Zomaar gekeken naar een paar debatten deze week.
Als het goed is, is er bij debatten in de plenaire zaal maar één aangesproken persoon, de voorzitter (m/v). Die heeft op de hogere zetel ook één voorrecht: hij of zij kan iedereen met u aanspreken, ook de aanwezigen in vak-K.
Als het goed is, treedt de voorzitter als leider in de vergadering corrigerend op, zodra iemand een bewindspersoon rechtstreeks aanspreekt en niet op een indirecte manier, in functie. Vergis ik me, of zijn voorzitters minder bang om het ene Kamerlid in dat opzicht tot de orde te roepen dan het andere? Nou, ik weet het wel zeker.
Zo is het ook met de publieke tribune. Als er Toeslagenouders of gedupeerden uit Groningen zitten en van zich laten horen, dan wordt daar direct tegen opgetreden. Vriendelijk wellicht, maar beslist: geen blijken van instemming of afkeuring van die zijde en anders ontruiming! Dan is het vreemd als de minister van Justitie en Veiligheid eerder deze week even niet op de juiste titel van een voorstelling kan komen en er zich dan het volgende in de vergaderzaal ontwikkelt:
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Als ik me niet vergis heet het Stoelen om tafel. Zoiets. Het is jammer dat ik die nu even niet scherp heb. Misschien komt dat nog even in de app.De voorzitter:
Ik zie dat er op de tribune geknikt wordt.Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja, toch? A Seat at the Table heet het. Ik dacht: ik hou het even Hollands.De voorzitter:
We hebben een hulplijn ingezet.Minister Yeşilgöz-Zegerius:
A Seat at the Table. Sorry. Het lijkt me ook heel mooi om dat zelf een keer te zien.Komisch, de voorzitter verwijst naar een televisieprogramma als er vanaf de tribune een antwoord naar de minister geroepen wordt, niks dreiging met ontruiming of zo.
Een andere reddingboei waarop de minister drijft is de door haar net ook genoemde app – niet zelden vraagt zij haar ambtenaren tijdens het debat om haar langs die lijn te helpen:
- Misschien komt dat nog even in de app.
- het kan allebei onder mishandeling vallen. Dat komt zomaar in mij op. Nee, ik krijg het in de app.
- (Op een van de herhaalde momenten dat de minister vooruitgrijpt naar de halfjaarlijkse rapportage aan de Kamer:) Het is in juni, lees ik net in een appje. Nou, die komt er vrij snel aan.
Als het goed is, wordt er in de debatten in functie naar elkaar verwezen: de minister van Landbouw, de minister van J&V of de geachte afgevaardigde, respectievelijk het Kamerlid X (of zoals minister Grapperhaus graag zei “het Lid”). Premier Rutte loopt voorop in het informaliseren van de kamercultuur door ministers familiair voornamen te geven en sommige Kamerleden ook, de een meer dan de ander. Daar treden voorzitters niet tegen op – en dat lijkt me simpelweg incorrect. Regels blijken geen regels te zijn.
Deze week ging de minister van J&V nog iets verder, zij verwees met haar voornaam naar zichzelf: “Als u mij als minister, als Dilan, vraagt waar ik het meest naar kijk en wat letterlijk de kracht is, zoals mevrouw Simons vroeg, zeg ik: dát is de kracht.”
De voorzitter (v/m) corrigeerde niet. Vreemd, deelnemers aan een debat hébben geen voornamen – is dat een omissie in het Reglement van Orde?
De minister maakte het sowieso persoonlijk door naar haar opleiding te verwijzen: “Ik weet het: ik sta hier als niet-jurist als minister van Justitie en Veiligheid. Dit is nou het deel waarvoor ik wel heb gestudeerd. Een organisatie veranderen doe je niet van buitenaf.” Vreemd, maar ze bevestigde wel het beeld: als minister Yeşilgöz iets voorleest kan dat juridisch klinken en horen we ambtenaren, als ze improviseert spreekt er eerder een consultant.
Dit stuk verscheen eerder op Nomeis
Laat een reactie achter