Deze week begon ik met de tweedejaarsstudenten Nederlands in Groningen aan de cursus over moderne Nederlandse letterkunde vanaf 1930. Leidend voor de komende zeven weken is de vraag hoe literatuur haar lezers engageert. Vandaag verkenden we drie posities aan de hand van gedichten van P.C. Boutens en Nine van der Schaaf (autonomie: de dichter als ziener), Henriëtte Roland Holst en Freek van Leeuwen (activisme: de dichter als strijder) en M. Nijhoff (aanpassing: de dichter als burger).
Nijhoffs ‘Nieuwe gedichten’ (1934) brengt het dilemma aan het licht van de schrijver die zich na de verworven literaire autonomie (in Frankrijk rond 1850, in Nederland rond 1880) moet bezinnen op de vraag: hoe verbind ik mijn werk aan de wereld van nu en straks, zonder de verworven onafhankelijkheid van literatuur op het spel te zetten? Welke aanpassingen aan de burgerlijke wereld – de wereld van kantoor, fiets, radio en bioscoop – zijn in crisistijd opportuun? Interessante reacties van studenten: iemand als Nijhoff had met zijn geld en zijn auto gemakkelijk praten over “arbeiders der fabriek aan de overkant” (het sonnet ‘De vogels’).
Het zijn vragen die niets aan actualiteit hebben ingeboet. Dat blijkt wel uit de zojuist verschenen aflevering van Tirade (nummer 491, april 2023) over ‘verboden stemmen’. Deze verzameling essays, verhalen en gedichten boeit van kaft tot kaft. Het meest geraakt werd ik door het korte essay van de schrijver Ted van Lieshout (1955), ‘Langzaam verdwijn ik uit de tijd’. Van Lieshout denkt na over wat hij nog vermag als schrijver van kinderboeken in deze tijd.
Ik merk dat mijn ideaal, het autonoom kunstenaar voor kinderen zijn, onder vuur ligt en ik ervaar dat als verlammend. Mijn ouder wordende geest en lichaam kunnen dat niet aan. Als ik mijn opvatting – dat ik in vrijheid alle kunst moet mogen maken die ik nodig en zinvol acht – wordt gedwarsboomd door sociaal maatschappelijke begrenzingen en taboes, dan kan ik mijn vak niet uitoefenen en is er sprake van een beroepsverbod. De term is te stellig en te kort door de bocht, maar ik gebruik hem expres om aan te geven dat ik eigenlijk sprakeloos ben over deze ontwikkeling, die in veel bredere zin gepaard gaat met het demonstratief veroordelen en zelfs vernielen van kunst.
Ted van Lieshout had al de nodige ervaringen met censuur (zijn roman Gebr. mocht dertig jaar geleden niet verschijnen in Spanje en Rusland), toen ook in Nederland van hem werd verwacht dat hij zich zou aanpassen aan de nieuwe moraal, of zou zwijgen.
Het vormen en vooral ventileren van een mening was niet moeilijk geweest (maar ook niet langer zonder risico). Wie heeft het recht om een schrijver het recht te ontzeggen zich te verplaatsen in een personage dat anders is dan die schrijver zelf? Dat is toch het wezen van literatuur en kunst? Censuur is toch hoe dan ook vernietigend, ongeacht de eventuele goede bedoelingen van opvoeders? Ted van Lieshout daarentegen zoekt de wijsheid in een ongemakkelijke slotalinea:
Ik heb me erbij neer te leggen. Want het is niet mijn toekomst waarvoor ze deze veranderingen willen, maar de hunne, dus moet ik niet in de weg gaan staan. Ik moet een pas opzij zetten en verder hoef ik alleen maar te zorgen dat ik niet wegkwijn.
In Groningen maakte Ted van Lieshout onlangs veel indruk met een prachtige, rustige voordracht uit eigen werk tijdens het festival Het Grote Gebeuren. Tijd voor een volgende uitnodiging.
Kruzdlo zegt
Gevoelig betekent dat, dat Ted van Lieshout ondergronds moet of al is. De dichter schreef: Blind hebben zij gewed op dit kortstondig leven. Als de dichter Achterberg nu geleefd had waren al zijn boeken uit de schappen van de boekwinkels gehaald. Toch is er hoop, er borrelt een nieuwe wereld uit de puinhopen die internet heet. Kunstmatige intelligentie wil géén haat. Het is wachten op het nieuwe systeem van AI… die haatdragende tekst er meteen uit filtert en de kunstenaar zijn vrijheid teruggeeft. Kunstmatige intelligentie gaat deze strijd winnen.
Berthold van Maris zegt
Wat bedoel je met “engageert”? Is dat wel Nederlands?