Dit stukje gaat over een insect dat volgens mijn gegevens in de Randstad niet voorkomt: de meikever. De meikever komt globaal genomen in de Randstad niet voor omdat zijn biotoop er ontbreekt. Hij verschijnt alleen op de zandgrond en wel speciaal in de maand mei, vandaar zijn officiële naam, en hij leeft van de blaren van eik en beuk. Opmerkelijk is dat de naam meikever juist voorkomt in gebieden waar hij niet voorkomt. De naam meikever leer je blijkbaar op school.
Dat ik toch aandacht aan de meikever geef, komt door mijn jeugdherinneringen maar ook door de veelheid aan aardige namen die de meikever heeft. De meikever ‘leende’ zich goed voor leuke spelletjes. Je deed een draadje aan z’n pootje en dan liet je ’m rondjes vliegen. Om een onwillige meikever toch te laten opstijgen werd hij met een versje toegesproken:
Meulenerke teld oe geld
En gaat dan nog ’s vliegen,
Anders kommen de dieven
De dieven nemen oe mee naar ’t veld.
Meulenerke teld oe geld.
De meikever wordt in West-Brabant meulenaer en in andere streken mulder genoemd omdat sommige exemplaren een witte kleur hebben alsof er meel op hun dekschilden zit.
Dat opdreunen van dat versje leidde ertoe dat ’t beestje buigende bewegingen ging maken, ’t signaal voor een op handen zijnde ‘take off’. Dat gebuig was elders weer een reden om ’t beestje preekheer, predikant of, vervormd, sprittelekant te noemen, omdat bij die beroepen ’t buigen vanaf de kansel tot de praktijk behoort. Dat geldtellen vinden we weer terug in de naam tollenaar, die op Walcheren voorkomt.
Een grote groep benamingen voor in ’t noordoosten verwijzen naar de eetgewoonten van de meikever. Hij eet vooral bladeren van de eikeboom. Dat heeft namen in ’t leven geroepen als ekkelvretter, eikmulder, ekkelbrommer, ekkelworm, eikronker en dergelijke. Dit zijn nog maar enkele van de vele combinaties van verschillende benoemingsmotieven die er in de dialecten van het Nederlands voorkomen.
De meikever wordt gerekend tot de zeer schadelijke insecten. Want behalve dat een leger meikevers binnen de kortste keren hele bomen kaal kan vreten, doet de larf van de meikever, engerling geheten, zich te goed aan de wortels van die bomen.
Het gonzende, brommende geluid dat een in de avond aanvliegende meikever maakt, is in Zeeland en omstreken de reden geweest om hem ronker te noemen, dan wel ronkaard en ruller of net zoals Guido Gezelle in een gedichtje doet: averulle (= avondbrommer). In horrekoeie op Goeree zit het werkwoord horren dat ‘snorren’ betekent.
Dan zijn er nog al wat samenstellingen met worm, dat in de veel dialecten de naam is voor ‘insect’. Voorbeelden meiworm, proosworm en bromworm. Op de Veluwe heet de meikever torrewever, waarin zelfs twee namen voor ‘insect’ zitten. De etymologie van kitting dat alleen voorkomt of voorkwam in Baarle Hertog is duister.
In Vlaamse Kempen komen nog enkele opgaven ruiter voor. Die naam moet in het verleden veel algemener geweest zijn. Want hij wordt door Kiliaan opgegeven in zijn woordenboek uit 1599. De meikever heeft de naam ruiter waarschijnlijk gekregen omdat hij bij ’t paren nogal opzichtig en langdurig ’t vrouwtje berijdt.
Er is nog een tweede gebied waar de kever meikever heet. Dat vinden we in ’t zuidoosten van ons taalgebied. Dat is een echt dialectwoord want dat meikever-gebied maakt deel uit van een veel groter gebied dat zich uitstrekt tot ver in Duitsland.
Op de kaart hieronder is te zien hoe opvallend groot ’t aantal namen is in ons kleine taalgebied.
Bron: Kruijsen, Joep en Nicoline van der Sijs (samenstellers) (2016), Meertens Kaartenbank, op www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/; eerste versie gelanceerd in 2014
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, april 2016
addee81 zegt
In Gelinden (Belgisch LIMBURG), is een meikever ‘prousweurm’.
Jan Stroop zegt
‘proosworm’ staat ook op de kaart.
hansvanderveen1kpnmailnl zegt
Dank voor interessant verhaal! Beluistert ook eens van Reinhard Mey: ‘ Es gibt keine Maikäfer mehr ‘.
Geertje Slangen zegt
In Maaseik zeggen we bisebabel (of biesebabel) tegen een meikever.