschreven tekst handiger dan gesproken tekst: gebruik van copy/paste en bij het corrigeren van namen.
’t Was een nieuwe ervaring voor me: die toekomst is er dus al. Zelfs nog een tijdje ‘nagepraat’.
Zo gaat het dus GOED. *==)