Mijn meest dierbare boeken zijn de romans en dichtbundels die mijn vader heeft ingebonden en soms voorzag van cassettes. Toen ik in 1991 mijn propedeuse haalde, kreeg ik De kleine Johannes van Frederik van Eeden in een leren band met handmatig aangebrachte belettering. Voor mijn doctoraal in 1996 stak hij de laatste dichtbundel van Lucebert in een nieuwe, handgemaakte cassette met fraaie letteropdruk.
van de maltentige losbol – een boek met gedichten, tekeningen en gouaches – was twee jaar eerder verschenen, kort na de dood van de dichter op 10 mei 1994. Deze week haalde ik het royaal vormgegeven boek weer eens uit de kast. Aanleiding was het herlezen van de roman Over het krakende ei van Cobi van Baars, waarin het werk van Lucebert en de pogingen om dat werk te duiden een belangrijke rol spelen.
over het krakende ei
dwaalt een hemelse bode
op zoek naar zijn antipode
en dat zijt gij
Het is de eerste strofe van Luceberts gedicht ‘poëzie is kinderspel’ uit de late jaren vijftig.
Komende woensdag verzorg ik in Nijmegen een lezing over de nieuwe, indrukwekkende roman van Cobi van Baars, De onbedoelden. Ik verdiepte me opnieuw in haar eerdere drie romans en in haar schilderijen. Lucebert blijkt ook in dat deel van haar oeuvre aanwezig. De reeks doeken Ei en oer (2012) gaf zij regels mee uit de poëzie van de Vijftiger, waaronder deze: “als je weet waar ik ben zoek me dan”.
Zo komt van het een weer eens het ander: van De onbedoelden naar de vroegere romans van Cobi van Baars en van de vroege gedichten van Lucebert naar het late werk van de maltentige losbol.
als je weet waar ik ben zoek me dan
als je weet waar ik ben zoek me dan
bij de winden van morgen bij de grijsaards de kinderen
geen blinddoek zal het je verhinderen
bij afwezigheid mijn ziel te plunderen
de grijze vruchten van vlees en vrees
in een dwaalspoor weg te werpen
en je over niets meer te verwonderen
want vanwaar ik ben gegaan en aangekomen
zal ook jij zijn agiel haast aalachtig
en we vloeien samen de rijke en de arme
de scherprechter en de gehangene
de engel en de ongenode gast
naar bed gaan zij beiden lichtschuw
de buit in de vuist
en kussen elkaar dood weer tot leven
eeuwig de tijd in het oor de klok van het oor
in schulden gedompeld in kussens gesmoord
maar waar ik in het tikken stik adem jij in mij voort
Het gedicht zal wellicht een plaats krijgen in het boek over late stijl in nieuwe poëzie dat ik voorbereid en dat eerder deze week door Wiel Kusters al grootmoedig in het vooruitzicht werd gesteld in Spui25, tijdens een programma dat was gewijd aan zijn biografie over Gerrit Kouwenaar. (Komend najaar heb ik mijn eerste onderwijsvrije blok sinds de lente van 2009: daarna komt er van alles – beloofd).
Karakteristiek voor veel gedichten in Luceberts laatste bundel is de betrekkelijke toegankelijkheid. Vergeleken met vroeger werk is de zinsbouw overwegend conventioneel, de strofering regelmatiger en zelfs eindrijm krijgt een plaats. De dichter die vanaf de vroege jaren vijftig gold als aanvoerder van de avant-garde kon het zich tegen het einde van zijn leven veroorloven om de grens van het sentiment op te zoeken, zoals in de slotregel van dit gedicht. Het revolutionaire elan van de vroege jaren en de woede tegen de wereld in de latere bundels heeft plaatsgemaakt voor introspectie. Een diep verlangen wordt tot uitdrukking gebracht. De engel – sinds zijn vroege ontdekking van Rainer Maria Rilke nooit verdwenen uit Luceberts gedichten, doeken en tekeningen – dient zich aan, samen met diens antipode, de ongenode gast – een demon, de dood – die de geliefden van elkaar zal scheiden. Herinnerd worden “duitse waanzin” en “feilen die oude fouten overtroeven”. De dichter kijkt in de spiegel. Na de laatste bundel kwamen nog enkele nagelaten gedichten, die ik wil gaan herlezen als resultaten van het kijken in de spiegel.
Hij wist: “alleen het woord is waar”. De taal moest het waarmaken, moest heel maken wat gebroken was. Het verlangen om samen te vloeien overheerst in de late stijl. De hoop op een revolutie is vervlogen, maar met het einde in zicht bevestigt de dichter zijn vitaliteit als speler met klanken en paradoxen; deze nauwgezette ontregelaar, die in zijn laatste boek aankondigde de aarde zingend te verlaten
Laat een reactie achter